In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een supermarkt, gelegen in Dalfsen. Eiser, de eigenaar van de supermarkt, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van de gemeente Dalfsen vastgestelde WOZ-waarde van € 1.885.000,- per 1 januari 2013, die was vastgesteld bij beschikking van 28 februari 2014. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, wat leidde tot een verlaging van de WOZ-waarde naar € 1.758.000,-. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze uitspraak op bezwaar, waarbij hij stelde dat de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de leegstand in het winkelcentrum en het toekomstige leegstandsrisico in de winkelbranche.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, onderbouwd door een taxatierapport van K.G. Troost, gediplomeerd WOZ-taxateur. De rechtbank concludeerde dat de referentieobjecten uit het taxatierapport vergelijkbaar waren met de onroerende zaak van eiser en dat de gehanteerde huurwaarde en kapitalisatiefactor niet te hoog waren. De rechtbank benadrukte dat de WOZ-waarde elk jaar zelfstandig moet worden vastgesteld en dat eerdere WOZ-waarden niet relevant zijn voor de huidige waardebepaling. De rechtbank volgde eiser niet in zijn argumenten en verklaarde het beroep ongegrond, zonder proceskostenveroordeling.