In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Hengelo en een gedaagde over de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb). De gemeente vorderde een bedrag van € 28.749,35 van de gedaagde, omdat deze niet had voldaan aan de verplichtingen om de uitgaven van het pgb te verantwoorden. De gedaagde had in 2013 een pgb ontvangen van € 27.107,08, maar had geen verantwoording afgelegd over de besteding van dit bedrag. De gemeente stelde dat de gedaagde onterecht betalingen had ontvangen en dat zij het bedrag moest terugbetalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde weliswaar een pgb had ontvangen, maar dat zij niet had voldaan aan de verplichtingen die aan de toekenning van het pgb waren verbonden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet tijdig verantwoording had afgelegd en dat de gemeente gerechtigd was om het teveel betaalde pgb terug te vorderen. De rechtbank heeft de vordering van de gemeente verminderd met een bedrag van € 11.532,97, waardoor de gedaagde € 15.574,11 moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die zijn begroot op € 904,00 voor het salaris van de advocaat en € 1.987,45 voor verschotten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.