ECLI:NL:RBOVE:2015:4417

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
08/760107-14, 08/147686-14, 08-061053-15 en 08/151348-13 (vord.tul.)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor zware mishandeling en poging tot zware mishandeling

Op 25 september 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige man uit Oldenzaal veroordeeld tot 9 maanden jeugddetentie, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De man is schuldig bevonden aan meerdere mishandelingen, waaronder zware mishandeling, een poging daartoe en eenvoudige mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in een opgefokte stemming, geen respect had voor de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers. De feiten vonden plaats in Oldenzaal, waar de verdachte zich schuldig maakte aan geweld tegen verschillende slachtoffers, met ernstige gevolgen voor hun gezondheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is en dat hij zich moet laten behandelen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van in totaal ruim 21.000 euro aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte onderworpen aan jeugdstrafrecht, gezien zijn leeftijd ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten en de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/760107-14, 08/147686-14, 08-061053-15 en 08/151348-13 (vord.tul.)
Datum vonnis: 25 september 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Somalië),
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 november 2014, 18 februari 2015, 7 juli 2015 en 11 september 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.W. Bosman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08/760107-14
Op 31 mei 2014 [slachtoffer 1] op ernstige wijze heeft mishandeld. Primair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling, subsidiair als een poging daartoe en meer subsidiair als mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
parketnummer 08/147686-14
Op 8 juli 2013 heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen, dan wel heeft mishandeld.
parketnummer 08/061053-15
Op 29 maart 2015 [slachtoffer 3] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
Parketnummer 08/760107-14
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te Oldenzaal aan een persoon genaamd
[slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(meerdere, althans één, gebroken (onder)tand(en) en/of vermiste
(onder)tand(en), althans ernstig letsel aan zijn gebit en/of een
doorgescheurde lip en/of meerdere, althans een hoofdwond(en)), heeft
toegebracht,
door deze [slachtoffer 1] opzettelijk
- ( met kracht) meerdere malen tegen het hoofd en/of elders op het lichaam te
slaan en/of te stompen en/of
- waardoor deze [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) terwijl deze [slachtoffer 1] op de grond ligt, (nogmaals) meerdere
malen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te Enschede ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- ( met kracht) meerdere malen tegen het hoofd en/of elders op het lichaam te
heeft geslagen en/of gestompt en/of
- waardoor deze [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) terwijl deze [slachtoffer 1] op de grond lag, (nogmaals) meerdere
malen tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te Oldenzaal opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1] ),
- ( met kracht) meerdere malen tegen het hoofd en/of elders op het lichaam
heeft geslagen en/of gestompt en/of
- waardoor deze [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) terwijl deze [slachtoffer 1] op de grond lag, (nogmaals) meerdere
malen tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (meerdere, althans één,
gebroken (onder)tand(en) en/of vermiste (onder)tand(en), althans ernstig
letsel aan zijn gebit en/of een doorgescheurde lip en/of meerdere, althans een
hoofdwond(en)), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
parketnummer 08/147686-14
hij op of omstreeks 8 juli 2013, in de gemeente Oldenzaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met een bezemsteel
op/tegen de kin en/of op/tegen de (linker)pols/arm en/of op/tegen het
(linker)scheenbeen, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
die [slachtoffer 2] een "zogenaamde" Flying-kick en/of karatetrap op/tegen de
borst, althans op/tegen het lichaam heeft gegeven, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 8 juli 2013, in de gemeente Oldenzaal,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] ), meermalen,
althans eenmaal met een bezemsteel op/tegen de kin en/of op/tegen de
(linker)pols/arm en/of op/tegen het (linker)scheenbeen, althans op/tegen het
lichaam heeft geslagen en/of
die [slachtoffer 2] een "zogenaamde" Flying-kick en/of karatetrap op/tegen de
borst, althans op/tegen het lichaam heeft gegeve, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Parketnummer 08/061053-15
hij op of omstreeks 29 maart 2015 te Hengelo, althans in de gemeente Hengelo (O) [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of door het meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen de arm(en) te schoppen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer 08/760107-14 primair, onder parketnummer 08/147686-14 primair en onder parketnummer 08/061053-15 ten laste gelegde, - met toepassing van het jeugdstrafrecht – wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaar. De officier heeft voorts gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde zal worden verbonden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering, ook als dat ambulante behandeling bij De Tender inhoudt.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08/760107-14 primair, het onder parketnummer 08/147686-14 primair en het onder parketnummer 08/061053-15 aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de bewijsvraag inzake de onder parketnummer 08/760107-14 aan verdachte ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08/147686-14 primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman gesteld dat verdachte geen opzet en evenmin voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. Het door aangever opgelopen letsel is beperkt gebleven tot enkele schrammen op armen en kin en een enigszins gezwollen enkel. Om die reden moet verdachte voor het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling refereert de raadsman zich wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Van de onder parketnummer 08/061053-15 ten laste gelegde mishandeling dient verdachte integraal te worden vrijgesproken, nu zowel uit het dossier als aan de hand van de daaraan toegevoegde camerabeelden enkel kan worden vastgesteld dat verdachte een broodje in de richting van aangever heeft gegooid, maar niet dat er verder sprake is geweest van enig fysiek contact.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de hierna op te nemen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Ten aanzien van parketnummer 08/760107-14
[slachtoffer 1] heeft op 2 juni 2014 bij de politie aangifte gedaan van het navolgende.
Op 31 mei 2014 bevond aangever zich bij de cafetaria aan de Burgemeester Wallerstraat te Oldenzaal, waar hij een jongen heeft aangesproken op, naar zijn mening, diens storende gedrag. Nadat aangever met het door hem bestelde eten de cafetaria weer had verlaten, ontstond er een woordenwisseling met de hiervoor bedoelde jongen. Toen aangever hierop doorliep naar zijn verderop geparkeerde auto, werd hij door de jongen aangevallen, waarbij hem meerdere klappen met de vuist op/tegen het hoofd en elders op/tegen het lichaam werden toegediend. Ten gevolge van deze klappen werd aangever duizelig, leed hij veel bloedverlies en verloor hij kort daarop het bewustzijn. Een half uur na het gebeurde is aangever in het ziekenhuis weer bij kennis gekomen.
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zich samen met verdachte bevond op het terras voor de bedoelde cafetaria, toen verdachte door een daar aanwezige vrouw en even later ook door en man, werd aangesproken op zijn gedrag. De getuige zag dat verdachte steeds meer opgefokt raakte. Nadat deze man even later weer uit de cafetaria kwam en naar zijn auto liep, zag de getuige dat verdachte naar de man toeliep, waarop zij met elkaar begonnen te duwen en trekken. De getuige zag vervolgens dat verdachte de man vol op het hoofd sloeg, waarna deze op de grond viel en verdachte op de man in begon te slaan en hem met de rechter vuist drie keer in het gezicht sloeg. De getuige zag later dat de man het bewustzijn verloor.
De getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat zij een jongen hoorde schelden tegen een meneer die de cafetaria binnenliep. Toen deze meneer weer naar buiten kwam en naar zijn auto liep, zag de getuige dat eerder bedoelde jongen ook naar deze auto liep en direct daarna de man met zijn rechter vuist vol in het gezicht sloeg, waarna deze kort daarna het bewustzijn verloor.
Uit de geneeskundige verklaring, gedateerd 4 juli 2014, blijkt dat bij aangever sprake was van een barstwond voorhoofd, wond onderlip en gebroken tand. De genezingsduur werd geschat op vier tot zes weken.
Op 21 augustus 2014 werd aangever aanvullend gehoord over het letsel dat hij had opgelopen en het herstel daarvan. Aangever verklaarde dat de volledig doorgescheurde lip niet herstelde, waarna deze twee maal opnieuw moest worden doorgesneden. De wond op het voorhoofd is weliswaar genezen, maar aangever heeft er wel blijvende littekens aan overgehouden. Het gebit van aangever is door de mishandeling volledig geruïneerd en een bottransplantatie is noodzakelijk voor het plaatsen van implantaten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 mei 2014 een woordenwisseling kreeg met een man op het terras van cafetaria [cafetaria 1] te Oldenzaal. Toen deze man even later weer naar buiten kwam en langs hem, verdachte, heen naar zijn auto liep en daar tegen hem, verdachte, begon te schelden, is hij naar de man toegelopen om verhaal te halen. Toen de man daarop tegen hem begon te duwen en een slaande beweging maakte, heeft hij de man een klap gegeven waardoor deze eerst tegen zijn auto en vervolgens op de grond viel. Toen de man op de grond heeft hij de man nog twee klappen na gegeven.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank - op grond van de aangifte, de genoemde getuigenverklaringen en de medische informatie - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meermalen met kracht tegen het hoofd van aangever heeft geslagen.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe deze gedragingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door meermalen met kracht tegen het hoofd van aangever te slaan, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Een gevolg dat zich in dit geval ook heeft voorgedaan, zoals blijkt uit de eerder vermelde geneeskundige verklaring met de daarbij gevoegde bijlagen en de daarop gegeven aanvulling door aangever. De rechtbank is van oordeel dat voormeld letsel, in samenhang bezien, als zwaar lichamelijk kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft daarbij tevens de genezingsduur van het letsel, de noodzaak van hersteloperaties en de blijvende schade in de vorm van een litteken op het voorhoofd in aanmerking genomen.
Ten aanzien van parketnummer 08/147686-14
Op 8 juli 2013 ontstond onenigheid tussen aangever en verdachte omtrent het al dan niet verlenen van voorrang. Aangever heeft in dit verband verklaard dat verdachte op hem kwam aflopen, waarop hij met behulp van een bezemsteel tevergeefs heeft geprobeerd verdachte van zich af te houden. Verdachte heeft de bezemsteel in handen gekregen en heeft aangever daarmee op zijn kin, pols en scheenbeen geslagen, die daardoor pijn ondervond. Verdachte is hierna weggefietst, achterna gezeten door aangever. Op enig moment is er opnieuw een confrontatie tussen beiden ontstaan, waarbij verdachte op aangever is afgerend en hem op de borst heeft getrapt.
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij ruzie kreeg met een persoon met een bezem, naar aanleiding van de vraag wie van hen beiden voorrang had. Verdachte heeft op enig moment de bezem uit de handen van de man getrokken en deze daarmee geslagen. Toen verdachte daarna weggefietste werd hij achtervolgd door de man. Verdachte werd het op een gegeven moment zat en heeft de man toen een zogenoemde flying kick gegeven, waardoor deze op de grond kwam te vallen.
De raadsman heeft aangevoerd dat bij verdachte geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is een ander oordeel toegedaan. Er is sprake van (voorwaardelijk) opzet op een bepaald gevolg indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal optreden en deze kans vervolgens ten tijde van de gedraging op de koop heeft toe genomen. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. In dit verband neemt de rechtbank in haar overweging mee dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is, gelet op alle omstandigheden, van oordeel dat er sprake is van een poging zware mishandeling. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij het zat was dat aangever hem bleef achtervolgen, waarop hij aangever een flying kick heeft gegeven, kennelijk met de bedoeling dat aangever hierna definitief niet meer tot een verdere achtervolging in staat zou zijn.
Desgevraagd heeft verdachte in dat verband verklaard dat de flying kick betrof het nemen van een aanloop en het vervolgens met een opspringende beweging geven van een trap tegen de borst. Hoewel de verwondingen niet zodanig waren dat hierbij vitale delen van aangever zijn geraakt , is de rechtbank van oordeel dat in de uiterlijke verschijningsvorm van het op deze wijze met kracht trappen op de borst, er een aanmerkelijke kans is dat het geweld zoals dat door verdachte is gepleegd, zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt. Door onder de hiervoor geschetste omstandigheden een trap uit te delen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen, zodat zijn opzet ten minste in voorwaardelijke zin op dit gevolg gericht was.
Ten aanzien van parketnummer 08/061053-15
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangever heeft verklaard dat hij op 29 maart 2015 bij de [cafetaria 2] in Hengelo (O) met twee personen aan het praten was, toen hij plotseling van achteren werd aangevallen door een jongen die even daarvoor was binnengekomen en hem, aangever, zat uit te dagen.
Aangever voelde een harde klap op zijn hoofd en daardoor pijn.
De getuige Keskin verklaarde dat hij in de [cafetaria 2] aan het werk was, toen er een donkere jongen in de zaak was die duidelijk op een confrontatie uit was. De getuige zag vervolgens dat deze jongen iemand met kracht tegen het achterhoofd sloeg.
De verdachte heeft verklaard dat hij bij de [cafetaria 2] en woordenwisseling heeft gehad waaruit een ruzie is ontstaan en waarbij hij een broodje naar het hoofd van de jongen heeft gegooid die later aangifte tegen hem heeft gedaan.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de verklaring van verdachte, op verzoek van de verdediging de camerabeelden bekeken die op de plaats delict zijn gemaakt. De rechtbank ziet daarin - anders dan de raadsman - geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door aangever en genoemde getuige bij de politie afgelegde verklaringen. In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op de beelden waarneembaar is dat door verdachte - met naar niet valt uit te sluiten mogelijk een broodje in zijn hand - een slaande beweging richting het hoofd van aangever wordt gemaakt en deze daarbij ook wordt geraakt.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem op het hoofd te slaan. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende bewijs voorhanden is voor het in de tenlastelegging opgenomen schoppen door verdachte tegen de armen van aangever. Van dit onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/760107-14 primair, het onder parketnummer 08/147686-14 primair en het onder parketnummer 08/061053-15 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Wat betreft parketnummer 08/760107-14
hij op 31 mei 2014 te Oldenzaal aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ( gebroken (onder)tand(en) en vermiste (onder)tand(en), en een
doorgescheurde lip en een hoofdwond), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer 1] opzettelijk
- met kracht meerdere malen tegen het hoofd te slaan of te stompen en
- waardoor deze [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- vervolgens terwijl deze [slachtoffer 1] op de grond ligt, nogmaals meerdere
malen tegen het hoofd te slaan of te stompen;
Wat betreft parketnummer 08/147686-14
hij op 8 juli 2013, in de gemeente Oldenzaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen met een bezemsteel
op/tegen de kin en op/tegen de (linker)pols/arm en op/tegen het
(linker)scheenbeen, heeft geslagen en die [slachtoffer 2] een "zogenaamde" Flying-kick
of karatetrap op/tegen de borst heeft gegeven, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat betreft parketnummer 08/061053-15
hij op 29 maart 2015 te Hengelo, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3]
op het hoofd te stompen of te slaan.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder bovengenoemde parketnummers meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 300 en 302 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
voor wat betreft parketnummer 08/760107-14
het misdrijf: zware mishandeling;
voor wat betreft parketnummer 08/147686-14
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
voor wat betreft parketnummer 08/061053-15
het misdrijf: mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De feiten
Verdachte heeft zich, telkens in opgefokte stemming, schuldig gemaakt aan verschillende geweldsdelicten, te weten zware mishandeling, een poging daartoe en een eenvoudige mishandeling. De verdachte heeft daardoor blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers.
Met name in het eerstbedoelde geval is door verdachte grof geweld gebruikt. Het slachtoffer heeft hierdoor onder meer zeer ernstige schade aan zijn gebit bekomen, waarvoor hij momenteel nog steeds ingrijpende behandelingen moet ondergaan en nog steeds hinder ondervindt bij het eten. Ook zal het slachtoffer naar alle waarschijnlijkheid een litteken op zijn voorhoofd overhouden. Het slachtoffer is door de uitbarsting van geweld niet alleen fysiek getekend, maar heeft ook psychisch zodanig te kampen met de gevolgen, dat hij professionele hulp heeft moeten inroepen.
Hoe diep de gebeurtenis heeft ingegrepen in het leven van het slachtoffer is op pregnante wijze naar voren gekomen uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Daarin geeft hij aan dat hij door de mishandeling voor de rest van zijn leven is getekend, zowel zichtbaar als onzichtbaar. Hij kan de boosheid dat zijn toekomstperspectief misschien wel voor altijd bepaald zal worden door het gebeurde, nog steeds niet los laten.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 juni 2015, waaruit blijkt dat hij in het recente verleden al eerder ter zake een geweldsdelict tot straf is veroordeeld;
- de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportages van de GZ-psycholoog H.R.J. ter Borg en de psychiater G.J.A.M. Bakkeren, respectievelijk gedateerd 21 juli 2014 en 29 juli 2014;
- het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 4 februari 2015 van J.C. Muller, als reclasseringswerker verbonden aan de afdeling jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils.
Uit de rapportage van de psychiater komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een stoornis in de impulsbeheersing. Tevens is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en wel een onrijpe, vertraagde, nog onvolledig ontwikkelde persoonlijkheid met kenmerken van een antisociale persoonlijkheid zoals ernstig agressief reageren, waarbij hij andermans grenzen ver overschrijdt, alsmede een gewetenszwakte. Met name raakt verdachte geagiteerd als hij wordt geprovoceerd door zaken die betrekking hebben op lichamelijke integriteit. Hij lijkt zich dan snel bedreigd te voelen en reageert vervolgens met een overmaat die door een zwak geweten niet wordt geremd.
De psycholoog rapporteert dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis, begonnen in de adolescentie, waardoor hij de ongeoorloofdheid van zijn oplopende woede niet volledig heeft kunnen inzien, zoals in die mate de gemiddelde adolescent in staat zijn wil, in overeenstemming met een dergelijk besef te bepalen.
Beide gedragsdeskundigen adviseren om verdachte op basis van de gesignaleerde stoornis en de gebrekkige ontwikkeling als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Aan de hand van het risicotaxatie instrument SVARY is een inschatting gemaakt van de kans op recidive van gewelddadig gedrag. Het risico op herhaling wordt als verhoogd ingeschat als verdachte niet behandeld wordt. De interventie die kan worden ingezet om de risicofactoren te voorkomen/beperken, kan bestaan in een reclasseringstoezicht met in dat kader een ambulante behandeling binnen een forensische polikliniek als De Tender, waarbij verdachte kan leren met agressieve gedachten en gevoelens om te gaan.
De reclassering heeft in haar adviesrapport in navolging van de gedragsdeskundigen aangegeven dat er een verhoogd risico op recidive is en dat behandeling noodzakelijk is.
Toepassing jeugdstrafrecht
De raadsman en de officier van justitie hebben beiden verzocht het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen.
Verdachte had ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten de leeftijd van achttien jaren maar nog niet die van drieëntwintig jaren bereikt. In dat geval kan de rechtbank conform het bepaalde in artikel 77c Sr, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh Sr.
Gelet op de persoonlijkheid van verdachte, zoals deze naar voren komt uit de eerdergenoemde rapportages van de gedragsdeskundigen en de reclassering, zal de rechtbank aan artikel 77c Sr toepassing geven en verdachte berechten volgens het jeugdstrafrecht.
Jeugddetentie
Al het voorgaande in overweging nemende, daarbij mede in aanmerking genomen de door de gedragsdeskundigen geconcludeerde licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte - welke conclusie de rechtbank als goed onderbouwd overneemt - acht de rechtbank oplegging van een jeugddetentie voor de duur van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering en in dat kader wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van De Tender of soortgelijke ambulante forensische zorg.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1], wonende te [adres 1] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces ter zake het hiervoor onder parketnummer 08/760107-14 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 48.208,09 (acht en veertig duizend tweehonderd acht euro en negen eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit:
  • materiële schade (onderverdeeld in diverse posten) van € 23.208,09;
  • immateriële schade van € 25.000,--.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van € 48.209,09. Met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair betoogd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat dat, gelet op de complexiteit van het voegingsformulier, een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren.
Subsidiair heeft de raadsman wat betreft de gevorderde materiële schade verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren c.q. de vordering af te wijzen ten aan zien van de kostenposten:
- tijdsinvestering tandarts en implantologie en inkomstenderving;
- clubtenue tennisvereniging;
- bebloede tennisschoenen;
- kosten behandeling psycholoog;
- kosten behandeling litteken;
- eigen risico zorgverzekering;
- vrijwillig afsluiten aanvullende verzekeringen;
- reiskosten tandarts en implantologie;
- kosten ziekenhuis;
- andere kosten.
Genoemde posten zijn naar het oordeel van de verdediging niet aan te merken als rechtstreekse schade respectievelijk niet voldoende onderbouwd.
Overwegingen van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij is in zoverre in zijn vordering ontvankelijk. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de opgevoerde schadeposten als volgt.
Materieel
Eigen risico zorgverzekering
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit ziektekosten heeft moeten maken. Gesteld wordt dat deze kosten grotendeels zijn gedekt door de zorgverzekeraar, maar dat het eigen risico over de jaren 2014 en 2015 respectievelijk € 310,80 en € 375,-- bedraagt.
De rechtbank acht deze bedragen aannemelijk en zij waardeert deze schadepost aldus op een totaalbedrag van € 685,80.
Bebloede schoenen
De benadeelde partij stelt dat als gevolg van de mishandeling de door hem ten tijde daarvan gedragen tennisschoenen besmeurd waren met bloed en niet meer schoon waren te krijgen. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze schade is ontstaan als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Zij waardeert deze schadepost op een bedrag van € 80,--.
Reiskosten
De benadeelde partij stelt dat hij reiskosten heeft gemaakt in het kader van zijn herstel. De rechtbank acht deze kosten op grond van het als bijlage bij het voegingsformulier gevoegde reiskostenformulier de Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding voldoende onderbouwd en zij zal deze schadepost daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 1.561,36.
Daggeldvergoeding ziekenhuis
Dit forfaitaire bedrag is gebaseerd op de letselschaderichtlijn opgesteld door maatschappelijke organisaties en zorgverzekeraars. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 28,-- toewijzen.
Kosten tandarts/implantologie
De rechtbank acht met de overgelegde stukken genoegzaam aangetoond dat voor rekening van de benadeelde partij tandartskosten zijn gemaakt en nog zullen moeten worden gemaakt ter zake van de aan het gebit toegebrachte schade. De raadsman heeft deze post niet betwist. De rechtbank zal de gevorderde tandartskosten van in totaal € 3.273,67 en de kosten implantologie ad € 7.914,98 toewijzen.
Immaterieel
De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat er uit hoofde van de tot nu toe bekende en in het voorgaande beschreven letsels en letselgevolgen immateriële schade is geleden, van zodanige omvang dat aan de benadeelde partij daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een vergoeding van € 7.500,-- dient te worden toegekend. Het ter zake van immateriële schade meergevorderde zal worden afgewezen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, is ontstaan.
Gelet op het hiervoor overwogene is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert deze schade in totaal op een bedrag van € 21.043,81 bestaande uit
€ 13.543,81 materiële schade en € 7.500,-- immateriële schade.
De vordering zal tot die bedragen worden toegewezen.
Kosten juridische bijstand
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De door de benadeelde partij gevorderde gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn te rekenen tot de proceskosten, waaromtrent de rechter ingevolge het bepaalde in artikel 592a Wetboek van Strafvordering (Sv) in de daar bedoelde gevallen een afzonderlijke beslissing dient te geven. Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal deze kosten aan de hand van het kanton liquidatietarief, op grond van het opstellen van het voegingsformulier, het aantal zittingen en de daar voor de behandeling van de zaak gegeven toelichting, bepalen op 5 punten à € 400,--, te weten € 2.000,--.
In het niet toewijsbare deel van de vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen dienaangaande alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 2], wonende te [adres 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces ter zake het onder parketnummer 08/147686-14 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 906,72 (negenhonderd zes euro en twee en zeventig eurocent, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • kapotte GSM € 200,--;
  • fysiotherapie € 94,40;
  • reiskosten € 12,32
  • immateriële schade van € 600,--..
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van € 906,72, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair betoogd de benadeelde partij in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, gelet op diens eigen schuld aan de gewelddadige confrontatie met verdachte.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen voor wat betreft de kostenposten: nieuwe telefoon en voor wat betreft de gevorderde materiële schade.
Overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering deels ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn wat betreft de opgevoerde kosten fysiotherapie en reiskosten voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde in zoverre daarom toewijzen tot een bedrag van € 94,40 en € 12,32 inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts acht de rechtbank het aannemelijk dat door de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling immateriële schade is geleden. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zal de rechtbank in dat verband een vergoeding van € 300,-- toekennen.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft de mobiele telefoon is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen dienaangaande alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de hiervoor toegewezen schadevergoedingsvorderingen telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door respectievelijke feiten is toegebracht.

10.De vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter van 6 februari 2014 heeft de politierechter in de rechtbank Overijssel verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een deels voorwaardelijke geldboete van € 500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis. Ten aanzien van dat voorwaardelijk deel is de proeftijd van twee jaren bepaald, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich binnen die periode niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat dat genoemde, niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd. Gelast zal daarom worden, gelet op artikel 14g Sr, de tenuitvoerlegging van de geldboete van € 500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/760107-14 primair, onder parketnummer 08/147686-14 primair en het onder parketnummer 08/061053-15 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder genoemde parketnummers meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/061053-15: mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • dat de veroordeelde zich moet laten behandelen bij de kliniek “De Tender” of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • draagt de jeugdreclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 21.043,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2014;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 2.000,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 27.164,28 niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 406,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2013;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 500,-- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/151348-13
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 6 februari 2014, te weten een
geldboete€500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. M.C. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2015.
Buiten staat
Mr. Taalman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummers PLO5YD-2014055631, PLO5QB-2014055631-1, PLO5FA 2013069953 en PLO600-2015152821. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08/760107-14
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2015 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zat op 31 mei 2014 op het terras bij cafetaria de [cafetaria 1] te Oldenzaal. Daar zat ook een vrouw die aan mij vroeg om de sigarettenpeuk op te rapen die ik even daarvoor had weg geschoten. Ik weigerde dat. Er ontstond toen een meningsverschil tussen de vrouw en mij. Op zeker moment bemoeide een man zich ermee. Er volgde een woordenwisseling tussen mij en de man. Toen de man even later weer naar buiten kwam, liep hij langs mij heen naar zijn auto toe die ongeveer 10 meter verderop stond geparkeerd. Toen de man bij de auto stond begon hij weer te schelden tegen mij. Ik ben toen naar de man toegelopen om verhaal te halen. De man begon vervolgens tegen mij te duwen en hij maakte een slaande beweging naar mij, die ik kon ontwijken. Omdat ik mij niet zo maar laat slaan, heb ik de man een klap gegeven waardoor hij eerst tegen zijn auto en vervolgens op de grond viel. Toen de man op de grond lag, ben ik boven hem gaan staan, waarop ik hem nog twee klappen heb gegeven. Ik zag dat de man hevig bloedde.
Een proces-verbaal van aangifte van 2 juni 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was op 31 mei 2014 tussen 18.45 uur en 19.27 uur, bij chinees afhaal restaurant de [cafetaria 1] te Oldenzaal. Ik zag dat op het terras drie jongens zaten. Ik zag dat op een bepaald moment een vrouw binnen kwam die overstuur was en door de jongens was uitgescholden. Ik ben naar buiten gelopen en heb de jongens aangesproken. Ik zag een grote donkere jongen een intimiderende houding aannam. Ik ben weer naar binnen gelopen. Toen mijn eten klaar was, ging ik naar buiten. Ik zag dat de donkere jongen meteen naar mij toe kwam. Ik ben weggelopen naar de auto. Ik zag bij de auto ineens dat hij achter mij stond en mij aanviel. Ik heb een afhoudtrap gegeven en mij met mijn handen getracht te verweren. Ik kreeg daarna twee klappen met de vuist op mijn voorhoofd, gevolgd door twee klappen met de vuist op de mond. Daarna kreeg ik een klap met de vuist op de linker zijkant van mijn hoofd. Ik merkte dat het bloed uit mijn hoofd gutste. Ik voelde meteen nog een klap of trap aan de linkerzijde van mijn ribben en later ook in de nek. De klappen die ik kreeg waren zo hard en zo snel alsof die door een professionele bokser werden gedaan. Ik werd duizelig van de klappen. Ik merkte dat mijn bewustzijn terug liep. Kort daarna ben ik mijn bewustzijn verloren. Ik ben ongeveer een half uur later in het ziekenhuis weer bij gekomen. Tengevolge van de mishandeling ben ik vier gezonde tanden kwijt geraakt, waarvoor ik implantaten zal moeten krijgen. Ik hoorde van een arts in het ziekenhuis dat de wond in mijn voorhoofd erg diep was. Ik heb ook een doorgescheurde lip. Dat betekent dat de lip is open gescheurd aan de binnen- en buitenzijde. Op de zijkant van mijn hoofd zit een zwelling. Ik heb een zware hersenschudding gehad.
Een aanvullend proces-verbaal van aangifte van 21 augustus 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] voornoemd:
Mijn lip herstelde niet. Mijn lip is tweemaal opnieuw open gesneden. De laatste keer is mijn lipspier door gesneden en een zenuw. Van de wond op mijn voorhoofd heb ik forse littekens overgehouden die niet meer verdwijnen. Mijn gebit is door de mishandeling geruïneerd. Ik krijg drie implantaten waarvoor ik bottransplantaties nodig heb.
Een proces-verbaal verhoor getuige van 2 juni 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1] :
Op 31 mei 2014 omstreeks 17.00 uur, zat ik op een terrasje bij cafetaria de [cafetaria 1] te Oldenzaal. Ik zat daar met [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] op een gegeven moment zijn sigaret weg schoot. Achter ons zat een vrouw die [verdachte] op zijn gedrag aansprak. Hierop ontstond er een woordenwisseling tussen [verdachte] en de vrouw. Ik zag dat [verdachte] steeds opgefokter raakte. Op dat moment kwam een man naar [verdachte] toelopen.. Ik zag dat [verdachte] opstond en een dreigende houding aannam. Ik hoorde dat de man zei: “Ik ga nu mijn eten ophalen en ik kom zo voor je terug”. Ik zag dat de man naar buiten kwam en ik zag dat de man niet naar [verdachte] toeliep. Ik zag de man naar zijn auto lopen. Ik zag dat [verdachte] opstond en naar de man toeliep. Ik zag dat [verdachte] en de man met elkaar begonnen te duwen en te trekken. Ik zag dat [verdachte] hierop de man sloeg. Ik zag dat [verdachte] met rechts sloeg en dat hij de man vol op zijn hoofd raakte. Ik zag dat de man door de klap met zijn hoofd tegen een auto stootte. Ik zag dat de man op de grond viel. Ik zag vervolgens dat [verdachte] op de man in begon te slaan. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter vuist de man drie keer in het gezicht sloeg. Later zag ik dat de man het bewustzijn verloor.
Een proces-verbaal verhoor getuige van 3 juni 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] :
Op 31 mei 2014 liep ik naar mijn auto die stond tegenover cafetaria [cafetaria 1] te Oldenzaal. Ik zag dat er drie jongens aan een tafeltje zaten voor de cafetaria. Ik zag en hoorde dat één van deze jongens aan het schelden was tegen een meneer in een tennisshirt die bij de cafetaria naar binnen liep. De jongen die aan het schelden was heeft het slachtoffer later geslagen en werd in de krant [verdachte] genoemd. Ik noem hem voor het gemak ook [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] verder ging met schelden op alles en iedereen. Ik zag dat de meneer in het tennisshirt weer naar buiten kwam met zijn afhaalmaaltijd en dat [verdachte] toen op ging staan. Ik zag dat de meneer in het tennisshirt naar zijn auto liep en de afhaalmaaltijd in zijn auto zette. Ik zag dat [verdachte] intussen naar de auto van de meneer in het tennisshirt liep. Direct daarna zag ik dat [verdachte] met zijn rechter vuist vol op het gezicht sloeg van de meneer in het tennisshirt. Hierna zag ik de meneer in het tennisshirt tegen een auto en op de grond vallen. Vervolgens zag ik dat [verdachte] zeker vier keer uithaalde naar de man in het tennisshirt. Ik zag dat hij een grote wond op zijn voorhoofd had en een wond bij zijn lip. Ik zag dat het slachtoffer het bewustzijn verloor.
Een als bijlage bij voormeld aanvullend proces-verbaal gevoegde Geneeskundige Verklaring, gedateerd 4 juli 2014, opgesteld en getekend door de trauma chirurg J. de Wit, betreffende het bij aangever [slachtoffer 1] geconstateerde letsel, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
A. Uitwendig waargenomen letsel:
- barstwond voorhoofd
- wond onderlip
- gebroken tand.
Is er vermoeden van niet waarneembaar letsel: hersenschudding.
Parketnummer 08/147686-14
Een proces-verbaal van aangifte van 8 juli 2013, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [slachtoffer 2] :
Op maandag 8 juli 2013 omstreeks 14.00 uur, fietste ik op de Mariastraat in Oldenzaal. Ik zag dat het kruispunt naderde en dat van rechts een man op de fiets kwam. Ik verminderde vaart om de man voor te laten. De man fietste in eerste instantie recht door. Ik was ongeveer 4 meter verder gefietst toen ik hoorde dat er achter mij iemand aan het schelden was. De man die ik voorrang had verleend was tergen mij aan hert schelden. Hij riep: “He kankermongool, ik kom van rechts dus jij moet respect voor mij hebben. Zijn fiets had hij ondertussen midden op het kruispunt gegooid. Ik zei tegen de man we kunnen erover praten. Ik had net een nieuwe bezem gekocht die ik in de hand had. De man kwam al scheldend en tierend op mij af. Ik hield de bezem als bescherming voor mij toen de man op mij af kwam lopen. Hij kreeg de bezem uit mijn hand en sloeg mij met mijn bezem eerst op mijn kin. Ik weerde mij met de linker hand af en kreeg hierdoor een klap met de bezemsteel op mijn linker pols. Toen sloeg hij mij met mijn bezem op mijn linker scheenbeen. Hierdoor brak de bezemsteel doormidden. Ik voelde op de momenten dat hij mijn lichaam raakte met de bezemsteel een gemene pijn, vooral op mijn kin. Het kleinste stuk van de steel viel op de grond. Ik wilde dit stuk oprapen, toen hij mij met het lange stuk steel op mijn linker onderarm sloeg. Hierop fietste hij weg. Toen de man ongeveer 50 à 75 meter voor mij fietste, ben ik ook verder gefietst. Ik ben achter hem aan blijven fietsen omdat ik zijn adres wilde weten omdat ik aangifte wilde doen. Na ongeveer 100 meter stopte de man en riep al weer scheldend dat ik hem niet moest volgen. We zijn nog een paar keer verder gefietst en weer gestopt, totdat hij naar mij toe kwam lopen. Hij zei dat ik respect weer voor hem moest hebben. Nogmaals zijn wij verder gefietst totdat het na 35 meter fietsen escaleerde. Hij stopte, gooide zijn fiets aan de kant en kwam in volle vaart op mij afgerend en gaf mij in deze volle vaart een trap op mijn borst. Hierop ben ik achterover gevallen en heb ik schaafwonden aan mijn elleboog opgelopen.
Een proces-verbaal verhoor getuige van 10 juli 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3] :
Op maandag 8 juli 2013, omstreeks 14.00 uur, fietste ik de Spoorstraat in Oldenzaal op. Vlak voor het viaduct zag ik een man mijn richting op lopen. Ik zag dat de man een bezem in zijn hand had. Ik zag dat de man op de stoep liep. Ik zag dat er een jongen heel opgefokt op hem afliep. Ik hoorde dat de jongen riep: “opkankeren, optiefen, oprotten”. Ik zag dat de jongen ongeveer 15 meter achter de man liep. Ik zag dat de man zich omdraaide en ik zag dat de jongen naar de man sprintte. Ik zag dat de jongen de man met een vliegende karatetrap op de borst trapte. Ik kon zien dat dit met techniek gebeurde. Het zag er heel technisch en erg explosief uit, keihard. Ik zag dat de man naar achteren op de grond viel.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2015 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kan mij nog herinneren dat ik op 8 juli 2013 ruzie heb gehad met een persoon met een bezem, die net als ik op de fiets reed. De aanleiding voor deze ruzie was de vraag wie van ons beiden voorrang had. Er volgde een woordenwisseling tussen ons beiden, waarbij de man op zeker moment van zijn fiets stapte en deze neer gooide. Vervolgens drukte de man de bezemsteel tegen mijn keel. Ik heb toen de bezem uit de handen van de man getrokken en mijzelf daarmee verdedigd door de man te slaan met de bezem. De steel brak hierbij in twee stukken. Daarna ben ik weggefietst. De man is mij achterna gefietst ondanks het feit dat ik hem al meerdere keren had gezegd dat hij mij niet moest achtervolgen. Op een gegeven moment werd ik het zat en toen heb ik de man een zogenoemde flying kick gegeven. De man kwam hierdoor op de grond te vallen. Met een flying kick bedoel ik in dit geval het nemen van een aanloop en het vervolgens met en opspringende beweging geven van een trap tegen de borst.
Parketnummer 08/061053-15
Een proces-verbaal van aangifte van 29 maart 2015, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [slachtoffer 3] :
Vandaag zondag 29 maart 2015 was ik bij de [cafetaria 2] in Hengelo. Ik zat hier rustig bij de deur en was aan het praten. Plotseling kwam er een jongen binnen die de deur erg hard open deed waardoor deze tegen mij aan kwam. Hij zat mij uit te dagen. De jonge zei dat hij naar buiten wilde. Ik zei dat ik dit niet wilde en ik bleef dus binnen zitten. Ik was met twee personen aan het praten. Plotseling werd ik van achteren aangevallen door dezelfde jongen. Ik voelde een harde klap op mijn hoofd. Ik heb hierdoor pijn.
Een proces-verbaal verhoor getuige van 29 maart 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 4] :
Vandaag, 29 maart 2015 was ik in de [cafetaria 2] aan het werk. Rond 06.30 uur was er een donkere jongen in de zaak. Ik zag dat deze jongen erg vervelend was. Ik zag dat hij wat aan het slaan en duwen was. Ik zag dat hij duidelijk op een confrontatie uit was. Ik zag dat hij de zaak even uit ging en later weer terug kwam. Ik zag dat hij iemand met kracht tegen het achterhoofd aan sloeg. Ik hoorde de jongen die sloeg, zeggen: “Kom maar op” en ik zag dat hij zijn handen spreidde. Vervolgens ben ik naar hem toegelopen en hem naar de uitgang van de [cafetaria 2] gedrukt. In de [cafetaria 2] hangen allerlei camera’s en het voorval is opgenomen.
Een proces-verbaal van 29 maart 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik ben met een vriend van mijn broer naar de [cafetaria 2] gegaan. Er ontstond een woordenwisseling bij de [cafetaria 2] . Ik weet dat ik binnen een broodje heb gegooid. Uit de woordenwisseling is een kleine ruzie ontstaan waarbij heen en weer is gescholden. Dit was in de broodjeszaak. Naar aanleiding van de woordenwisseling heb ik het broodje gegooid op de jongen die aangifte tegen mij heeft gedaan. Ik vermoed dat dit broodje zijn hoofd heeft geraakt.
Een DVD-schijf met daarop vermeld: [verdachte] , het parketnummer 08-061053-15 en de datum 29 maart 2015, bevattende camerabeelden afkomstig van de [cafetaria 2] De |markt in Hengelo naar aanleiding van een aangifte van mishandeling gepleegd op 29 maart 2015.