ECLI:NL:RBOVE:2015:4498
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van inlichtingenplicht en bekend worden van feiten die afwijzing rechtvaardigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 januari 2015 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [betrokkene]. De bewindvoerder had op 24 oktober 2014 een verzoek ingediend om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat er feiten en omstandigheden bekend waren geworden die reeds bestonden op het moment van indiening van het verzoek. Tijdens de zitting op 13 januari 2015 is [betrokkene] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en is het verzoek behandeld.
De rechtbank oordeelde dat [betrokkene] niet had voldaan aan zijn inlichtingenplicht. Er waren aanwijzingen dat hij inkomsten genereerde buiten de boedel om, onder andere door het aanbieden van een auto op Marktplaats. Tevens bleek dat hij voorlopige teruggaven van de Belastingdienst ontving, terwijl zijn woningen al in 2011 waren verkocht. Dit had hij niet gereserveerd, wat volgens de bewindvoerder een beletsel zou zijn geweest voor toelating tot de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank concludeerde dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moest worden beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 onder c en f van de Faillissementswet. De rechtbank stelde vast dat er geen baten waren om de vorderingen te voldoen, waardoor de regeling eindigde op de dag dat de uitspraak in kracht van gewijsde ging. De vergoeding van de bewindvoerder werd vastgesteld op € 1.488,50, en het salaris op € 1.295,71, dat ten laste van de boedel werd gebracht.