Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
2. [eiseres 2] ,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding met zeven producties;
- zeven producties aan de zijde van gedaagde;
- de mondelinge behandeling op 21 september 2015.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter behoeft een dergelijke executie op zich nog geen misbruik van bevoegdheid op te leveren. Indien er sprake is van betalingsonwil kan door een dergelijke executie de debiteur bijvoorbeeld worden bewogen tot betaling of het treffen van een redelijke betalingsregeling. Indien er echter sprake is van betalingsonmacht en een te verwachten minieme executieopbrengst, ligt dat anders. In dat geval dient zo’n tenuitvoerlegging geen enkel (redelijk) doel: de executie leidt niet tot een netto-uitkering aan de executant, de geëxecuteerde wordt niet tot betaling (of het treffen van een regeling) gedwongen want daartoe ontbreken de mogelijkheden en hij raakt slechts een doel van de inboedel kwijt.
Voorts is door eiseres sub 1 onweersproken gesteld dat het inkomen van eisers sub 2 en 3 onvoldoende is om een betalingsregeling te treffen. Dat inkomen bevindt zich omstreeks het niveau van het vrij te laten bedrag zoals dat in een wettelijke schuldsaneringsregeling zou worden vastgesteld. Eiseres sub 1 voert een beleid dat er toe moet leiden dat er op termijn enige afloscapaciteit moet ontstaan, maar op dit moment ontbreken daartoe de mogelijkheden.
Bij deze stand van zaken schaadt een executie dus slechts de geëxecuteerden en baat zij de executant in het geheel niet. In zo’n geval heeft de executant geen redelijk belang en is de executie misbruik van bevoegdheid.