ECLI:NL:RBOVE:2015:4540

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
C/08/176305 / KG ZA 15-304
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executie van roerende zaken in kort geding

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, is op 5 oktober 2015 een vonnis gewezen in een kort geding tussen Certitudo Bewinsvoering B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van twee eisers, en de rechtspersoon naar buitenlands recht Hoist Kredit AB. De eisers vorderden schorsing van de executie van roerende zaken die door gedaagde waren beslag gelegd, naar aanleiding van een eerder vonnis van 12 mei 2015. De eisers stelden dat de kosten van de executie de baten zouden overstijgen, wat hen zou belemmeren in het beheer van hun middelen. De gedaagde had ter zitting toegezegd de executie op te schorten totdat er een vonnis was gewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers, gezien hun financiële situatie en het feit dat de inboedel goederen van 'kringloopkwaliteit' waren, een redelijk belang hadden bij de schorsing van de executie. De rechter stelde vast dat de executie geen doel diende, omdat de opbrengst van de verkoop van de goederen naar verwachting minimaal zou zijn en de executie de eisers alleen maar zou schaden. De voorzieningenrechter besloot daarom de executie te schorsen voor de duur van één jaar, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, en bepaalde dat iedere partij de eigen kosten van de procedure zou dragen. Dit vonnis is uitgesproken in Almelo, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/176305 / KG ZA 15-304
datum vonnis: 5 oktober 2015
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Certitudo Bewinsvoering B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [eiseres 2] en [eiser 3] ,
gevestigd te Coevorden,

2. [eiseres 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. G. Meijer te Veendam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Hoist Kredit AB,
gevestigd te Stockholm, Zweden,
domicilie gekozen hebbend te Almelo
gedaagde,
advocaat: mr. R.J. Hoogeveen te Almelo.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met zeven producties;
  • zeven producties aan de zijde van gedaagde;
  • de mondelinge behandeling op 21 september 2015.
1.2
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Bij beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 24 april 2013 is het vermogen van eisers sub 2 en sub 3 onder bewind gesteld met benoeming van eiseres sub 1 tot bewindvoerder.
2.2
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, team kanton en handelsrecht, van 12 mei 2015 is gedaagde sub 2 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.654,40 vermeerderd met de in de dagvaarding gevorderde rente over € 1.318,93 vanaf 21 april 2015 tot de dag der algehele voldoening. Eisers sub 2 en 3 wonen ongehuwd samen, er is geen geregistreerd partnerschap.
2.3
Op 24 juli 2015 heeft gedaagde uit kracht van voornoemd vonnis beslag laten leggen op een deel van de inboedel van eisers sub 2 en sub 3, zoals omschreven in het beslagexploit.

3.Het geschil

3.1
Eisers vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te verbieden om de op grond van het vonnis van 12 mei 2015 aangekondigde openbare verkoop van roerende zaken op 22 september 2015 te laten doorgaan en te gelasten dat gedaagde de executie van de beslagen goederen beëindigt dan wel schorst, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Daarnaast vorderen eisers gedaagde te verbieden de door haar ten behoeve van de openbare verkoop gemaakte kosten door te belasten en te verhalen op eisers. Ten slotte vorderen eisers veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2
Eisers stellen daartoe dat de kosten van de executie de baten zullen overstijgen, hetgeen betekent dat dat eiseres sub 1 wordt belemmerd in het op correcte wijze beheren van de middelen van eisers sub 2 en sub 3. De inboedel heeft een kringloopkwaliteit. Naar verwachting van eisers zal de inboedel niet worden verkocht, doch in ieder niet een zodanige opbrengst genereren dat de kosten zijn gedekt en er gelden zullen resteren ter aflossing van de vordering. Executie betekent voorts dat een aantal noodzakelijke goederen opnieuw zal moeten worden aangeschaft, waartoe het budget ontbreekt. Dit betekent dat eiseres sub 1 met de te verrichten betalingen van de vaste lasten in het kader van het budgetbeheer verder in de problemen geraakt. Ook heeft gedaagde slecht een vordering op eiseres sub 2 en niet op eiseres sub 3, terwijl de inboedelgoederen eiseres sub 3 mede in eigendom toebehoren.
3.3
Gedaagde voert verweer. Op dit verweer wordt hierna -voor zover van belang- nader ingegaan. Gedaagde heeft ter zitting toegezegd de executie in ieder geval op te schorten totdat in dit kort geding vonnis is gewezen.

4.De beoordeling

4.1
Nu de goederen van eisers sub 2 en 3 onder bewind zijn gesteld is eiseres sub 1 in deze zaak bevoegd in rechte op te treden. Eiseres sub 2 heeft een belang als gebruikster van een deel van de goederen. Datzelfde geldt voor eiser sub 3, die bovendien stelt (enig) eigenaar te zijn van een deel van de beslagen zaken. De formaliteiten die behoren bij een executoriaal beslag zijn in acht genomen.
4.2
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis verbieden of schorsen indien hij van oordeel is dat de executant -mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad- geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan.
Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3
Gesteld noch gebleken is dat het vonnis van de kantonrechter van 12 mei 2015 een juridische of feitelijke misslag bevat, zodat daarvan niet zal worden uitgegaan.
4.4
Eisers hebben gesteld dat de executieopbrengst ruimschoots onvoldoende is om daaruit de kosten van de executie te voldoen en dat een die executie dus misbruik van bevoegdheid oplevert.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter behoeft een dergelijke executie op zich nog geen misbruik van bevoegdheid op te leveren. Indien er sprake is van betalingsonwil kan door een dergelijke executie de debiteur bijvoorbeeld worden bewogen tot betaling of het treffen van een redelijke betalingsregeling. Indien er echter sprake is van betalingsonmacht en een te verwachten minieme executieopbrengst, ligt dat anders. In dat geval dient zo’n tenuitvoerlegging geen enkel (redelijk) doel: de executie leidt niet tot een netto-uitkering aan de executant, de geëxecuteerde wordt niet tot betaling (of het treffen van een regeling) gedwongen want daartoe ontbreken de mogelijkheden en hij raakt slechts een doel van de inboedel kwijt.
4.5
Door eisers is onweersproken gesteld dat de beslagen zaken van “kringloopkwaliteit” zijn. Op zich worden deze zaken niet getroffen door het beslagverbod als bedoeld in artikel 447 Rv, maar, mede aan de hand van de door gedaagden ter zitting getoonde foto’s, is meer dan aannemelijk dat, zo het al tot verkoop komt, de opbrengst enkele tientjes zal zijn.
Voorts is door eiseres sub 1 onweersproken gesteld dat het inkomen van eisers sub 2 en 3 onvoldoende is om een betalingsregeling te treffen. Dat inkomen bevindt zich omstreeks het niveau van het vrij te laten bedrag zoals dat in een wettelijke schuldsaneringsregeling zou worden vastgesteld. Eiseres sub 1 voert een beleid dat er toe moet leiden dat er op termijn enige afloscapaciteit moet ontstaan, maar op dit moment ontbreken daartoe de mogelijkheden.
Bij deze stand van zaken schaadt een executie dus slechts de geëxecuteerden en baat zij de executant in het geheel niet. In zo’n geval heeft de executant geen redelijk belang en is de executie misbruik van bevoegdheid.
4.6
Het vorenstaande geldt bij de huidige stand van zaken. Om die reden zal de executie worden geschorst. Er is geen reden voor een verbod. Eisers sub 2 en 3 zijn gehouden al het nodige te proberen om aan hun financiële verplichtingen te voldoen, bijvoorbeeld door meer te gaan werken. Zij stellen daartoe serieuze pogingen te ondernemen. Indien deze pogingen slagen, kan de situatie ontstaan dat er financiële ruimte is om een betalingsregeling te treffen. Bij een wijziging van de omstandigheden kan het zo zijn dat de executie dan geen misbruik van bevoegdheid meer is, maar dat zij kan dienen om een betalingsregeling af te dwingen. De voorzieningenrechter zal de duur van de schorsing bepalen op één jaar, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis.
4.7
Nu de executie op grond van het vorenstaande zal worden geschorst, is er op dit moment geen reden in te gaan op de stelling van eiser sub 3 dat een gedeelte van het beslagene uitsluitend zijn eigendom is.
4.8
De voorzieningenrechter zal bepalen dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt. Enerzijds hebben eisers grotendeels gelijk gekregen, anderzijds is het zo dat gedaagde pas in een laat stadium is geïnformeerd over de onmogelijkheid tot betaling en de financiële situatie van eisers sub 2 en 3, zodat niet kan worden gezegd dat gedaagde onbekookt te werk is gegaan bij het nemen van executiemaatregelen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Verbiedt gedaagde de in beslag genomen roerende zaken te verkopen en schorst de executie van het vonnis van 12 mei 2015, beide voor de periode van één jaar te rekenen vanaf de datum van dit vonnis en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- bij overtreding van het in dit dictumonderdeel bepaalde.
II. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
III. Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.