ECLI:NL:RBOVE:2015:456

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
C/08/161858 / KG ZA 14-327
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de woning na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert de vrouw dat de man medewerking verleent aan de verkoop van de woning die zij samen bezaten. Partijen zijn op 16 juni 2000 in gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op 4 juni 2013 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning aan de man zou worden toegedeeld, mits hij de hypothecaire verplichtingen op zich zou nemen en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zou worden ontslagen. Tot op heden is de man er echter niet in geslaagd om de woning op zijn naam te (her)financieren, waardoor de vrouw nu vordert dat de man meewerkt aan de verkoop van de woning.

De vrouw stelt dat zij spoedeisend belang heeft bij de verkoop, omdat zij haar financiële situatie wil stabiliseren. De man daarentegen voert aan dat hij afhankelijk is van derden en dat hij nog steeds bezig is om de hypotheek over te nemen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk meewerkt aan de verkoop en dat de vrouw een gerechtvaardigd belang heeft bij een spoedige verkoop. De vordering van de vrouw wordt dan ook toegewezen, met de verplichting voor de man om binnen vijf dagen na het vonnis medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom.

De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Verhoeven en openbaar uitgesproken op 20 januari 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/161858 / KG ZA 14-327
Vonnis in kort geding van 20 januari 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen de vrouw,
advocaat mr. L. de Widt te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 17 september 2014 met producties,
  • de mondelinge behandeling d.d. 3 oktober 2014,
  • de aanhouding om de man in de gelegenheid stellen om de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) op zijn naam te (her)financieren, onder gelijktijdig ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen.
  • de akte vermeerdering van eis/wijziging van eis d.d. 21 november 2014,
  • de antwoordakte inzake de vermeerdering van eis/wijziging van eis d.d. 2 december 2014,
  • de akte reactie op antwoord d.d. 16 december 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 16 juni 2000 met elkaar in gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van 4 juni 2013 van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Partijen hebben over de gevolgen van de echtscheiding afspraken gemaakt, welke afspraken zij hebben laten vastleggen in onder meer een echtscheidingsconvenant. Het convenant maakt deel uit van de echtscheidingsbeschikking en is aan die beschikking gehecht. Op 6 juni 2013 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Almelo.
2.3.
Artikel 3.3 van het echtscheidingsconvenant luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“(…)
Partijen zijn voornemens de woning aan de man toe te delen, onder de verplichting om de
vermelde hypothecaire schuld waarvoor het registergoed verbonden is, voor zijn rekening te
nemen onder de voorwaarden, zoals hierna vermeld.
De woning zal aan de man worden toegedeeld onder de opschortende voorwaarde dat de
vrouw bij akte is ontslagen uit haar hoofdelijke gebondenheid jegens de hypotheeknemer, van welke akte een kopie aan de leveringsakte zal worden gehecht.
(…)
Indien de beoogde toedeling aan de man niet volgt binnen zes maanden na de datum van
echtscheiding, verplichten partijen zich om over en weer om mee te werken aan de verkoop
van de woning. Het resultaat van de verkoop delen partijen bij helfte.
(…)”
2.4.
Tot op heden is het de man niet gelukt om de woning op zijn naam te (her)financieren onder gelijktijdig ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert - na vermeerdering dan wel wijziging van eis - samengevat:
I.
De man te veroordelen om binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis, met betrekking tot de woning medewerking te verlenen tot:
  • het in gezamenlijk overleg aanwijzen van een makelaar die de woning te koop zet,
  • het in gezamenlijk overleg vaststellen van de verkoopprijs,
  • het verrichten van alle handelingen om de woning (zichtbaar) te koop te zetten,
  • het openstellen van de woning in verzorgde staat zodat potentiële kopers de gelegenheid krijgen de woning te bezichtigen.
II.
De man te veroordelen om medewerking te verlenen tot het ondertekenen van de benodigde akten tot verkoop en levering van de woning bij de makelaar en de notaris.
Dit alles onder oplegging van een dwangsom en onder veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2.
Aan het gevorderde legt de vrouw - kort gezegd - het volgende ten grondslag. De vrouw stelt dat zij spoedeisend belang heeft bij het door haar gevorderde. De vrouw heeft haar financiële huishouding bij de stadsbank ondergebracht. In het kader van het afbetalen van schulden is het van belang op korte termijn een regeling te kunnen treffen waarin duidelijk wordt welke schulden al dan niet bestaan of op korte termijn nog zullen ontstaan. De man heeft lange tijd stilgezeten en heeft eerst actie ondernomen nadat haar advocaat namens haar contact met hem heeft gezocht. Tot op heden is het de man niet gelukt om de woning, onder de verplichting om de hypothecaire schuld voor zijn rekening te nemen, op zijn naam te krijgen. De man weigert mee te werken aan de verkoop van de woning. De vrouw vordert nakoming van artikel 3.3. van het echtscheidingsconvenant, waarbij partijen zich verplichten medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning.
3.3.
De man voert - samengevat weergegeven - het volgende verweer. De man heeft bezwaar tegen de eisvermeerdering. Voorts heeft de vrouw volgens de man geen spoedeisend belang bij het door haar gevorderde. Op dit moment is de man er, ondanks zijn inspanningen, nog niet in geslaagd om een akkoord te krijgen van de bank voor overname van de hypotheek van de woning op zijn naam. Dit is niet aan hem te wijten, nu hij afhankelijk is van derden. De man is druk doende om de woning over te nemen en is derhalve niet onwelwillend. Hij hoeft niet gedwongen te worden om medewerking te verlenen aan het feit dat de woning op zijn naam komt en de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De bank wil pas als de man drie jaar zelfstandig werkzaam is, wat in januari 2015 het geval is, bekijken of overname van de hypotheek mogelijk is. In dit verband wijst de man op de overgelegde brief van de heer [T] van Noves Hypotheken van 27 november 2014. De man wenst eerst de reactie van de bank af te wachten, zeker nu dit slechts enkele weken kan duren. Dit is volgens hem de beste optie, omdat het in de verkoop zetten van de woning ook de nodige tijd, moeite en kosten met zich brengt. De kans om de hypotheek over te nemen schat niet alleen de man, maar ook zijn financieel adviseur, positief in. Daarbij komt dat de huidige partner van de man heeft gesteld dat zij zich mede-aansprakelijk wil stellen voor de hypothecaire schuld, hetgeen de kansen vergroot. De man verzoekt dan ook om hem uitstel te verlenen tot eind januari 2015 en te wachten met de verkoop van de woning tot er een definitief antwoord is van de bank om de hypotheek over te nemen. Wegens de vermeende spoedeisendheid verzoekt de man om
- indien er een veroordelend vonnis volgt - dat pas uitvoerbaar te verklaren, 8 weken na het vonnis. Nu de man zijn medewerking verleent, is er geen aanleiding tot het opleggen van een dwangsom.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Procedureel

4.1.
De man heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. Daargelaten dat de man het bezwaar niet, althans onvoldoende, heeft geconcretiseerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de eisvermeerdering niet toe te staan. De man is door de eisvermeerdering niet in zijn processuele belangen geschaad. Hij heeft ook inhoudelijk verweer gevoerd.
4.2.
De voorzieningenrechter constateert dat de vrouw met de akte reactie op antwoord van 16 december 2014 niet enkel heeft gereageerd op de bij de antwoordakte inzake de vermeerdering van eis/wijziging van eis van 2 december 2014 overgelegde productie, maar ook inhoudelijk is ingegaan op de akte van de man. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de akte van de vrouw voor zover daarin inhoudelijk is ingegaan op de akte van de man buiten beschouwing dient te blijven en hij zal daarop geen acht slaan.
Spoedeisend belang
4.3.
Met betrekking tot het - door de man betwiste - spoedeisend belang van de vrouw, oordeelt de voorzieningenrechter dat het spoedeisend belang van de vrouw reeds in voldoende mate voortvloeit uit haar stellingen en de aard van het gevorderde.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Uitgangspunt voor de beoordeling van onderhavige vorderingen vormen de tussen partijen bij het echtscheidingsconvenant gemaakte afspraken ten aanzien van de woning.
4.5.
Vaststaat dat de woning niet binnen zes maanden na de datum van de echtscheiding is toegedeeld aan de man, aangezien hij er tot op heden niet in geslaagd is de woning op zijn naam te (her)financieren onder gelijktijdig ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen. Dat de man druk doende is om de woning over te nemen, maar dat hij daarbij afhankelijk is van derden, doet aan het voorgaande niet af. De man heeft ondertussen ruim een jaar de gelegenheid gehad om te voldoen aan de voorwaarden/verplichtingen op grond waarvan de woning aan hem zou worden toegedeeld. In het licht van het voorgaande bestaat er geen aanleiding om het door de man verzochte uitstel te honoreren.
4.6.
Het voorgaande brengt conform de afspraken met zich mee dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan de verkoop van de woning. De man heeft niet, althans onvoldoende, weersproken dat hij geen medewerking verleent aan de verkoop van de woning.
4.7.
De vrouw heeft verder voldoende aangetoond dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij een (spoedige) verkoop van de woning, alsmede dat daarvoor is vereist dat de man veroordeeld wordt tot medewerking aan de verkoop van de woning. Dat de man om hem moverende redenen nu niet tot verkoop wil over gaan is op zich begrijpelijk, maar leidt niet tot een ander oordeel. De vordering onder I zal derhalve worden toegewezen. Met inachtneming van het vorenoverwogene ziet de voorzieningenrechter voorts aanleiding om de gevorderde dwangsom ten aanzien van het gevorderde onder I toe te wijzen, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd tot 2.500,--.
4.8.
Het staat de man overigens vrij om gedurende het verkooptraject alsnog te proberen de financiering rond te krijgen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.9.
Het gevorderde onder II is te onbepaald en komt neer op het verstrekken van blanco cheques aan de vrouw. Zulks kan van de man niet worden gevergd. Indien de feitelijke omstandigheden in de toekomst nopen tot (specifieke) vormen van medewerking kan dat zo nodig dan in rechte worden gevorderd. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.11.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw bij de wijziging dan wel vermeerdering van eis niet (meer) heeft gevorderd om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het vonnis ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Veroordeelt de man om binnen 5 dagen nadat dit vonnis is gewezen met betrekking tot de woning aan de [adres] te [plaats] medewerking te verlenen tot:
  • het in gezamenlijk overleg aanwijzen van een makelaar die de woning te koop zet,
  • het in gezamenlijk overleg vaststellen van de verkoopprijs,
  • het verrichten van alle handelingen om de woning zichtbaar te koop te zetten,
  • het openstellen van de woning in verzorgde staat zodat potentiële kopers de gelegenheid krijgen om de woning te bezichtigen,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag, met een maximum van € 2.500,--.
5.2.
Compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.3.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op
20 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: