ECLI:NL:RBOVE:2015:457

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
C/08/165964 / KG ZA 14-443
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door een woningcorporatie in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting WBO Wonen (eiseres) en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres vorderde ontruiming van een woning aan de [adres] te Oldenzaal, die door [gedaagde 1] werd bewoond. De eiseres stelde dat er geen huurovereenkomst bestond tussen haar en [gedaagde 1], en dat het verblijf van [gedaagde 1] in de woning onrechtmatig was. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er sprake was van medehuur of huur, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen huurovereenkomst was en dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef.

De voorzieningenrechter overwoog dat de eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat [gedaagde 1] zonder recht of titel in de woning verbleef. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van 28 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag dat hij niet aan de ontruimingsverplichting voldeed, tot een maximum van € 5.000,00. De proceskosten werden eveneens aan [gedaagde 1] opgelegd, die tot dat moment waren begroot op € 1.846,80. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten in huurrelaties en de gevolgen van het ontbreken daarvan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er een huurovereenkomst was ontstaan, en dat de belangen van de woningcorporatie en andere woningzoekenden in het geding waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/165964 / KG ZA 14-443
Vonnis in kort geding van 21 januari 2015
in de zaak van
de stichting
STICHTING WBO WONEN,
gevestigd te Oldenzaal,
eiseres,
verder ook te noemen WBO,
advocaat mr. G.A.G. Warfman te Enschede,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder ook te noemen [gedaagde 1],
advocaat mr. G. Yousef te Oldenzaal,
2.
[gedaagde 2],
wonende te Oldenzaal,
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde 2],
niet verschenen,
gedaagden sub 1 en sub 2 verder ook gezamenlijk te noemen [gedaagde 1]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en producties 1 tot en met 9 aan de zijde van WBO
  • de producties 1 en 2 aan de zijde van [gedaagde 1]
  • de mondelinge behandeling
  • het tijdens de behandeling tegen de niet verschenen [gedaagde 2] verleende verstek
  • de pleitnota van WBO
  • de pleitnota van [gedaagde 1]
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
WBO is een woningcorporatie die woningen verhuurt in Oldenzaal. Een van die woningen betreft de woning aan de [adres] te Oldenzaal.
2.2.
De heer [X] heeft deze woning vanaf 1 november 1988 tot 3 december 2014 gehuurd. Hij heeft zijn huurovereenkomst tegen laatstgenoemde datum opgezegd.
2.3.
De woning wordt vanaf november 2013 bewoond door [gedaagde 1]
2.4.
[gedaagde 1] heeft zich op 13 juni 2014 ingeschreven als woningzoekende bij WBO, waarbij [gedaagde 1] de brochure ‘
Een woning zoeken, hoe u in aanmerking komt voor een woning bij WBO Wonen’ heeft ontvangen.
2.5.
Zowel [gedaagde 1] (vanaf 21 november 2013) als [gedaagde 2], als ook de heer [X], staan blijkens het uittreksel van de Basisregistratie Personen van de gemeente Oldenzaal ingeschreven op het adres [adres] te Oldenzaal.
2.6.
WBO heeft [gedaagde 1] op 14 november 2014 aangeschreven en gesommeerd de woning te verlaten vóór 28 november 2014. Haar advocaat heeft [gedaagde 1] op
2 december 2014 gesommeerd de woning te verlaten vóór 5 december 2014.

3.Het geschil

3.1.
WBO vordert samengevat - ontruiming van het pand aan de [adres] te Oldenzaal, op verbeurte van een dwangsom. Zij stelt daartoe dat het verblijf van
[gedaagde 1] in de woning onrechtmatig is. WBO heeft noch met [gedaagde 1] noch met
[gedaagde 2] een huurovereenkomst gesloten, noch op andere wijze aan [gedaagde 1] het recht gegeven de woning zelfstandig te bewonen. Verder veroorzaakt [gedaagde 1] en/of zijn bezoekers overlast in de buurt. WBO is niet bereid een huurovereenkomst met [gedaagde 1] aan te gaan.
3.2.
[gedaagde 1] voert verweer.
Hij stelt zich primair op het standpunt dat er sprake is van medehuur en subsidiair op het standpunt dat sprake is van huur. Naar zijn nadrukkelijk oordeel is geen sprake of sprake geweest van onderhuur. Hij heeft een tijdje met de heer [X] samengewoond.
Vanaf eind 2013 maakt hij ‘de huur’ automatisch over aan WBO. In het gesprek met WBO in 2013 heeft hij duidelijk te kennen gegeven dat hij in de woning zal verblijven. WBO heeft ingestemd met de medehuur, dan wel huur. Helaas heeft hij de gemaakte afspraken niet schriftelijk vastgelegd. Van enige door hem veroorzaakte overlast, op een eenmalig incident van houtverbranding na, is geen sprake. Tot slot stelt [gedaagde 1] dat enige spoedeisendheid voor toewijzing van de gevorderde ontruiming ontbreekt.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering. Van WBO kan niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Nu [gedaagde 2] niet ter zitting is verschenen moeten voormelde door WBO gestelde feiten en omstandigheden jegens hem als vaststaand worden aangenomen.
4.3.
Het jegens hem gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en kan worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden beperkt.
4.4.
[gedaagde 1] stelt zich primair op het standpunt dat sprake is van medehuur.
WBO heeft dat gemotiveerd weersproken.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel
7:267 BW, in de gegeven omstandigheden geen sprake kan zijn van medehuur. Daarvoor is immers het voeren van een duurzame gemeenschappelijke huishouding gedurende tenminste twee jaren een vereiste. Daarvan is geen sprake. Indien en voor zover al zou moeten worden aangenomen dat sprake is geweest van een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding tussen de heer [X] (als hoofdhuurder) en [gedaagde 1] kan niet worden aangenomen dat deze tenminste twee jaren heeft geduurd. [gedaagde 1] bewoont immers naar eigen zeggen eerst met ingang van november 2013 het pand aan de [adres] te Oldenzaal.
4.6.
Het subsidiair ingenomen standpunt van [gedaagde 1] dat sprake is van huur, is evenmin aannemelijk geworden. [gedaagde 1] legt aan dit standpunt ten grondslag dat hij zich in november 2013, als ‘inwoner’ van de woning aan de [adres] te Oldenzaal heeft gemeld bij WBO, dat hij sinds 21 november 2013 op dat adres staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen van de gemeente Oldenzaal én dat hij (al dan niet via automatische incasso) vanaf dat moment ‘de huur’ betaalt aan WBO. WBO betwist gemotiveerd dat sprake is van een huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde 1]
4.7.
De voorzieningenrechter stelt in dat kader het volgende voorop.
Huur is de overeenkomst waarbij de een zich jegens de ander verbindt een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie (artikel 7:201 BW). Een overeenkomst komt eerst tot stand na aanbod en aanvaarding.
4.8.
Hoewel reeds de omstandigheid dat er geen sprake is van een overeenkomst op schrift maakt dat er in dit specifieke geval geen sprake kan zijn van een huurovereenkomst tussen WBO en [gedaagde 1] ( WBO hanteert dit schriftelijkheidsvereiste uitdrukkelijk in haar reglement en daarvan was [gedaagde 1] gelet op de door hem na inschrijving ontvangen brochure van WBO ook op de hoogte, zoals WBO onweersproken heeft gesteld), kan uit de door [gedaagde 1] gestelde omstandigheden evenmin worden afgeleid dat sprake is van een huurovereenkomst tussen WBO en [gedaagde 1] De mededeling van ‘inwoning’ aan WBO op het adres [adres] te Oldenzaal, het betalen van ‘huurpenningen’ aan WBO, alsmede de inschrijving in de Basisregistratie Personen van de gemeente Oldenzaal op het adres [adres] te Oldenzaal, impliceren afzonderlijk noch gezamenlijk het bestaan van een huurovereenkomst tussen WBO en [gedaagde 1] Uit die omstandigheden kan immers niet worden afgeleid dat bij (beide) partijen (wils)overeenstemming bestaat over het sluiten van de beweerde huurovereenkomst, laat staan dat beide partijen hebben beoogd een huurovereenkomst met elkaar aan te gaan met betrekking tot de [adres] te Oldenzaal.
4.9.
Acceptatie van een huurovereenkomst in die omstandigheden zou bovendien een onaanvaardbare doorkruising van het reguliere woningtoewijzingssysteem van WBO betekenen, waardoor zowel de belangen van WBO, als van ingeschreven woningzoekenden/aspirant huurders onevenredig zouden worden geschaad.
4.10.
WBO heeft met haar stellingen voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde 1] zonder recht of titel verblijft in de woning aan de [adres] te Oldenzaal.
De gevorderde ontruiming zal, hoewel ingrijpend en onomkeerbaar, reeds op grond van het voorgaande worden toegewezen. Mede gelet op de duur van de periode waarin kennelijk de aanwezigheid van [gedaagde 1] in de woning is gedoogd, zal de voorzieningenrechter de ontruimingstermijn stellen op 28 dagen na betekening van dit vonnis.
4.11.
De door WBO gestelde en door [gedaagde 1] weersproken overlast behoeft, gelet op het voorgaande, dan ook geen bespreking.
4.12.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.13.
[gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij - conform de vordering van WBO hoofdelijk - in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WBO worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 1.846,80.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen achtentwintig dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te Oldenzaal leeg en bezemschoon en in goede staat ter beschikking te stellen aan WBO en deze woning te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van WBO zijn, en de sleutels af te geven aan WBO,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk om aan Stichting WBO Wonen een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van WBO tot op heden begroot op € 1.846,80,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op
21 januari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.