ECLI:NL:RBOVE:2015:4600

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
12 oktober 2015
Zaaknummer
C/08/169166 / HA ZA 15-161
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arbitraal vonnis op grond van artikel 1065 lid 1 Rv

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de vernietiging van een arbitraal vonnis dat op 20 mei 2014 was gewezen tussen hen en de vereniging Natuurmonumenten. Dit arbitraal vonnis was het resultaat van een geschil dat ontstond na een eerdere arbitrageprocedure waarin eisers waren veroordeeld tot betaling van de kosten, waaronder het honorarium van de arbiters. Eisers voerden aan dat het arbitraal vonnis vernietigd moest worden omdat het wrakingsverzoek tegen de arbiters was toegewezen, wat volgens hen de onafhankelijkheid en objectiviteit van de arbiters in twijfel trok.

De rechtbank Overijssel, die de zaak behandelde na verwijzing van de rechtbank Noord-Nederland, oordeelde dat er voldoende redenen waren om het arbitraal vonnis te vernietigen. De rechtbank stelde vast dat, hoewel er geen directe aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de arbiters, de omstandigheden waaronder het arbitraal vonnis was gewezen, voldoende aanleiding gaven voor eisers om te vrezen dat de arbiters niet onpartijdig waren. Dit leidde tot de conclusie dat het arbitraal vonnis niet in stand kon blijven.

De rechtbank vernietigde het arbitraal vonnis en veroordeelde Natuurmonumenten in de proceskosten van eisers, die op dat moment waren begroot op € 1.279,80. De uitspraak werd gedaan door mr. J.N. Bartels en vond plaats op 14 oktober 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/169166 / HA ZA 15-161
Vonnis van 14 oktober 2015
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. R.S. van der Spek te Leeuwarden
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND,
gevestigd te 's-Graveland,
gedaagde,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eisers] en Natuurmonumenten genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Natuurmonumenten enerzijds en [eiser 1] en [eiser 2] anderzijds is op 13 februari 2013 een arbitraal vonnis gewezen waarbij mr. G.R. van Baak-Klijnsma, mr. J.P. Evenhuis en B. Fehse hebben opgetreden als arbiters. Bij dit arbitraal vonnis zijn [eiser 1] en [eiser 2] onder meer veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder het honorarium van de arbiters. [eiser 2] heeft geweigerd deze kosten te voldoen en heeft aan de arbiters verzocht de afloop van de door haar ingestelde procedure tot vernietiging van het arbitraal vonnis af te wachten alvorens die kosten te voldoen. De arbiters hebben dit geweigerd. Tussen [eiser 2] en de arbiters is een geschil ontstaan omtrent deze betaling van de aan de arbiters toekomende honorarium uit hoofde van de gevoerde arbitrageprocedure.
2.2.
Op grond van het verzoekschrift tot benoeming van arbiters van 7 juni 2013 van Natuurmonumenten, heeft de rechtbank Noord-Nederland bij beschikking van 27 september 2013 in een andere arbitrageprocedure, eveneens tussen partijen, dezelfde (voormelde) arbiters benoemd.
2.3.
Natuurmonumenten heeft bij memorie van eis van 6 december 2013 haar vorderingen met betrekking tot het voorkeursrecht tot aankoop nader geadstrueerd. Bij arbitraal (verstek)tussenvonnis van 20 mei 2014 hebben de arbiters de vordering toegewezen. Op 23 juli 2014 is een exequatur verleend door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland.
2.4.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben op 6 augustus 2014 zowel een beroepschrift tegen de benoemingsbeslissing, als een wrakingsverzoek ten aanzien van de benoemde arbiters ingediend.
2.5.
Bij beschikking van 17 oktober 2014 is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland het wrakingsverzoek toegewezen. De arbiters en de secretaris zijn uit hun functie in de lopende arbitrageprocedure ontheven.
2.6.
Op 24 september 2014 hebben [eiser 1] en [eiser 2] Natuurmonumenten gedagvaard om op 8 oktober 2014 voor de rechtbank Noord-Nederland te verschijnen en vernietiging gevorderd van het op 20 mei 2014 tussen partijen gewezen arbitraal vonnis.
Op grond van de omstandigheid dat vernietiging wordt gevorderd van een arbitraal vonnis dat is gewezen door een arbitraal college dat ten dele bestaat uit rechters die aan de rechtbank Noord-Nederland (destijds rechtbank Groningen) verbonden zijn geweest en het bepaalde in artikel 46b Wet op de rechterlijke organisatie is de zaak door de rechtbank Noord-Nederland in de staat waarin deze zich bevindt verwezen naar de rechtbank Overijssel.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert samengevat - vernietiging van het arbitraal vonnis van 20 mei 2014 met veroordeling van Natuurmonumenten in de kosten van deze procedure.
3.2.
Natuurmonumenten heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Beoordeeld dient te worden of het arbitraal vonnis van 20 mei 2014 in stand kan blijven dan wel vernietigd dient te worden.
4.2.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben aangevoerd dat dit arbitraal vonnis voor vernietiging in aanmerking komt onder meer op grond van het feit dat het wrakingsverzoek tegen de arbiters is toegewezen. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat uit de beslissing op het wrakingsverzoek blijkt dat het vonnis niet is gewezen door arbiters die voldoende onafhankelijk en objectief konden zijn, althans de schijn van partijdigheid en afhankelijkheid hebben gewekt, zodat deze beslissing vernietigd dient te worden.
Bij conclusie van dupliek heeft Natuurmonumenten aangegeven dat zij met [eiser 1] en [eiser 2] van mening is dat het betreffende arbitrale vonnis geen stand kan houden, alsmede dat Natuurmonumenten [eiser 1] en [eiser 2] niet wenst te houden aan een vonnis dat niet in onpartijdigheid tot stand gekomen is.
4.3.
De vaststaande feiten en de stellingen van partijen in aanmerking nemende, acht de rechtbank voldoende termen aanwezig om het arbitraal vonnis te vernietigen. Hoewel uit de beschikking van de voorzieningenrechter kan worden afgeleid dat niet is gebleken dat er aanwijzingen waren dat de arbiters daadwerkelijk vooringenomen waren jegens verzoekers, is de rechtbank met de voorzieningenrechter van oordeel dat het enkele feit dat [eiser 1] en [eiser 2] en de arbiters als elkaars wederpartij in het geschil met betrekking tot de verschuldigdheid van het honorarium in de eerste arbitrageprocedure hadden te gelden, voldoende is om aan te nemen dat bij [eiser 1] en [eiser 2] een objectief gerechtvaardigde vrees was ontstaan dat de arbiters en de secretaris in de tweede arbitrale procedure jegens hen vooringenomen waren. Dit betekent dat het arbitraal vonnis niet in stand kan blijven zodat de rechtbank de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] zal toewijzen en het arbitrale vonnis van 20 mei 2014 op grond van artikel 1065 lid 1 onder e Rv zal vernietigen.
4.4.
Natuurmonumenten zal in de proceskosten worden veroordeeld. Hoewel zij bij conclusie van dupliek zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, heeft zij [eiser 1] en [eiser 2] wel gedwongen deze zaak aanhangig te maken en processtukken op te stellen. De kosten aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 282,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.279,80

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het arbitrale vonnis van 20 mei 2014, gewezen tussen Natuurmonumenten en [eiser 1] en [eiser 2] ,
5.2.
veroordeelt Natuurmonumenten in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.279,80,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2015.