Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 maart 2015
- de brief van ASR van 1 mei 2015 met productie 26 en 27
- de brief van [gedaagde] van 4 mei 2015 met productie 4 en 5
- de akte uitlaten producties van ASR.
2.De verdere beoordeling
'hij op of omstreeks 25 juli 2011 te Heerde als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg, Eperweg, een motorvoertuig, (personenauto), van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd', doet aan het voorgaande niet af. Anders dan [gedaagde] betoogt, heeft de politierechter blijkens de aantekening mondeling vonnis (productie 3 bij conclusie van antwoord) deze vrijspraak niet gemotiveerd met als redengeving dat 'geen bewijs voorhanden was van de rechtsgeldige vordering tot overgifte van het rijbewijs'. Uit bedoelde aantekening blijkt daarentegen in het geheel niet op grond van welke overwegingen de politierechter tot vrijspraak is gekomen.
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat