ECLI:NL:RBOVE:2015:4633

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
C/08/170419 / KG ZA 15-129
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening en rechtsbijstandsvergoeding in kort geding tegen een stichting

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel op 2 juni 2015, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Arendsen, een kort geding aangespannen tegen de stichting Univé Rechtsbijstand (SUR), die niet verschenen was. De vordering van eiser betrof de vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Eiser vorderde dat SUR de kosten van mr. Arendsen zou vergoeden op basis van een uurtarief van € 200,00 exclusief BTW, en dat SUR schriftelijk zou bevestigen dat zij deze kosten zou vergoeden. Daarnaast vorderde eiser een bedrag van € 2.000,00 exclusief BTW aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat SUR niet rechtens was verschenen, omdat zij niet in persoon was verschenen en zich niet had laten vertegenwoordigen door een advocaat. Hierdoor werd verstek verleend tegen SUR. De rechter concludeerde dat de vordering van eiser, voor zover deze betrekking had op de redelijke en gebruikelijke kosten van rechtsbijstand, niet onrechtmatig of ongegrond was en deze werd toegewezen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd echter afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.

De proceskosten aan de zijde van eiser werden begroot op € 1.786,19, en SUR werd veroordeeld tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.A.A.M. Schreuder.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/170419 / KG ZA 15-129
Vonnis in kort geding van 2 juni 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. N.S. Arendsen te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING UNIVÉ RECHTSHULP,
statutair gevestigd te Zwolle en bedrijfsuitoefenende te Assen,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en SUR genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 13
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van mr. Arendsen voormeld.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, SUR zal veroordelen:
om de door [eiser] te maken kosten van rechtsbijstand ten gevolge van de inschakeling van mr. N.S. Arendsen ten aanzien van het namens [eiser] aanhangig gemaakte hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem d.d. 21 januari 2015 te vergoeden op basis van een uurtarief van € 200,00 exclusief BTW op basis van nacalculatie tot het kostenmaximum zoals in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden is vermeld;
om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis [eiser] schriftelijk te bevestigen dat SUR het honorarium van mr. N.S. Arendsen zal vergoeden op basis van de in I. aangegeven wijze, met de aantekening dat SUR hierbij geen beperking ten aanzien van dit honorarium zal hanteren anders dan het kostenmaximum zoals in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden is vermeld, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat SUR in gebreke mocht blijven aan dit vonnis te voldoen;
tot betaling aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 2.000,00 exclusief BTW ten titel van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dit vonnis tot aan de dag der algehele betaling;
in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen het salaris van de advocaat-gemachtigde en van een eventuele executie, inclusief de wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 111 lid 2 onder g Rv vermeldt het exploot van dagvaarding in zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen onder meer de wijze waarop de gedaagde in het geding moet verschijnen, te weten in persoon of vertegenwoordigd door een gemachtigde.
3.2.
In artikel 255 lid 1 Rv is bepaald dat een gedaagde in kort geding die niet in persoon verschijnt niet kan procederen middels een gemachtigde die geen advocaat is.
3.3.
In het onderhavige exploot van dagvaarding is op de voet van voormelde
bepalingen het navolgende vermeld:
“indien gedaagde niet in persoon en evenmin vertegenwoordigd door een advocaat op de terechtzitting verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de rechter verstek tegen gedaagde zal verlenen en de hierna omschreven vordering zal toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt;”.
3.4.
Een rechtspersoon, zoals SUR, kan alleen “in persoon” verschijnen door een hiertoe in de statuten van die rechtspersoon aangewezen persoon. Ter zitting was aanwezig mr. H.A. Wieringa, die als jurist - en niet als advocaat - werkzaam is bij SUR. Mr. Wieringa heeft aangegeven als gemachtigde van SUR op te treden en heeft een door de directeur van SUR ondertekende machtiging overgelegd. Door mr. Wieringa is echter niet gesteld en uit de overgelegde machtiging is - na bestudering daarvan - niet gebleken dat zij statutair bevoegd is om namens SUR in en buiten rechte op te treden. Datzelfde geldt voor de zijdens SUR ter zitting verschenen heer H.P.H.C.N. Timmerman, die werkzaam is als beleidsjurist.
3.5.
Daar SUR niet “in persoon” ter zitting is verschenen en zij zich ook niet heeft doen vertegenwoordigen door een advocaat, is SUR rechtens niet verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat verstek zal worden verleend tegen SUR.
3.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiser] en SUR verdeeld zijn over de uitleg van bepaling 5.3.2 van de polisvoorwaarden voor wat betreft de woorden: “redelijk en gebruikelijk”. Partijen zijn het er over eens dat [eiser] vrije advocaatkeuze toekomt. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig om deze polisvoorwaarde anders dan grammaticaal uit te leggen. Daarmee is niet aannemelijk dat de door [eiser] te maken kosten van rechtsbijstand op voorhand beperkt moeten worden tot een bedrag van maximaal € 5.000,- omdat SUR met bepaalde advocatenkantoren vaste prijsafspraken heeft gemaakt. Dat neemt niet weg dat de uiteindelijke kosten van rechtsbijstand redelijk en bij de (omvang van de) procedure in hoger beroep ook gebruikelijk moeten zijn.
Het onder I. gevorderde komt de voorzieningenrechter dan ook, voor zover deze vordering betrekking heeft op de redelijke en gebruikelijke kosten, zoals in de polisvoorwaarden onder 5.3.2 is vermeld, niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als na te melden worden toegewezen.
3.7.
De voorzieningenrechter ziet, nu de vordering onder I. zal worden toegewezen, geen grond voor toewijzing van het onder II. gevorderde. Deze vordering omvat, anders dan door [eiser] ter zitting is betoogd, niet het verstrekken van een opdracht aan mr. Arendsen, zodat de voorzieningenrechter ook niet toekomt aan oplegging van de aan de vordering onder II. verbonden dwangsom.
3.8.
[eiser] heeft in het lichaam van de dagvaarding, noch ter zitting iets gesteld omtrent de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten. Deze onder III. gevorderde kosten zullen daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
3.9.
SUR zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 876,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.786,19
3.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.11.
Voor verdere vergoeding is geen plaats. Uit het systeem van de wet volgt dat de rechter in zijn uitspraak over het geschil niet reeds de verliezende partij in de executiekosten kan veroordelen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen SUR,
4.2.
veroordeelt SUR om de door [eiser] te maken kosten van rechtsbijstand ten gevolge van de inschakeling van mr. N.S. Arendsen ten aanzien van het namens [eiser] aanhangig gemaakte hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem d.d. 21 januari 2015 te vergoeden op basis van een uurtarief van € 200,00 (exclusief BTW) op basis van nacalculatie, voor zover deze kosten redelijk en gebruikelijk zijn, zoals in de polisvoorwaarden onder 5.3.2. is vermeld,
4.3.
veroordeelt SUR in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.786,19, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, berekend vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2015.