ECLI:NL:RBOVE:2015:4860

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
C/08/177311 / KG ZA 15-331
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst in kort geding

In deze zaak, die op 3 november 2015 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderden eisers, de zoon en schoondochter van gedaagden, nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 29 juli 2014 was gesloten. De overeenkomst betrof de financiële afwikkeling van de bedrijfsoverdracht van een kwekerij, De Bosbes v.o.f., die door gedaagden werd geëxploiteerd. Eisers stelden dat gedaagden tekortschoten in hun verplichtingen uit de overeenkomst, wat leidde tot een geschil over de uitvoering ervan. Gedaagden hadden de overeenkomst op 18 oktober 2015 vernietigd, met een beroep op dwaling en misbruik van omstandigheden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij spoedeisend belang hadden bij de vordering om hen toegang te verlenen tot de woning voor het opnemen van meterstanden. Echter, voor de overige vorderingen was er voldoende spoedeisend belang. De rechter concludeerde dat er een rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen en dat gedaagden verplicht waren om de overeenkomst na te komen. De rechter wees de vorderingen van eisers grotendeels toe, met uitzondering van enkele specifieke verzoeken. Gedaagden werden veroordeeld tot het verrichten van alle noodzakelijke handelingen voor de nakoming van de overeenkomst en het ondertekenen van de concept-notariële akte. Tevens werd hen verboden om de aansluitingen voor gas, water en elektra af te sluiten, met een dwangsom voor elke dag dat zij zich niet aan dit verbod hielden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/177311 / KG ZA 15-331
Vonnis in kort geding van 3 november 2015
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden h.o.d.n. “De Bosbes v.o.f.” en wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. W.J.A. van Es te Meppel,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.K.S. Verhoek te Bleiswijk.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 12 producties
  • het faxbericht van [gedaagden] van 19 oktober 2015 met 2 producties
  • de mondelinge behandeling op 20 oktober 2015
  • de pleitnota van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn de zoon en schoondochter van [gedaagden] .
2.2.
Sinds 1974 exploiteren [gedaagden] een kwekerij onder de naam De Bosbes v.o.f. In 1992 is eiser sub 1 tot deze vof toegetreden. Per 1 januari 2014 is de vof ontbonden. [eisers] zijn op die datum een vof aangegaan onder gelijkluidende naam. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de financiële afwikkeling van de bedrijfsoverdracht.
2.3.
Ter beëindiging van dit geschil hebben partijen op 29 juli 2014 een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten. Tussen partijen is vervolgens een discussie ontstaan over de uitvoering van deze overeenkomst.
2.4.
Bij brief van 16 april 2015 hebben [eisers] (de gevolmachtigde van) [gedaagden] verzocht, en voor zover nodig gesommeerd, om ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst per omgaande een afspraak te maken bij de behandelend notaris die [gedaagden] bekend is voor ondertekening van de notariële akten waardoor de overgang van de onroerende zaken kan worden geëffectueerd. Bij brief van 22 april 2015 heeft de gevolmachtigde van [gedaagden] , [X] (broer van eiser sub 1), (de advocaat van) [eisers] verzocht alle correspondentie aan hem te richten.
2.5.
Bij brief van 18 oktober 2015 hebben [gedaagden] met een beroep op dwaling en/of misbruik van omstandigheden de vaststellingsovereenkomst vernietigd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen – na aanvulling van de eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(1) [gedaagden] zal veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en daartoe alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen te doen verrichten die voor de nakoming van de vaststellingsovereenkomst en overdracht van de daarin genoemde (on)roerende zaken noodzakelijk zullen zijn, in dier voege dat [gedaagden] worden veroordeeld tot (medewerking aan) ondertekening van de aan de dagvaarding gehechte concept-notariële akte “ontbinding vennootschap onder firma/bedrijfsoverdracht”, - met inachtneming van de tekstuele/inhoudelijke aanpassingen die [eisers] hebben aangegeven op productie 2 bij de dagvaarding - ten overstaan van mr. Pieter Tjeerd van der Galiën, notaris te Steenwijkerland, althans diens plaatsvervanger, binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagden] nalatig zijn aan het vonnis te voldoen;
(2) zal bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagden] die tot de rechtshandelingen gehouden zijn, althans een dwangvertegenwoordiger zal aanwijzen die de handelingen zal verrichten waartoe [gedaagden] gehouden zijn;
(3) zal bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de notariële akte van overdracht;
(4) [gedaagden] , hoofdelijk, zal veroordelen in de proceskosten;
(5) [gedaagden] zal verbieden om de aansluitingen voor gas/water/elektra voor de percelen [adres] te [plaats] af te (doen) sluiten, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden] zich niet houden aan dit verbod;
(6) [gedaagden] zal gebieden om [eisers] eenmaal per maand toe te laten tot de woning aan de [adres] te [plaats] teneinde de meterstanden van het gas/water/licht van de onderhavige percelen te kunnen opnemen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden] zich niet houden aan dit gebod.
3.2.
[gedaagden] voeren gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1.
Met [gedaagden] is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eisers] niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij spoedeisend belang hebben bij het gevorderde gebod om hen eenmaal per maand toe te laten tot de woning aan de [adres] te [plaats] teneinde de meterstanden van het gas/water/licht te kunnen opnemen. Deze vordering zal daarom worden afgewezen. Van een spoedeisend belang van [eisers] bij de overige vorderingen is in voldoende mate gebleken. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de Rabobank Meppel-Staphorst-Steenwijkerland bij brief van 7 september 2015 aan [gedaagden] onder meer het volgende heeft meegedeeld (productie 10 bij dagvaarding):
De afwikkeling van de vaststellingsovereenkomst heeft tot op heden niet plaatsgevonden. Deze patstelling zorgt ervoor dat er bancair geen mogelijkheden (los van de financiële positie) zijn om De Bosbes V.O.F. (KVK 05026739) bij te financieren, wat gezien de liquiditeitspositie wel nodig is. Het gebrek aan liquiditeiten maakt de onderneming kwetsbaar waardoor de ruimte om eventuele tegenvallers op te vangen marginaal is.
De stelling van [gedaagden] dat, gelet op de huidige financiële positie van de vof De Bosbes, uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst een groot deel aan vermogen aan hun moet worden uitgekeerd waardoor de liquiditeitspositie van de vof De Bosbes niet bijzonder financieringswaardig is, en om die reden geen sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [eisers] , doet aan gemelde patstelling niet af.
4.2.
Aan hun vorderingen leggen [eisers] , samengevat, ten grondslag dat [gedaagden] jegens hen toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen voortvloeiende uit de vaststellingsovereenkomst. [eisers] stellen zich op het standpunt dat in de vaststellingsovereenkomst rechtens afdwingbare afspraken zijn gemaakt die [gedaagden] dienen na te komen. Volgens [eisers] bestaat wilsovereenstemming tussen partijen over de wederzijdse rechten en plichten.
4.3.
De voorzieningenrechter dient te beoordelen of de vorderingen van [eisers] een zodanige kans van slagen hebben in een eventuele bodemprocedure dat de toewijzing daarvan als voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Het gaat daarbij om de (voorlopige) beantwoording van de vraag of tussen partijen al dan niet een onaantastbare vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
Dwaling
4.4.
[gedaagden] voeren als verweer dat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling (artikel 6:228 BW), te wijten aan onjuiste mededelingen van [S] . [gedaagden] stellen dat [S] niet als bemiddelaar maar als belangenbehartiger van [eisers] optreedt en dat hij ten tijde van de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst heeft meegedeeld dat
“jullie kunnen de overeenkomst met gemak tekenen, het is slechts een opzetje wat nog helemaal uitgewerkt moet worden”. Volgens [gedaagden] moet de overeenkomst in dat licht dan ook eerder worden gezien als een “letter of intent” dan als een vaststellingsovereenkomst. Gelet op de uitlatingen die door [S] zijn gedaan, waren [gedaagden] in de veronderstelling dat zij zich slechts verbonden om tegen later te bepalen voorwaarden de vof De Bosbes aan [eisers] over te dragen.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst, in ieder geval op 22 mei 2014, uitvoerige gesprekken over de inhoud en gevolgen daarvan vooraf zijn gegaan. Voorts is evenmin in geschil dat tijdens de ondertekening van deze overeenkomst op 29 juli 2014, naast partijen en [S] , ook [R] (MTH Belastingadviseurs BV) en drs. [H] ( [D.] Accountants en Belastingadviseurs) aanwezig waren. [gedaagden] hebben verklaard dat zij [R] hebben benaderd om zijn licht op de zaak te werpen en dat zij voor zijn diensten hebben betaald. Gelet hierop dient aangenomen te worden dat [R] destijds als adviseur van [gedaagden] heeft opgetreden. Mede gelet op het gegeven dat partijen de vaststellingsovereenkomst inmiddels voor een (groot) deel hebben uitgevoerd – onder meer
heeft een herverkaveling en splitsing van het perceel plaatselijk bekend gemeente [Z] , [xxxx] plaatsgevonden en hebben partijen op 2 september 2014 een huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] te [plaats] gesloten –, acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat het beroep van [gedaagden] op dwaling in een eventuele bodemprocedure zal slagen. Daarbij komt dat [gedaagden] niet hebben gesteld, althans niet aannemelijk hebben gemaakt, dat zij bij een juiste voorstelling van zaken een of meer onderdelen van de vaststellingsovereenkomst niet zouden hebben aanvaard.
Misbruik van omstandigheden
4.6.
Voorts beroepen [gedaagden] zich op misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 4 BW). In dit verband stellen [gedaagden] dat hun adviseur, [X] , niet bij de bespreking van 29 juli 2014 aanwezig mocht zijn en dat zij onder valse voorwendselen (zie 4.4) ertoe zijn aangezet om de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen, terwijl [eisers] juist het tegenovergestelde hadden moeten doen. Volgens [gedaagden] hadden [eisers] hun een concept voorstel moeten meegeven, waarna zij in de gelegenheid zouden moeten worden gesteld om een en ander te bespreken met hun adviseur.
4.7.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, staat tussen partijen niet ter discussie dat voorafgaande aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst diverse gesprekken over de inhoud en gevolgen daarvan hebben plaatsgevonden, waarbij partijen zijn bijgestaan door hun adviseurs, en dat daaraan inmiddels voor een deel uitvoering is gegeven. [gedaagden] hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eisers] wisten of hebben moeten begrijpen dat zij door bijzondere omstandigheden tot het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst zijn bewogen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter evenmin aannemelijk acht dat de bodemrechter het beroep van [gedaagden] op misbruik van omstandigheden zal honoreren.
4.8.
Uit het voorgaande volgt, naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter, dat tussen partijen een rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen.
Inhoud en uitleg vaststellingsovereenkomst
4.9.
[gedaagden] voeren verder aan dat de bij dagvaarding als productie 1 overgelegde (concept) notariële akte “Ontbinding vennootschap onder firma/bedrijfsoverdracht” (hierna: de conceptakte) niet conform de vaststellingsovereenkomst is opgesteld. Volgens [gedaagden] zou de geselecteerde notaris pas de opdracht krijgen nadat overleg met hen is gevoerd. [gedaagden] stellen dat nimmer overleg is geweest noch hebben zij enige inspraak gehad in de thans voorliggende akte.
4.10.
In de vaststellingsovereenkomst zijn partijen onder “Diverse afspraken”, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
-
[eiser] zal een notaris selecteren en hem in onderling overleg met de Ouders ( [gedaagden] , toevoeging voorzieningenrechter) opdracht geven alle genoemde akten te doen opstellen en te passeren waarbij de kosten van de akte van levering zullen worden gedragen door de koper.
Eiser sub 1 heeft ter uitvoering van deze afspraak mr. P.T. van der Galiën, notaris te Steenwijkerland, benaderd en hem opdracht gegeven de akte “Ontbinding vennootschap onder firma/bedrijfsoverdracht” te doen opstellen.
4.11.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [gedaagden] geen bezwaar hebben tegen de persoon van de door eiser sub 1 geselecteerde notaris (mr. Van der Galiën), maar dat zij inhoudelijke opmerkingen hebben over de conceptakte. Volgens [gedaagden] is in de vaststellingsovereenkomst slechts bepaald dat de percelen kadastraal bekend gemeente [Z] , sectie [yyyy] en [zzzz] worden overgedragen aan [eisers] , maar niet tegen welke prijs, terwijl de conceptakte veronderstelt dat de prijs van deze percelen is inbegrepen in de koop- c.q. overnamesom van € 120.500,00. Dit is volgens [gedaagden] nooit de bedoeling van partijen geweest. [gedaagden] stellen dat zij de afgelopen jaren dat zij de onderneming hebben gedreven een “potje” van € 243.554,00 in de vof hebben opgebouwd, terwijl in de conceptakte slechts € 120.500,00 als tegenwaarde is opgenomen.
4.12.
Voor het antwoord op de vraag hoe in een schriftelijk stuk de verhouding tussen partijen is geregeld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang. Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval niettemin meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.13.
Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter valt uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst, onder “Onroerende zaken”, af te leiden dat het de bedoeling van partijen is geweest dat – na herverkaveling (zie productie 6 bij dagvaarding) – [gedaagden] de percelen kadastraal bekend gemeente Steenwijkerwold, sectie B, nummers 2996 en 2999 aan eiser sub 1 in eigendom zullen overdragen en dat deze overdracht in de koopsom van
€ 120.500,00 is inbegrepen. Anders dan [gedaagden] betogen, beantwoordt de conceptakte aan de vaststellingsovereenkomst. De stelling van [gedaagden] dat zij in de loop der tijd een “potje” van € 243.554,00 in de vof hebben opgebouwd, blijkt niet uit de vaststellingsovereenkomst of anderszins. Andere bezwaren tegen de conceptakte hebben [gedaagden] niet naar voren gebracht.
Conclusie
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde nakoming van de vaststellingsovereenkomst voor toewijzing in aanmerking komt. De gevorderde dwangsom zal, op de hierna te melden wijze, worden gematigd en gemaximeerd.
4.15.
Nu de door [eisers] gemaakte opmerkingen en aanvullingen (zie productie 2 bij dagvaarding) nog niet in de conceptakte zijn verwerkt, ziet de voorzieningenrechter thans geen aanleiding om op de voet van artikel 3:300 BW te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte. Van een perfecte (concept)akte “Ontbinding vennootschap onder firma/bedrijfsoverdracht” is op dit moment nog geen sprake. Het gevorderde in rechtsoverweging 3.1 sub (2) en (3) zal daarom worden afgewezen.
4.16.
[eisers] hebben, tot slot, onweersproken gesteld dat [gedaagden] hebben gedreigd met het doen afsluiten van gas/water/licht van hun bedrijf, zodat het gevorderde verbod om de aansluitingen voor gas/water/elektra voor de percelen [adres] te [plaats] af te (doen) sluiten, voor toewijzing in aanmerking komt. De gevorderde dwangsom zal, eveneens op de hierna te melden wijze, worden gematigd en gemaximeerd.
Proceskosten
4.17.
Gelet op de aard van de relatie van partijen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en daartoe alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen te doen verrichten die voor de nakoming van de vaststellingsovereenkomst en overdracht van de daarin genoemde (on)roerende zaken noodzakelijk zullen zijn, in dier voege dat [gedaagden] worden veroordeeld tot (medewerking aan) ondertekening van de aan de dagvaarding gehechte concept-notariële akte “ontbinding vennootschap onder firma/bedrijfsoverdracht” - met inachtneming van de tekstuele/inhoudelijke aanpassingen die [eisers] hebben aangegeven op productie 2 bij de dagvaarding - ten overstaan van mr. Pieter Tjeerd van der Galiën, notaris te Steenwijkerland, althans diens plaatsvervanger, binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagden] nalatig zijn aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,00;
5.2.
verbiedt [gedaagden] om de aansluitingen voor gas/water/elektra voor de percelen [adres] te [plaats] af te (doen) sluiten, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden] zich niet houden aan dit verbod, met een maximum van € 5.000,00;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2015.