ECLI:NL:RBOVE:2015:4916

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 oktober 2015
Publicatiedatum
5 november 2015
Zaaknummer
176895 / KG ZA 15-318
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag en executie in het kader van echtscheiding met betrekking tot onroerende en roerende zaken

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, is een kort geding aan de orde waarin de eisende partij, Tuttitalia B.V., vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, [gedaagde]. De zaak betreft de executie van een beschikking in het kader van een echtscheiding tussen [eiser] en [gedaagde], waarbij onder andere afspraken zijn gemaakt over de verkoop van de gezamenlijke woning en de verdeling van de overwaarde. De eisende partij heeft gevorderd dat de gedaagde de tenuitvoerlegging van de beschikking d.d. 22 april 2014 staakt, de onderhavige beslagen opheft en een bedrag terugbetaalt aan [eiser]. De gedaagde heeft de vorderingen betwist en geconcludeerd tot afwijzing.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde rechtmatig beslag heeft gelegd op verschillende roerende zaken en een bankrekening van [eiser]. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de beschikking mag executeren tot een bedrag van € 15.000,00, en dat de beslagen op de roerende zaken van [eiser] en [eiseres] voor een aantal specifieke zaken worden opgeheven. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 21 oktober 2015 in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 176895 / KG ZA 15-318
datum vonnis: 21 oktober 2015
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Tuttitalia B.V.,
gevestigd te Enschede,

2. [eiser] ,

en

3. [eiseres] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna ook wel Tuttitalia, [eiser] en [eiseres] te noemen,
advocaat: mr. S. Groothuismink te Enschede,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
in persoon, bijgestaan door mevrouw Steggink van Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar te Almelo.

Het procesverloop

De eisende partij heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 2 oktober 2015. De mondelinge behandeling is vervolgens aangehouden voor onderling overleg tussen partijen en hervat ter zitting van 16 oktober 2015.
Op beide zittingen waren partijen aanwezig, vergezeld van advocaat mr. Groothuismink resp. mevrouw Steggink.
De standpunten zijn op beide zittingen toegelicht. Partijen zijn ook na een schorsing ter zitting van 16 oktober 2015 niet tot overeenstemming gekomen.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- [eiser] en [gedaagde] zijn begin januari 2013 uit elkaar gegaan en zij hebben op 10 en 13 maart 2014 convenanten opgesteld in het kader van hun echtscheiding. De echtscheiding is op 22 april 2014 uitgesproken. In de beschikking (van deze rechtbank en deze locatie) is bepaald dat de inhoud van voormelde convenanten deel uit maken van de beschikking.
- Partijen zijn onder meer overeengekomen dat de gezamenlijke woning zou worden verkocht. In het convenant is hierover opgenomen:

1. ONROERENDE ZAAK

Verkoop
Voormelde onroerende zaak is door partijen in verkoop gebracht bij Bos Makelaars te
Enschede. Biedingen worden in onderling overleg besproken. Uitgangspunt is dat er een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst gerealiseerd wordt.
De maandelijkse kosten voor hypotheek, verzekeringen en zakelijke lasten alsmede de kosten voor onderhoud zullen door partijen gezamenlijk gedragen worden waarbij partijen overeenkomen dat de man maandelijks en bij vooruitbetaling een bedrag van
driehonderdvijftig (€ 350,00) aan de vrouw zat betalen.
Van de verkoopopbrengst zullen allereerst de makelaars- en overige kosten worden voldaan. Het netto saldo, vermeerderd met de waarde van de beleggingsrekening met een waarde van twaalfduizend negentig (€ 12.090,00), zal gelijkelijk tussen partijen worden verdeeld. De beleggingsrekening met een waarde van vijftienduizend drieënnegentig (€ 15.093,00) wordt na verkoop van de woning zonder nadere verrekening aan de vrouw toegedeeld.
Ingeval er een ander dan de vrouw zich na heden laat inschrijven op het adres van de
onroerende zaak, is deze ander gehouden de door de man verplichte driehonderdvijftig euro (€ 350,00) maandelijks en bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw. De man is dan ontheven van zijn betalingsplicht.
Aflossing zakelijke schuld
Ingeval de Rabobank bij verkoop van de woning eist dat de zakelijke financiering deels of geheel wordt afgelost uit de verkoopopbrengst draagt de vrouw uit haar helft een bedrag ad vijfduizend euro (€ 5.000,00) bij in deze aflossing.
Het restant van de aflossing zal door de man voldaan worden. Mocht er een restantschuld overblijven dan zal de man de Rabobank de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan.
- Bij de verkoop van de woning heeft de Rabobank de aan de v.o.f. gekoppelde rekening-courant ad € 49.049,18 opgeëist. Volgens de nota van afrekening van de notaris d.d. 3 augustus 2015 resteerde een overwaarde van € 3682,53.
- [gedaagde] heeft vervolgens de deurwaarder opdracht gegeven de beschikking/het convenant te executeren.
De deurwaarder heeft de volgende executoriale beslagen gelegd:
a. a) Derdenbeslag op de privébankrekening van [eiser] ;
b) Beslag op roerende zaken van [eiser] en [eiseres] ;
c) Beslag op roerende zaken van de v.o.f. Tuttitalia;
d) Derdenbeslag bij ASR Nederland N.V. op een beleggingsrekening van [eiser] en [gedaagde] ;
e) Derdenbeslag op de huurpenningen die de heer [L] verschuldigd is aan
Tuttitalia B.V.
2. De eisende partij heeft gevorderd:
I. [gedaagde] bij vonnis te veroordelen tot het staken en gestaakt houden van de
tenuitvoerlegging van de beschikking d.d. 22 april 2014, totdat een onherroepelijke
uitspraak is gedaan in een bodemprocedure waarin de hoogte van de vordering vast
komt te staan, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per
overtreding en/of een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag dat de overtreding
voortduurt;
II. bij vonnis de onderhavige beslagen op te heffen;
III. bij vonnis [gedaagde] te veroordelen het bedrag ad € 649,- althans € 559,97 terug te
betalen terzake het bankbeslag aan [eiser] ;
IV. bij vonnis [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.250,14;
V. bij vonnis [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten en de nakosten van deze procedure;
VI. het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3. De eisende partij heeft hiertoe aangevoerd, kort samengevat, dat [gedaagde] misbruik maakt van recht door de beschikking ten uitvoer te leggen en dat de beslagen vexatoir zijn gelegd. De vordering is onvoldoende bepaald, niet opeisbaar en er zijn een aantal correctieposten. De vordering van [gedaagde] op [eiser] bedraagt volgens [eiser] maximaal € 21.365,85, op welk bedrag nog een aantal verrekenposten in mindering strekken. Bovendien legt [gedaagde] beslag ter inning van vorderingen waarvoor geen titel bestaat.
4. [gedaagde] heeft kort gezegd geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
Op de standpunten van partijen wordt hieronder nader ingegaan.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat niet elk convenant, dat aan een echtscheidingsbeschikking is gehecht en daarvan deelt uitmaakt (zoals in casu) een voor tenuitvoerlegging vatbare titel oplevert. Dat hangt, zoals ook door partijen is aangevoerd, af van de wijze waarop het convenant is geredigeerd. Volgens [gedaagde] heeft zij op grond van het convenant een vordering op [eiser] van € 33.689,99, zoals gespecificeerd in de pleitnota. Volgens [eiser] is het bedrag veel lager. Verreweg het grootste deel van deze vordering betreft de kwestie verdeling van de overwaarde van de verkochte woning. Die kwestie is in het convenant opgenomen als onder punt 1 weergegeven. De situatie in het convenant opgenomen onder “
Aflossing zakelijke schuld”, heeft zich voorgedaan. [gedaagde] heeft van het netto saldo van de verkoop van de woning niet de helft ontvangen. Partijen zijn het er over eens dat in het convenant niet is opgenomen wanneer in dat geval het aan [gedaagde] toekomende bedrag opeisbaar is (en hoe dat bedrag door [eiser] betaald moet worden).
6. De voorzieningenrechter heeft (voorlopig oordelend) ter zitting reeds laten weten dat het uitgangspunt is dat mitsdien het bedrag direct en ineens opeisbaar is. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering van [gedaagde] op [eiser] op zich voldoende duidelijk is geredigeerd, en dat de beschikking wat dat betreft kan worden geëxecuteerd.
7. Partijen zijn het weliswaar niet eens over de hoogte van de vordering van [gedaagde] op [eiser] , maar voldoende vast staat dat dit in elk geval, onbetwist, een bedrag van rond de
€ 15.000,00 bedraagt. [eiser] zelf heeft met zoveel woorden aangegeven dat [gedaagde] een vordering van maximaal € 21.365,85 heeft, op welk bedrag nog in mindering dient te strekken enkele aftrekposten tot een bedrag van ongeveer € 6500,00, dus ongeveer
€ 15.000,00.
[gedaagde] is derhalve (in elk geval) gerechtigd te executeren tot een bedrag van € 15.000,00.
8. De eisende partij heeft voorts opmerkingen gemaakt over de rechtmatigheid van de verschillende beslagen.
Het bankbeslag, gelegd op het bankrekeningnummer van [eiser] , is gelet op het hiervoor overwogene rechtmatig gelegd op de bankrekening van [eiser] . Het beslag is inmiddels geëffectueerd.
Het beslag op de roerende zaken van [eiser] en [eiseres] is rechtmatig gelegd voor zover de roerende zaken eigendom zijn van [eiser] . Voorlopig oordelend houdt de voorzieningenrechter, ten aanzien van de vraag wie eigenaar is, aan de notarieel opgemaakte lijst van eigendommen, door [eiser] overgelegd als productie 13.
[eiser] heeft aangevoerd dat zaken in beslag zijn genomen die eigendom zijn van [eiseres] , niet van [eiser] .
Blijkens het proces-verbaal van inbeslagname is beslag gelegd op:
- Een witte kinderbox
- Servies ikea 365-serie met borden, bekers en kommen
- Een ombouw van een boxspring
- TV Samsung, flatscreen
- Stereo van het merk Onkyo
- Een geluidsbox van het merk Sony
- Verzameling CD’s en DVD’s in grijze box
- Partij divers gereedschap
- Kinderfiets van het merk Snake
- Een niet in gebruik zijnde losse matras
- Grasmaaier
- Tuinstoelen + tafel zich bevindende in de caravan
- Personenauto, merk BMW 3181 Cabrio E2, kleur zwart, [kenteken 1]
- Caravan, merk Bürstner, [kenteken 2]
- Een witte Peugeot E Bike.
De meeste zaken staan op de opgemaakte lijst als zijnde eigendom van [eiser] . Deze zijn derhalve rechtmatig in beslag genomen.
Dit geldt niet voor de volgende zaken, aldus [eiser] : de BMW, de geluidsbox, een kinderfiets, de witte peugeot E-bike, en de caravan.
Voorlopig oordelend heeft [gedaagde] ook de kinderfiets rechtmatig in beslag kunnen nemen, nu op de lijst van eigendommen bij [eiser] staat “Fiets Snake”. De overige zaken zijn voorlopig oordelend geen eigendom van [eiser] . De geluidsbox komt voor op de lijst als zijnde van [eiseres] en gelet op de producties 14, 15 en 16 bij de dagvaarding gaat de voorzieningenrechter er voorshands van uit dat de E-Bike, de caravan en de BMW geen eigendom zijn van [eiser] , zodat het beslag in zoverre niet rechtmatig is gelegd.
Ten aanzien van de beslagen op de roerende zaken van de v.o.f. Tuttitalia en het derdenbeslag bij ASR heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat deze beslagen onrechtmatig zijn gelegd. Deze zullen derhalve niet worden opgeheven.
Verder staat vast dat de derdebeslagene [L] heeft verklaard dat hij geen gelden aan [eiser] is verschuldigd, zodat dit beslag geen effect heeft gehad. [gedaagde] heeft de kosten van dit beslag ook niet gevorderd.
9. Gelet op het voorgaande zal de volgende voorlopige voorziening worden gegeven.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, gelet op het feit dat beide partijen over een weer in het (on-)gelijk zijn gesteld en overigens ook ex-echtelieden zijn geweest, uit welke verhouding de onderhavige vorderingen zijn voortgevloeid.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Bepaalt dat [gedaagde] de beschikking d.d. 22 april 2014 mag executeren tot een bedrag van
€ 15.000,00. Voor zover beslagen zijn gelegd voor een hoger bedrag dan € 15.000,00 worden deze voor het hogere opgeheven, totdat en voorzover in een bodemprocedure vast is komen te staan dat een hoger bedrag is verschuldigd.
II. Heft het beslag op de roerende zaken van [eiser] en [eiseres] deels, voor de posten de BMW, de geluidsbox, de witte peugeot E-bike en de caravan, op.
III. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.H. van der Veer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.