ECLI:NL:RBOVE:2015:498

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
08/955406-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag

Op 30 januari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die op 21 juli 2014 in Hengelo een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een bedrijfsauto, heeft een fietser aangereden, waardoor deze om het leven kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gereden, met onvoldoende aanpassing van zijn snelheid aan de omstandigheden ter plaatse, waaronder regen en een smalle weg zonder belijning. De verdachte was afgeleid door poststukken en een mobiele telefoon op de passagiersstoel, wat leidde tot een fatale aanrijding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht, maar ook dat zijn handelen heeft geleid tot het overlijden van de fietser, wat aanzienlijke gevolgen heeft gehad voor de nabestaanden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955406-14
Datum vonnis: 30 januari 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair) op
21 juli 2014 in Hengelo als bestuurder van een bedrijfsauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij de heer [slachtoffer] om het leven is gekomen, dan wel (subsidiair) dat verdachte op die dag in Hengelo de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waardoor een aanrijding met een fietser is veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2014 in de gemeente Hengelo (O), als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Torenlaan, roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam
heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl de Torenweg ter plaatse geen belijning had en/of ongeveer 4,8 meter
breed was, en/of
- terwijl het regende, en/of
- terwijl verdachte een op die Torenweg voor hem rijdende fietser en/of een
hem tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto) had waargenomen, en/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate en/of onvoldoende
tijdig, heeft aangepast aan voormelde omstandigheden ter plaatse, en/of
- ( vervolgens) (hard) heeft geremd op het moment dat hij, verdachte, voormelde
fietser op korte afstand was genaderd en/of op het moment dat de hem
tegemoetkomende personenauto op korte afstand genaderd was, en/of
- ( vervolgens) zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op zijn
mobiele telefoon en/of poststuk(ken) die van de passagiersstoel gleden,
althans goederen die op de passagiersstoel lagen, in ieder geval zijn aandacht
niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de
(verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte,
in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was,
en/of
- ( vervolgens) tegen voormelde fietser is gebotst en/of aangereden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 21 juli 2014 in de gemeente Hengelo (O), als bestuurder
van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Torenlaan,
- terwijl de Torenweg ter plaatse geen belijning had en/of ongeveer 4,8 meter
breed was, en/of
- terwijl het regende, en/of
- terwijl verdachte een op die Torenweg voor hem rijdende fietser en/of een
hem tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto) had waargenomen, en/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate en/of onvoldoende
tijdig, heeft aangepast aan voormelde omstandigheden ter plaatse, en/of
- ( vervolgens) (hard) heeft geremd op het moment dat hij, verdachte, voormelde
fietser op korte afstand was genaderd en/of op het moment dat de hem
tegemoetkomende personenauto op korte afstand genaderd was, en/of
- ( vervolgens) zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op zijn
mobiele telefoon en/of poststuk(ken) die van de passagiersstoel gleden,
althans goederen die op de passagiersstoel lagen, in ieder geval zijn aandacht
niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de
(verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte,
in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was,
en/of
- ( vervolgens) tegen voormelde fietser is gebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Volgens de officier van justitie kan bewezen worden dat er sprake is van aanmerkelijke schuld zijdens verdachte. Verdachte heeft onvoldoende oplettendheid betracht waardoor hij de auto onder deze omstandigheden niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Wat betreft het primair tenlastegelegde kan volgens de verdediging niet bewezen worden dat sprake is van roekeloos, zeer althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag van verdachte. Er was enkel sprake van een moment van onoplettendheid bij verdachte. Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging gesteld dat het begaan van een enkele verkeersovertreding op zichzelf onvoldoende is om te spreken van het veroorzaken van gevaar in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting vast dat verdachte op 21 juli 2014 in de gemeente Hengelo (O) een aanrijding met een fietser, zijnde de heer [slachtoffer], heeft veroorzaakt als gevolg waarvan de heer [slachtoffer] werd gedood.
Ten aanzien van de vraag of de fout van verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op het bepaalde in artikel 6 WVW 1994 dient de rechtbank vast te stellen of de
verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van de verdachte en de beoordeling of en zo ja, in welke mate hij verwijtbaar heeft gehandeld. Anderzijds dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Het bestanddeel “schuld” is in dit geval nader omschreven als “roekeloos, in ieder geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam”.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of
één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van
artikel 6 WVW 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van
verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin [1] .
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank dus krachtens voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Die zorgplicht houdt in dat een bestuurder zijn rijgedrag dient aan te passen aan de omstandigheden ter plaatse.
Verdachte heeft deze zorgplicht, gelet op de vastgestelde gedragingen, naar het oordeel van de rechtbank niet in acht genomen. Tijdens zijn werkzaamheden als postbezorger heeft verdachte op 21 juli 2014 in een bedrijfsauto rouwbrieven bezorgd in de gemeente Hengelo. Zowel de rouwbrieven als zijn mobiele telefoon, die diende als navigatie voor de adressen waar de rouwbrieven bezorgd moesten worden, lagen op de passagiersstoel. Op de Torenlaan in Hengelo, zijnde een smalle weg van slechts 4,8 meter breed waar een maximale snelheid van 60 km/u geldt, reed verdachte in een flauwe bocht kort achter een fietser. Toen verdachte de fietser wilde inhalen, kwam hem een auto tegemoet. Verdachte realiseerde zich op dat moment dat er onvoldoende ruimte was om de fietser in te halen en remde. Hierdoor gleden de goederen van de passagiersstoel. Verdachte greep daarop naar de goederen en maakte in die beweging een stuurbeweging naar rechts waarop hij in aanrijding kwam met de fietser. De fietser kwam daardoor op de motorkap van de bedrijfsauto terecht, vloog vervolgens met een boog door de lucht, en is achter de bedrijfsauto in de berm terecht gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een aanmerkelijke verkeersfout heeft gemaakt door de inhaalmanoeuvre in te zetten, terwijl hij de weg onvoldoende kon overzien, dan wel, mogelijk afgeleid door de navigatie-app op zijn telefoon, onvoldoende heeft gecontroleerd of de weg voor hem vrij was, voordat hij de fietser ging inhalen. Hij had achter de fietser moeten blijven, totdat hij, na de flauwe bocht naar links, de weg weer goed had kunnen overzien. Door toch in te gaan halen, werd hij verrast door de tegemoetkomende auto. Hij heeft, vermoedelijk in een reflex, mede onder invloed van de verschuivende post en telefoon op de passagiersstoel, geremd en (iets) naar rechts gestuurd, terwijl hij de fietser al te dicht genaderd was om die manoeuvre veilig uit te kunnen voeren. Daarbij was zijn snelheid hoger dat de situatie en de omstandigheden ter plaatse toelieten. De rechtbank is, met andere woorden, van oordeel dat, gezien de omstandigheden, te weten het regenachtige weer, de geringe breedte van de weg, een flauwe bocht in de weg waardoor verdachte beperkt zicht had op tegemoetkomend verkeer en de wetenschap dat een fietser voor hem reed, verdachte zijn snelheid niet voldoende heeft aangepast en niet tijdig heeft geanticipeerd op de hem tegemoetkomende auto, waarvan de bestuurster heeft verklaard dat zij zo’n drie tot vier autolengtes verwijderd was van de plaats van het ongeval toen de aanrijding plaatsvond. Door de te hoge snelheid voor de omstandigheden ter plaatse in combinatie met het onvoldoende afstand houden ten opzichte van de voor hem rijdende fietser heeft verdachte de bedrijfsauto niet tijdig tot stilstand kunnen brengen. Deze feiten en omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Te meer nu uit de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte ook wetenschap had van het feit dat de fietser voor hem reed. Verdachte heeft verklaard dat de fietser een regenpak droeg en dat het achterlicht van de fiets niet brandde. De rechtbank is van oordeel dat deze waarneming, in combinatie met de eerder genoemde omstandigheden, te weten regenachtig weer en een flauwe bocht met beperkt zicht op mogelijke tegenliggers, verdachte noopten tot extra voorzichtigheid en oplettendheid.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 juli 2014 in de gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bedrijfsauto, daarmede rijdende over de weg, de Torenlaan, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl de Torenlaan ter plaatse geen belijning had en ongeveer 4,8 meter breed was, en
- terwijl het regende, en
- terwijl verdachte een op die Torenlaan voor hem rijdende fietser en een hem tegemoetkomende personenauto had waargenomen, en
- daarbij zijn snelheid in onvoldoende mate en onvoldoende tijdig, heeft aangepast aan voormelde omstandigheden ter plaatse, en
- op het moment dat hij, verdachte, voormelde fietser op korte afstand was genaderd en op het moment dat de hem tegemoetkomende personenauto op korte afstand genaderd was, en
- hij zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op zijn mobiele telefoon en poststukken die van de passagiersstoel gleden, en daarbij zijn aandacht in onvoldoende mate op het overige verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse heeft gehad, en
- daarbij in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
- vervolgens tegen voormelde fietser is aangereden, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan de heer [slachtoffer] is komen te overlijden. Verdachte heeft op een smalle weg, terwijl het regende, de heer [slachtoffer] willen inhalen maar heeft – toen hem in een flauwe bocht bleek dat een automobilist hem tegemoetkwam – zijn inhaalmanoeuvre moeten corrigeren en heeft, toen poststukken en mobiele telefoon van de passagiersstoel gleden en hij die goederen wilde tegenhouden, een stuurbeweging naar rechts gemaakt waardoor hij in aanrijding is gekomen met de heer [slachtoffer], die als gevolg van die aanrijding is komen te overlijden.
Door verdachtes handelen is aan nabestaanden van de heer [slachtoffer] leed toegebracht. De rechtbank is gebleken dat ook verdachte is aangegrepen door het ongeval en het daardoor veroorzaakte gevolg. Strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, zal het leed niet ongedaan kunnen maken. Strafoplegging dient bovendien te geschieden, niet alleen met inachtneming van de, in dit geval desastreuze, gevolgen van de gemaakte verkeersfout, maar ook en vooral afgezet te worden tegen de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte. Als uitgangspunt voor strafbare feiten als de onderhavige (aanmerkelijke verkeersfout met dodelijke afloop) hanteert het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) ter oriëntatie een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
De rechtbank acht alles overziend en gelet op de persoon van verdachte zoals ter zitting gebleken, een taakstraf voor de duur van 160 uren passend en geboden. Vanwege de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de gevolgen daarin begrepen, acht de rechtbank het opleggen van een hogere taakstraf dan door de officier van justitie geëist, noodzakelijk en rechtdoend aan het bewezenverklaarde. Tevens acht de rechtbank het aangewezen dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden wordt opgelegd, omdat verdachte het feit met een motorvoertuig heeft begaan en door het plegen ervan de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht. Een deel van deze ontzegging ter grootte van vier maanden zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen en aan dat deel zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 Sr en op artikel 179 WVW 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • ontzegt verdachte de
  • bepaalt dat het voorwaardelijk opgelegde deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL05GH-2014074176. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2015 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 juli 2014 reed ik als bestuurder van een bedrijfsauto in Hengelo (O) over de Torenlaan. Het ongeluk met de fietser is nabij de flauwe bocht gebeurd. Ik reed op dat moment 60 à 65 km/u. Ik zag de fietser.
Ik heb een inschattingsfout gemaakt door de fietser te willen inhalen. Er kwam mij een personenauto tegemoet.
Door het remmen verschoven de poststukken en de mobiele telefoon van de passagiersstoel. In een reflex om de spullen te pakken maakte in een stuurbeweging naar rechts. Ik verloor het overzicht in die paar seconden.
2.
Een proces-verbaal van de dienst VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) van 1 augustus 2014 en gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van 15 augustus 2014, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1], zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Op pagina 4:
1.2
Beknopte ongevalsbeschrijving
Een Volkswagenbestuurder (verder genoemd VW-bestuurder) en een Gazellebestuurder (verder genoemd fietser) reden over de Torenlaan te Hengelo, komende uit de richting van het Broekmedenpad (fietsviaduct) en gaande in de richting van de Salamanderstraat. Beiden reden in dezelfde richting, de fietser voorop. Gekomen ter hoogte van perceel Torenlaan 68 reed de VW-bestuurder tegen de achterzijde van de Gazelle. (…) De fietser bekwam zodanig letsel dat hij ter plekke is overleden.
Op pagina 7:
Foto 5
Hierop is goed te zien hoe de wegsituatie is op de Torenlaan. Er is geen belijning. Het is een smalle weg (ongeveer 4,80 m) (…).
Opmerking:De rechtbank constateert dat hetgeen de verbalisant heeft beschreven, wordt bevestigd door de weergave op foto 5.
Op pagina 9:
2.2.7
Weersgesteldheid
(…)
X Regen.
3.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 juli 2014 (pagina 55 van het dossier), voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de fietser op de motorkap terecht kwam, door de lucht vloog en achter de bestelbus neerkwam. Ik schat dat ik ongeveer 3 tot 4 autolengtes verwijderd was van de plaats van het ongeval toen dat gebeurde.
4.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 juli 2014 (pagina 57 en 58 van het dossier), voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik reed met een snelheid van ongeveer 70 km/u en de auto voor mij betrof een bestelauto van de TNT-post. Ik zag dat de auto voor mij iets op mij uitliep (…). Vlak na de flauwe bocht naar links zag ik dat er iets zwarts door de lucht vloog, ik zag dat de TNT-auto slingerde, meteen remde en richting berm stuurde. (…) Toen ik samen met de bestuurder van de TNT-auto bij het slachtoffer was, hoorde ik dat de bestuurder van de TNT-auto zei: “(…) ik was even aan het kijken op de navigatie.”.
5.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek van 20 augustus 2014 (pagina 63 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 2], zakelijk weergegeven:
Afname DNA materiaal
Op 22 juli 2014 is door twee assistenten van het Nederlands Forensisch Instituut materiaal van het slachtoffer verzameld om een DNA-profiel te verkrijgen.
Identificatie
Op 25 juli 2015 werd ik gebeld door R. Bink van het NFI met de mededeling dat het afgenomen DNA-materiaal een profiel had opgeleverd en dat dit profiel matched met het in de DNA-databank aanwezige profiel van:
[slachtoffer], [geboortedag]-1965 te [geboorteplaats] geboren.
6.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schouwverslag van drs. M. Evers, forensisch arts, van 22 juli 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Cliënt [slachtoffer]
(…)
Geslacht man
Geboren op [geboortedag]-1965 (…)
(…)
Overlijdensdatum 21-07-2014
(…)
Er zijn geen andere breuken dan die van de nek.
(…)
Schouwverslag – conclusie
Het snelle overlijden kan passen bij het nekletsel veroorzaakt door het ongeval.
(…)
Conclusie
Niet natuurlijke dood door ongeval, doodsoorzaak hoogstwaarschijnlijk het nekletsel.

Voetnoten

1.HR 1 juni 2004, NJ 2005, LJN AO5822.