ECLI:NL:RBOVE:2015:5183

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
23 november 2015
Zaaknummer
08/730222-15, 08/955102-15, 08/046908-15, 08/060966-15, 08/039172 en 08/257769-14 (Vord.tul.)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 24-jarige man wegens bedreigingen, stalking, diefstallen en opzetheling

Op 9 oktober 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken tegen een 24-jarige man uit Enter, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, stalking, diefstal en opzetheling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging van zijn moeder met de dood en brandstichting, waarvoor hij op 5 april 2015 dreigende berichten had verstuurd via WhatsApp. Daarnaast was hij betrokken bij diefstallen van brandstof en andere goederen, waarbij hij samen met anderen handelde. De verdachte had zich ook schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin, ondanks een contactverbod dat hem was opgelegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en bepaalde dat hij schadevergoedingen moest betalen aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals met de eerdere strafbare feiten van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/730222-15, 08/955102-15, 08/046908-15, 08/060966-15, 08/039172 en
08/257769-14 (Vord.tul.)
Datum vonnis: 9 oktober 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 september 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Leunk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
wat betreft parketnummer 08/730222-15
feit 1:zijn moeder heeft bedreigd met de dood;
feit 2:zijn moeder en/of haar buurvrouw heeft bedreigd met brandstichting;
wat betreft parketnummer 08/955102-15
feit 1:samen met een ander brandstof heeft gestolen (primair), dan wel medeplichtig is geweest aan die diefstal (subsidiair);
feit 2:samen met een ander brandstof heeft gestolen (primair), dan wel medeplichtig is geweest aan die diefstal;
feit 3:verzet heeft gepleegd tegen de politie;
wat betreft parketnummer 08/046908-15
feit 1:een zogenoemde mattenklopper bij een autowasstraat heeft gestolen;
feit 2:brandstof heeft gestolen;
feit 3:vanaf een bedrijfsterrein een lichtmastaggregaat heeft gestolen;
wat betreft parketnummer 08/060966-15
zijn ex-vriendin heeft belaagd;
wat betreft parketnummer 08/039172-15
zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling (primair) dan wel schuldheling (subsidiair) van een lichtmast.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
parketnummer 08/730222-15
1.
hij op of omstreeks 05 april 2015 te Enter, gemeente Wierden,
[slachtoffer 1] (zijnde verdachtes moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd (per WhatsApp
bericht):"ik maak je kapot, kutwijf, kankerhoer, ik maak alles kapot, niet
mijn vader had dood moeten zijn maar jij moet dood" en/of "ik maak je kapot ik
maak je dood". en/of "als je zo doorgaat steek ik je hartstikke dood!",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 05 april 2015 te Enter, gemeente Wierden,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (zijnde verdachtes moeder) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of
brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik steek je huis in brand", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 08/955102-15
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Delden tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
[slachtoffer 4] en/of onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 15 maart 2015 te
Delden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [slachtoffer 4] en/of zijn
mededader(s) en/of aan verdachte bij het plegen van welk misdrijf verdachte
toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn auto ( te weten een Audi
met kenteken [kenteken 2] ) en/of een aanhanger (met kenteken [kenteken 1] ) met daarop
een colli/vat beschikbaar heeft gesteld;
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 14 maart 2015 tot en met 16
maart 2015 te Delden tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de
brandstoftank van een vrachtwagen(met kenteken [kenteken 3] ) heeft weggenomen een
hoeveelheid brandstof(ongeveer 10 liter), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
[slachtoffer 4] en/of onbekend gebleven dader(s) op één of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 14 maart 2015 tot en met 16 maart 2015 te Delden
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een brandstoftank van een
vrachtwagen(met kenteken [kenteken 3] ) heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof
(ongeveer 10 liter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [slachtoffer 4]
en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [slachtoffer 4] en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij het plegen
van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
zijn auto (te weten een Audi met kenteken [kenteken 2] ) en/of een aanhanger(met
kenteken [kenteken 1] ) met daarop een colli/vat beschikbaar heeft gesteld;
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2015 te Ambt Delden, gemeente Hof van Twente,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten
brigadier en/of hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland,
door zich los te rukken en zich te verzetten en/of een kopstoot in de richting
van [slachtoffer 7] te geven;
parketnummer 08/046908-15
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2014 tot en met 13 december
2014, te Goor, gemeente Hof van Twente,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
mattenklopper, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1]
Hof van Twente, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2015 tot en met 23 februari
2015, te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de brandstoftank van
een hijskraan heeft weggenomen 200, althans een aantal liters brandstof
(diesel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2]
en/of aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2015 tot en met 5 maart 2015,
in de gemeente Almelo,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf (een door middel van
hekken afgesloten) bedrijfsterrein, gelegen aan de [adres 1]
heeft weggenomen een Tower Light Hydropowercube, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] B.V., in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
parketnummer 08/060966-15
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2014 tot 4 november 2014 te Wierden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 9] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 9] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen,
- telefonisch contact gehad/gezocht met die [slachtoffer 9] en/of
- voicemail berichten ingesproken op/in de voicemail van die [slachtoffer 9] en/of
- via/middels Facebook (chat) berichten verzonden naar en/of contact gezocht met die
[slachtoffer 9] ;
parketnummer 08/039172-15
hij op of omstreeks 2 februari 2015 te Ambt Delden, gemeente Hof van Twente,
althans in Nederland, een lichtmast/Tower Light Cube heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 30 januari 2015 tot en met
2 februari 2015 te Hengelo (O), met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een aantal (twee) lichtmasten/Tower Light Cubes,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder:
parketnummer 08/730222-15 sub 1 en 2,
parketnummer 08/955102-15 sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3,
parketnummer 046908-15 sub 1 tot en met 3,
parketnummer 08/060966-15 en
parketnummer 08/039172-15 primair tenlastegelegde, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarden in het kader van reclasseringstoezicht een meldplicht en deelname aan de gedragsinterventie CoVa+ worden opgelegd.
De door de benadeelde partijen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] ingediende vorderingen tot schadevergoeding kunnen volgens de officier van justitie integraal worden toegewezen. De benadeelde partij [naam 1] dient in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 25,--.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging en de bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.1.1
parketnummer 08/730222-15
5.1.2
standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde bedreiging bewezen kan worden verklaard. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van de moeder van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Voor de onder 2 ten laste gelegde bedreiging met brandstichting biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
5.1.3
standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu het dossier naast de aangifte onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring.
5.1.4
bewijsoverwegingen rechtbank
De rechtbank baseert het bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 2 op de volgende bewijsmiddelen.
-Het proces-verbaal van aangifte van 5 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van bedreiging gepleegd door mijn zoon [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1991. De afgelopen weken had ik het gevoel dat [verdachte] steeds agressiever werd als hij thuis is. Op zondag 5 april 2015 kwam [verdachte] omstreeks 15.30 uur thuis. [verdachte] begon te schelden op de politie en zei “ik ben voor niets aangehouden door de politie en een volgende keer doe ik een politieagent iets aan’. Ik heb toen tegen [verdachte] gezegd: “Nou dan kun je beter direct teruggaan naar Borne”. Hierop werd [verdachte] zo boos dat hij naar de tuintafel liep, tegen een poot aantrapte, de tafel optilde en schreeuwde: “Kutwijf, kankerwijf, kuthoer”. [verdachte] liep vervolgens weg naar zijn auto en is weggereden. Direct hierop begon [verdachte] mij te appen. Hij appte onder andere: “Ik maak je kapot, kutwijf, kankerhoer, ik maak alles kapot, niet mijn vader had dood moeten zijn maar jij moet dood”.
Omstreeks 18.00 uur kwam [verdachte] thuis. Hij was op dat moment al weer aan het schelden en schreeuwen. Hij kwam al scheldend en bedreigend in mijn richting lopen en riep: “Ik maak je kapot, ik maak je kapot’. Ik was op dat moment zo verschrikkelijk bang dat hij zijn bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer zou brengen. Ik ben vervolgens snel naar de buren gerend die de politie hebben gebeld. Terwijl ik bij de buren was, kwam [verdachte] ook naar de buren toe en begon voor het raam te schreeuwen. Ik hoorde dat [verdachte] zei: “Als je de politie gaat bellen dan steek ik je huis in brand”.
- Het proces-verbaal verhoor getuige van 5 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam 2] :
Op 5 april 2015 was ik bij mijn vriendin [slachtoffer 1] aan de [adres 2] te Enter. [slachtoffer 1] heeft een zoon genaamd [verdachte] . Omstreeks 18.10 uur kwam [verdachte] thuis. [verdachte] was erg boos en agressief. Ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer 1] zeggen “kankerwijf” en “kankerhoer”. Ik hoorde [verdachte] met luide stem tegen [slachtoffer 1] zeggen: “Als je zo door gaat steek ik je hartstikke dood”.
- het proces-verbaal verhoor getuige van 6 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 5 april 2015 omstreeks 18.15 uur, kwam ik bij mijn woning aan de [adres 3] te Enter. Ik zag mijn buurvrouw bij de voordeur staan. Ik zag dat ze vreselijk overstuur was. Ik zag dat haar gezicht helemaal nat was van de tranen. Ik hoorde dat ze zei: “Ik kan niet meer, vroeg of laat maakt hij mij dood”. Kort daarna zag ik dat [verdachte] voor het raam van de woonkamer stond. Ik hoorde dat hij schreeuwde en vroeg of de politie gebeld zou worden. Toen mijn moeder antwoordde met “ja”, hoorde ik dat [verdachte] zei dat hij hun huis in de brand zou steken.
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik erken dat ik op 5 april 2015 mijn moeder heb bedreigd zoals in de dagvaarding nader staat omschreven. Ik kan mij alleen niet meer herinneren te hebben gezegd dat ik het huis in brand zou steken.
De raadsman heeft over de rechtmatigheid van het onderzoek aan de smartphone opmerkingen gemaakt en geconcludeerd tot bewijsuitsluiting. De rechtbank laat deze stelling verder onbesproken omdat de resultaten van het onderzoek aan de smartphone niet voor bewijs worden gebruikt.
5.1.5
parketnummer 08/955102-15
5.1.6
standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie baseert zich daarbij op de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, de aangifte van [slachtoffer 3] en het proces-verbaal van bevindingen betreffende de historische gegevens van het telefoonverkeer van de medeverdachte.
5.1.7
standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen, nu daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid kan tot een bewezenverklaring worden gekomen.
5.1.8
bewijsoverwegingen rechtbank
De rechtbank baseert het bewijs ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair en 3 op de volgende bewijsmiddelen.
- Het proces-verbaal van aangifte van 16 maart 2015, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van diefstal van diesel uit mijn vrachtwagen. Op zondag 15 maart 2015 omstreeks 23.05 uur stond mijn vrachtwagen op het industrieterrein aan [adres 4] te Delden. Omstreeks 23.05 uur hoorde ik een auto aan komen rijden. Ik was aan het slapen in mijn vrachtwagen en ik had de gordijnen dicht. Ik zag dat het een donkere Audi betrof met kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat er twee mannen rondom mijn vrachtwagen liepen. Een man stond bij mijn tankdop. De andere man stond aan de andere zijde van mijn vrachtwagen. Ik zag dat er een aanhanger achter de Audi zat. Ik hoorde dat er iets van een pomp of iets dergelijks gestart werd. Ik heb vervolgens snel de vrachtwagen aan gezet en de lampen aan gezet. Ik zag dat de mannen hiervan schrokken en in de Audi met de aanhanger wegreden.
- Het proces-verbaal van aangifte van 16 maart 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte van diesel uit mijn vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken 3] en vernieling van de tankdop. Op 14 maart 2015 omstreeks 13.00 uur, heb ik mijn vrachtauto geparkeerd aan [adres 4] in Delden. Toen ik op 16 maart 2015 om 08.10 uur, bij mijn vrachtauto kwam, zag ik dat het slot van de tankdop van mijn vrachtauto beschadigd was. Ik zag dat er diesel was weggenomen. Aan niemand werd recht of toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
- Het proces-verbaal van bevindingen van 15 mei 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Naar aanleiding van het ingestelde onderzoek in verband met gekwalificeerde diefstal van brandstof, werd er op 24 maart 2015 een vordering 126NA Wetboek van Strafvordering gedaan. In deze vordering werden de gegevens opgevraagd van telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 7 april 2015 werd een vordering 126N Wetboek van Strafvordering gedaan waarin aan de hand van het telefoonnummer en het IMEI-nummer de historische gegevens werden opgevraagd in de periode van 15/03/2015 22.30 uur en 16/3/2015 01.00 uur. Op 1 mei 2015 ontving ik een overzicht met de historische gegevens in de periode 15/03/2015 22.30 uur en 16/03/2015 01.00 uur van het telefoonnummer [telefoonnummer] en het IMEI-nummer [IMEI] . In dit overzicht is te zien dat het IMEI-nummer en het telefoonnummer toebehoren aan de verdachte [slachtoffer 4] en dat de telefoon op 15 maart 2015 rond 23.24 uur in de buurt van de locatie [adres 5] te Delden was. Volgens de routeplannner van routenet.nl liggen [adres 5] en [adres 4] (locatie plaats delict) 2 minuten uit elkaar volgens de snelste route.
- Het proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op zondag 15 maart 2015 op maandagnacht 16 maart 2015 waren wij belast met de noodhulpsurveillance in Hengelo (O). Wij waren in uniform gekleed. Op genoemde zondag omstreeks 23.10 uur hoorden wij een melding dat er zojuist twee manspersonen waren betrapt op diefstal van diesel uit een vrachtwagen aan [adres 4] te Delden. Hierop zijn wij richting Delden gereden. Tijdens het aanrijden hoorden wij via de portofoon dat de manspersonen zouden zijn weggereden in en zwarte Audi voorzien van het kenteken
[kenteken 2] . Wij hoorden dat de te naam gestelde van voornoemde Audi [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] -1991 betrof. Vervolgens hoorden wij dat [verdachte] een loods heeft aan de [adres 6] te Ambt Delden. Hierop zijn wij naar deze loods gereden. Toen wij omstreeks 00.05 uur op de Zomerweg te Ambt Delden reden, zagen wij in dezelfde richting een voertuig, merk Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken 4] rijden. Wij zagen dat deze Mercedes stopte bij de loods [adres 6] te Ambt Delden. Direct hierop zagen wij dat een manspersoon vanaf de linker zijde van de schuur richting de Mercedes kwam lopen en instapte op de bijrijdersstoel. Hierop heb ik de bestuurster aangesproken en haar gevraagd of zij zich middels een legitimatiebewijs kon legitimeren. Op het aan mij overhandigde NL-rijbewijs van de bestuurster zag ik dat zij [slachtoffer 1] was. Wij vermoedden op dat moment dat de brijrijder de eerdergenoemde [verdachte] zou kunnen zijn. Hierop vroeg ik, verbalisant [slachtoffer 7] , wat de naam was van de man op de bijrijdersstoel. Wij hoorden hem zeggen: “Ik ben [verdachte] met “K” van King [verdachte] ’. Hij stapte uit de Mercedes en stond tegenover ons, verbalisanten. Wij roken een sterke brandstof geur afkomstig van de kleding van [verdachte] . Hierop hebben wij [verdachte] meegedeeld dat hij door ons werd aangehouden ter zake verdenking van diefstal diesel. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , had hem tot driemaal toe meegedeeld dat hij was aangehouden en dat hij mee ging ter insluiting. Wij zagen dat hij hierop niet reageerde. Toen hebben wij hem bij zijn armen vastgepakt en hem naar ons dienstvoertuig begeleid. Bij het dienstvoertuig aangekomen, wilde ik, verbalisant, [slachtoffer 7] , verdachte [verdachte] boeien voor transport. Wij zagen en voelden dat de verdachte zich trachtte los te rukken en met kracht zich kennelijk van ons probeerde los te rukken in tegengestelde richting als wij hem wilden brengen. Wij zagen dat [verdachte] een soort kopstootbeweging maakte in de richting van mij, verbalisant, [slachtoffer 7] .
- Het proces-verbaal van 17 maart 20125, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Zondagavond omstreeks 22.00 uur, kwam [naam 3] bij mij in de loods aan de [adres 6] te Ambt Delden. We gingen rond rijden. We zagen onderweg een aantal vrachtwagens staan en volgens [naam 3] was dat de ideale vrachtwagen. We gingen met het doel weg om diesel te gaan stelen. De aanhanger hadden we al achter de auto gekoppeld. We waren onderweg met mijn Audi S8. Ik reed in mijn auto.
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik mij op 16 maart 2015 te Ambt Delden heb geprobeerd mij aan een aanhouding door de politie te onttrekken door mij los te rukken.
5.1.9
parketnummer 08/046908-15
5.1.10
standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de sub 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij de op de verklaringen van de aangevers en de bekennende verklaringen van verdachte ter terechtzitting.
5.1.11
standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat tot bewezenverklaring kan worden gekomen van de onder 1 ten laste gelegde diefstal en de onder 3 ten laste gelegde diefstal met braak. Ten aanzien van feit 2 is de raadsman van oordeel dat geen sprake is van gekwalificeerde diefstal, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging behoort te worden vrijgesproken.
5.1.12
bewijsoverwegingen rechtbank
Ten aanzien van de sub 1 en sub 3 ten laste gelegde feiten volstaat de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring, gelet op de bekennende verklaring van verdachte daaromtrent, met een opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 september 2015, voor zover inhoudende: Ik erken in de periode van 12 december 2014 tot en met 13 december 2014 te Goor ter toe-eigening een zogenoemde mattenklopper te hebben wegenomen.
Ook erken ik in de periode van 4 maart 2015 tot en met 5 maart 2015 te Almelo vanaf een bedrijfsterrein aan de [adres 8] een lichtmast heb weggenomen. Deze goederen behoorden mij niet toe en ik had geen toestemming om deze goederen weg te nemen en mij deze toe te eigenen.
- het proces-verbaal bevattende de aangifte van [naam 4] namens [bedrijf 1] Hof van Twente van 15 december 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pleegplaats: [adres 7] te Goor.
Tijdstip: 12-12-2014 18.00 uur en 13-12-2014 10.00 uur.
Omschrijving voorval: mattenklopper gestolen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
- het proces-verbaal van aangifte van 5 maart 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam 5] :
Ik doe aangifte van inbraak namens [bedrijf 3] B.V. gevestigd aan de [adres 8] te Almelo tussen 4 maart 2015 te 20.45 uur en 5 maart 2015 te 07.00 uur. Ik zag dat er een gedeelte van het hekwerk/omheining was verbroken en dat er compleet onderdeel van het hekwerk/omheining verwijderd was. Ik zag verder dat een van de betonnen poeren van het hekwerk/omheining omhoog was getrokken. Door deze ruimte was er een vrije toegang ontstaan tot de plas achter het bedrijf. Vanaf onze plas is een Tower Light Hydropowercube, soort van lichtmast, weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Ten aanzien van feit 2 baseert de rechtbank het bewijs op de volgende bewijsmiddelen.
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik erken in de periode van 22 februari 2015 tot en met 23 februari 2015 te Rijssen brandstof te hebben gestolen. Deze brandstof behoorde mij niet toe en ik had geen toestemming de brandstof weg te nemen en mij deze toe te eigenen.
- het proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 8] :
Ik ben eigenaar van [bedrijf 2] te Rijssen en ik doe aangifte van diefstal van diesel uit mijn hijskraan. De diesel is geheel mijn eigendom en ik heb niemand het recht en/of de toestemming gegeven diesel weg te nemen. Vrijdag 20 februari 2015 heeft een van de medewerkers de hijskraan afgetankt. Na het tanken worden de dieseltanks altijd afgesloten door middel van een dop en een slot. Het slot zit verwerkt in de dop. Op 20 februari 2015 is de dieseltank ook afgesloten dor middel van een sleutel. Op 23 februari 2015 omstreeks 13.15 uur, zag ik dat de tankdop van de dieseltank af was. Ik zag vervolgens dat er heel veel diesel uit de tank was. Om de diefstal te kunnen plegen heeft de dief vermoedelijk met een schroevendraaier of zo het slot los gemaakt, want ik kan het slot niet meer gebruiken. Ik denk dat er in totaal ongeveer 200 liter diesel is weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
5.1.13
parketnummer 08/060966-15
5.1.14
standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de aangifte, in combinatie met het aan verdachte opgelegde contactverbod en de zich in het dossier bevindende telefoon-, voicemail en facebookberichten, bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode aan belaging van zijn ex-vriendin heeft schuldig gemaakt.
5.1.15
standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu hij geen oogmerk heeft gehad aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of haar vrees aan te jagen, terwijl daarnaast de voor een bewezenverklaring vereiste stelselmatigheid van de gedragingen ontbreekt.
5.1.16
bewijsoverwegingen rechtbank.
De rechtbank baseert het bewijs op de volgende bewijsmiddelen.
-het proces-verbaal van aangifte van 3 november 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 9] :
Ik doe aangifte van stalking door [verdachte] , mijn ex. Ik wil niet dat [verdachte] contact met mij zoekt en mij benadert. Dit weet [verdachte] ook. Ik heb geen relatie meer met [verdachte] . [verdachte] heeft een contactverbod dat is ingegaan op 14 oktober 2014. Ik word na deze datum veelvuldig lastig gevallen en benaderd door [verdachte] . Ik zie [verdachte] veelvuldig door mijn straat rijden. Ik zie [verdachte] ’s ochtends bij het station staan als ik met de trein naar het werk moet. Ik krijg heel veel appjes van [verdachte] . Ik word heel vaak door een onbekend nummer gebeld. Ik heb een keer de telefoon opgenomen en ik had toen [verdachte] aan de lijn. Hij spreekt ook nog mijn voicemail in. Ik heb een opsomming gemaakt van alle contacten die [verdachte] met mij heeft gezocht. Ik heb hier een document van gemaakt dat ik graag bij deze aangifte wil voegen. Tevens voeg ik bij deze aangifte screenshots van de Facebook gesprekken. Bij de aangifte wil ik ook een kopie van de aangetekende brief voegen waarin het contactverbod staat omschreven.
Ik voel mij heel slecht hierdoor. Ik ben bang voor mijn eigen veiligheid.
- Een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegd overzicht van door aangeefster via Facebook ontvangen gesprekken en ingesproken voicemailberichten van verdachte vanaf 28 september 2014 tot aan donderdag 9 oktober 2014
- het proces-verbaal van aangifte van 20 oktober 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 9] :
Op 22 september 2014 kreeg ik een What’s app bericht van [verdachte] . Hij schreef dat hij het uit maakte met mij. Ik heb hem die week overal uit gegooid, daarmee bedoel ik uit de sociale media. Alleen op Facebook heb ik hem nog als vriend gehouden zodat ik een beetje in de gaten kon houden wat hij nog zou doen. Op zaterdag 27 september 2014 had ik met een vriendin [naam 6] afgesproken om samen uit te gaan. Ik had dat ook op facebook gezet. Samen met [naam 6] ben ik toen naar Hengelo gegaan en daar tot zondag 28 september 2014 ongeveer kwart voor vijf geweest. Terwijl wij daar waren heb ik een aantal berichtjes gehad van [verdachte] op facebook. Hij wilde weten waar ik was en wat ik aan het doen was. [naam 6] ’s moeder [naam 7] heeft ons toen opgehaald met de auto en mij naar huis gebracht in Wierden. Om ongeveer 05.30 uur stopten we met de auto bij ons voor de deur aan de [adres 9] in Wierden. Toen ik was uitgestapt zag ik opeens dat er een witte Mercedes achter de auto van [naam 7] stond. Ik zag toen opeens dat er aan de bestuurderskant van de witte Mercedes een man uit was gestapt. Ik zag dat deze man [verdachte] was. Ik schrok me helemaal wild. Ik zag dat [verdachte] met flinke stappen op mij af kwam lopen. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij schreeuwde. Ik hoorde dat hij om mijn telefoon riep. Ik hoorde dat hij zei: “Waar is je telefoon’. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij vastpakte en me zo’n beetje in de houdgreep nam. En ondertussen riep hij maar om mijn telefoon. Ik riep tegen hem dat hij mijn telefoon niet kreeg.
-Een proces-verbaal van bevindingen van 16 februari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Op maandag 3 november 2014 werd aangifte gedaan door [slachtoffer 9] , geboren op [geboortedatum 2] 1991 te Almelo, wonende te [adres 9] . Tijdens en voor de aangifte toonde aangeefster mij facebookgesprekken en tevens liet zij mij enkele voicemails horen waarop ik verdachte [verdachte] hoorde praten.
Op zondag 12 oktober 2014 had verdachte om 20.02 de voicemail van aangeefster ingesproken met: “Ik weet niet hoe lang of je nog wilt leven, maar dan zou je mij donders snel bellen, want ik zoek jou op morgen of overmorgen”.
Op 14 oktober 2014 had verdachte omstreeks 18.55 haar voicemail ingesproken met: “Ik geef je tot vanavond de tijd om mijn telefoon terug te geven, de telefoon is gelokaliseerd bij jou thuis”.
Op 25 oktober 2014 opnieuw een voicemail van verdachte: “Met [verdachte] , als ik jou was zou ik maar bellen. Want jij hebt de telefoon. Vandaag of morgen zoek ik jou op”.
- Een proces-verbaal van bevindingen van 24 november 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Op maandag 13 oktober 2014 was ik aanwezig in het bedrijfspand van betrokkene [verdachte] . Ik was daar om aan [verdachte] een brief uit te reiken waarin een contactverbod werd aangezegd door de ex-partner van betrokkene [slachtoffer 9] . Ik zag dat betrokkene [verdachte] de brief aanpakte en deze vluchtig doorlas. Ik deelde hem mede dat de inhoud kort samengevat inhield dat hij op geen enkele wijze contact mocht zoeken met [slachtoffer 9] . Ik zag dat [verdachte] de brief verscheurde en weggooide.
- Een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegd schrijven met het opschrift “Contactverbod met [slachtoffer 9] ”, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
“Aan dhr. [verdachte] , [woonplaats] . Aangetekend versturen. Datum 13-10-2014.
Geachte heer [verdachte] .
Ik wil definitief afstand van je nemen en wens op geen enkele wijze nog contact met je te onderhouden. De afspraken zijn als volgt.
- elke communicatie acht ik een inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer.
- directe contacten (zoals aanspreken) op straat of in het openbaar acht eveneens een inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer.
- ik geef hierbij geen enkele toestemming om mij op straat, op welke wijze dan ook, in mijn vrijheid van beweging te belemmeren of u met één of meer anderen aan mij te blijven opdringen of mij op hinderlijke wijze te blijven volgen.
- elke wijze van contact opnemen, rechtstreeks of via anderen, acht ik een inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer.
Handelingen in strijd met bovenstaande afspraken zal ik (ook) aanmerken als opzettelijk inbreuk maken op mijn persoonlijke levenssfeer in de zin van het strafbare feit belaging, strafbaar gesteld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Hiervan zal steeds aangifte worden gedaan bij de politie”.
- Een proces-verbaal verhoor verdachte van 13 november 2014, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven verklaring van verdachte:
Het kan kloppen dat ik op 22 september 2014 [slachtoffer 9] een bericht gedaan heb dat ik het uit maakte. Het zou kunnen dat ik in de nacht van zaterdag 27 september 2014 tussen 5 en 6 uur ’s morgens bij [slachtoffer 9] voor de deur stond. Zij heeft een telefoon van mij. Ik ben boos over mijn telefoon. Ik heb haar berichten verstuurd. Die telefoon zal ik terug krijgen. Als ik haar tegen kom is ze voor mij. Ik bedoel dan ga ik mijn telefoon pakken.
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2015, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik rij wel eens met mijn auto door de straat bij [slachtoffer 9] . ik heb vier maal een voicemail bericht ingesproken voor [slachtoffer 9] . Zij heeft namelijk een telefoon die van mij is en die wil ik terug.
Aanvullende bewijsoverwegingen
De raadsman heeft - kort gezegd - betoogd dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen nu in de tenlastelegging het bestanddeel “met het oogmerk de ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen” niet is gespecificeerd op welk doen, niet doen, dulden of vrees aanjagen het oogmerk van verdachte is gericht.
Die opvatting is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Nog daargelaten de omstandigheid dat het verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, er om te doen was dat aangeefster hem zijn telefoon terug zou geven, stelt de rechtbank voorop dat de onderhavige tenlastelegging wat betreft het oogmerk een voldoende opgave van het feit bevat als zij de hiervoor bedoelde aan de wet ontleende termen bevat, welke tevens een feitelijke betekenis hebben. Een verdere specificatie is niet nodig (vgl. ECLI:NL:HR:2004:AP4226).
De raadsman heeft voorts betoogd dat voor een bewezenverklaring de vereiste stelselmatigheid ontbreekt. De rechtbank volgt de raadsman ook hierin niet. Blijkens de wetsgeschiedenis wordt met “stelselmatig” bedoeld “met een bepaalde intensiteit, duur en/of frequentie”. Door de rechter moet in het concrete geval invulling worden gegeven aan het begrip “bepaalde duur”, waarbij op voorhand niet kan worden aangegeven of het om bijvoorbeeld een week of een maand gaat. Daarnaast kenmerkt het begrip stelselmatigheid zich door een zekere planmatigheid. Het maken van een inbreuk houdt in dat de privacy gerechtigde de storing in zijn/haar persoonlijke levenssfeer niet wenst.
Mede gelet op ontstaansgeschiedenis van artikel 285b, eerste lid Sr en in aanmerking genomen hetgeen de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen inhouden omtrent de indringendheid, de duur en de frequentie, alsmede omtrent de aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De omstandigheid dat verdachte - naar de verdediging stelt - in een tijdsbestel van vier maanden slechts dertien keer naar aangeefster heeft gebeld en slechts vier voicemailberichten heeft ingesproken, staat in dit geval niet aan het aannemen van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster in de weg. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat de door verdachte aan aangeefster verzonden berichten specifiek en indringend van aard waren en leidden tot angst bij aangeefster voor haar veiligheid en tot ontwrichting van haar sociale leven, zulks tegen de achtergrond van de aan verdachte uitgereikte en bekend gemaakte brief om op geen enkele wijze contact met aangeefster op te nemen.
5.1.17
parketnummer 08/039172-15
5.1.18
standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, zoals primair is ten laste gelegd.
5.1.19
standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake kan zijn van opzetheling maar hoogstens van schuldheling.
5.1.20
bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank baseert het bewijs op de volgende bewijsmiddelen.
- Een proces-verbaal van aangifte van 3 februari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam 8] :
Ik doe namens [bedrijf 4] BV aangifte van diefstal van een Tower Light Cube. Deze was door ons gehuurd bij eigenaar en benadeelde [bedrijf 3] en geplaatst aan het [adres 10] te Hengelo. Dit weekend werd ik gebeld door [naam 9] van [bedrijf 3] en we kwam er achter dat iemand de Tower Light Cube had gestolen.
-een proces-verbaal van aanhouding van 3 februari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op maandag 2 februari 2012 reageerden wij op een melding van de Meldkamer Twente inhoudende dat ene [verdachte] aanwezig zou zijn in een schuur aan de [adres 6] te Ambt Delden. Tevens zou deze [verdachte] in het bezit zijn van een gestolen lichtmast. Wij hoorden dat er afgelopen weekend aan Het [adres 10] te Hengelo een soort lichtmast was weggenomen. Wij stelden ter plaatse een onderzoek in en werden aangesproken door een voor ons onbekende man, welke opgaf te zijn [verdachte] . Wij deelden hem de reden van onze komst mee en verklaarden dat hij niet hoefde te antwoorden op vragen die wij stelden. Wij vroegen hem ons zijn schuur te laten zien. Wij zagen in de schuur een Power Light Tower, geel van kleur, behorende tot verhuurbedrijf [bedrijf 3] .
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wist dat er op 3 februari 2015 in mijn loods aan de [adres 6] te Ambt Delden een lichtmast Tower Light Cube stond. Ik wist ook dat deze lichtmast zeer waarschijnlijk geen “zuivere koffie” was. De mast zou maar kort in mijn loods staan, omdat ik ook liever geen gestolen spul heb.
Gelet op de verklaring van verdachte gezien in samenhang met de in zijn loods aangetroffen lichtmast, waarop nadrukkelijk en in het oog springend de bedrijfsnaam van [bedrijf 3] is aangebracht, kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de lichtmast door misdrijf verkregen was. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde opzetheling bewezen.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder:
parketnummer 08/730222-15 onder 1 en 2,
parketnummer 08/955102-15 1 primair, 2 primair en 3,
parketnummer 08/046908-15 1 tot en met 3,
parketnummer 08/060966-15 en het onder
parketnummer 08/039172-15 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/730222-15
1.
hij op 5 april 2015 te Enter, gemeente Wierden,
[slachtoffer 1] (zijnde verdachte’s moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd (per WhatsApp
bericht):"ik maak je kapot, kutwijf, kankerhoer, ik maak alles kapot, niet
mijn vader had dood moeten zijn maar jij moet dood" en "ik maak je kapot, ik
maak je dood" en "als je zo doorgaat steek ik je hartstikke dood!";
2.
hij op 5 april 2015 te Enter, gemeente Wierden,
[slachtoffer 1] (zijnde verdachte’s moeder) heeft bedreigd met
brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik steek je huis in brand";
parketnummer 08/955102-15
1.
hij op 15 maart 2015 te Delden tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
2.
hij in de periode van 14 maart 2015 tot en met 16 maart 2015 te Delden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de
brandstoftank van een vrachtwagen(met kenteken [kenteken 3] ) heeft weggenomen een
hoeveelheid brandstof (ongeveer 10 liter), toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik
hebben gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op 16 maart 2015 te Ambt Delden, gemeente Hof van Twente,
zich met geweld en bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] ,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten
brigadier en hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland,
door zich los te rukken en zich te verzetten en een kopstoot in de richting
van [slachtoffer 7] te geven;
parketnummer 08/046908-15
1.
hij in de periode van 12 december 2014 tot en met 13 december
2014, te Goor, gemeente Hof van Twente,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
mattenklopper, toebehorende aan [bedrijf 1] Hof van Twente;
2.
hij in de periode van 22 februari 2015 tot en met 23 februari
2015, te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de brandstoftank van
een hijskraan heeft weggenomen een aantal liters brandstof
(diesel), toebehorende aan [bedrijf 2] en/of aan [slachtoffer 8] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
hij in de periode van 4 maart 2015 tot en met 5 maart 2015,
in de gemeente Almelo,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf (een door middel van
hekken afgesloten) bedrijfsterrein, gelegen aan de [adres 1]
heeft weggenomen een Tower Light Hydropowercube, toebehorende aan [bedrijf 3] B.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
parketnummer 08/060966-15
hij in de periode van 28 september 2014 tot 4 november 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 9] , met het oogmerk die [slachtoffer 9] te dwingen iets te doen, en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- telefonisch contact gehad met die [slachtoffer 9] en
- voicemail berichten ingesproken op de voicemail van die [slachtoffer 9] en
- via Facebook berichten verzonden naar en contact gezocht met die
[slachtoffer 9] ;
parketnummer 08/039172-15
hij op 2 februari 2015 te Ambt Delden, gemeente Hof van Twente,
een lichtmast/Tower Light Cube voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het
voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder bovengenoemde parketnummers meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan in zoverre zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 180, 285, 285b, 310, 311 en 416 lid 1 sub a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08/730222-15
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met brandstichting;
Parketnummer 08/955102-15
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
het misdrijf: wederspannigheid;
parketnummer 08/046908-15
feit 1
het misdrijf: diefstal;
feit 2
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
parketnummer 08/060966-15
het misdrijf: belaging;
parketnummer 08/039172-15
het misdrijf: opzetheling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich jegens zijn moeder schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting. Daarmee heeft hij zijn moeder grote schrik aangejaagd, waardoor zij zich niet meer veilig voelde voor haar zoon.
Voorts heeft verdachte zijn ex-vriendin belaagd door haar op te bellen, voicemailberichten in te spreken en Facebookberichten te sturen na het verbreken van hun toenmalige relatie. Belaging is een ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Blijkens de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring heeft de wederrechtelijke inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer een enorme impact gehad op haar leven. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. Dit geldt temeer nu verdachte ondanks een aan hem op 13 oktober 2014 ter kennis gebracht contact- en straatverbod, gewoon door is gegaan met zijn verwijtbaar gedrag. Verdachte heeft hiermee aangetoond zich niets aan te trekken van en geen rekening te houden met de gevoelens van anderen.
Naast deze misdrijven gericht tegen de persoonlijke vrijheid van anderen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere al dan niet gekwalificeerde diefstallen, waarbij door hem aanzienlijke schades zijn veroorzaakt en waarbij in één geval door hem bij zijn aanhouding geweld is gebruikt tegen de politie.
Nadat op 8 april 2015 in de zaak met parketnummer 08/730222-15 de voorlopige hechtenis van verdachte was geschorst, verblijft verdachte thans opnieuw in voorarrest op verdenking van onder meer het plegen van verschillende vermogensdelicten.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder ter zake agressieve en vermogensdelicten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte acht geslagen op het door de Reclassering Nederland opgestelde (advies)rapport. Daarin wordt verdachte beschreven als een jongeman met een gebrekkig zelfinzicht, die de indruk wekt zich niet te kunnen verplaatsen in anderen en niet echt te willen praten over het gebeurde. Er is sprake van complexe problematiek bij verdachte, waarbij feitelijk nog steeds onduidelijk is wat de actuele diagnose is. Door de reclassering wordt een toezicht geïndiceerd geacht teneinde alsnog een kader te kunnen bieden om het negatieve gedrag van betrokkene en de mede als gevolg daarvan als hoog in te schatten kans op recidive in de toekomst te voorkomen. Inzicht in de sociale contacten van verdachte zal daartoe een voorwaarde zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting in dat verband desgevraagd verklaard zijn leven in positieve zin te willen veranderen en bereid te zijn alle professionele hulp die hem daarbij geboden wordt te aanvaarden.
Gelet op al hetgeen hiervoor door haar is overwogen, is de rechtbank, gelet op de ernst en de omvang van de feiten, van oordeel dat een vrijheidsstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden is. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding een deel van vier maanden voorwaardelijk op te leggen, enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds om een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk te maken. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel, overeenkomstig het advies van de reclassering, als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan de gedragsinterventie CoVa+ verbinden.
De rechtbank ziet geen reden voor een andere of lichtere straf zoals door de verdediging bepleit.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 5] , wonende te [adres 11] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, in de zaak met parketnummer 08/955102-15 op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 85,-- (vijf en tachtig euro), Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • diefstal diesel € 55,--;
  • tankdop € 30,--.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de bepaalde partij niet- ontvankelijk behoort te worden verklaard in zijn vordering, gelet op de door hem bepleite vrijspraak van het aan de vordering ten grondslag liggende feit. Subsidiair is de raadsman van mening dat de vordering dient te worden beperkt tot schadevergoeding voor hooguit 10 liter brandstof.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde deels toewijzen voor een bedrag van € 43,75, te weten € 13,75 voor de weggenomen brandstof en € 30,-- voor de vernielde tankdop. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De overige gestelde schade is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling dienaangaande alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 8] , wonende te [adres 12] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, in de zaak met parketnummer 08/046908-15 op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 597,86 (vijfhonderd zeven en negentig euro en zes en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • diesel 408,96 liter € 518,97;
  • tankdop € 78,89
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de weggenomen brandstof dient te worden beperkt tot hooguit 124 liter, nu voor de overige brandstof sprake is van onvoldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde feit. De gevorderde schade met betrekking tot de tankdop dient te worden afgewezen, nu onvoldoende vaststaat dat verdachte deze heeft vernield/beschadigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 597,86, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
R.D. [naam 1] , per adres [bedrijf 3] BV, gevestigd aan de [adres 8] te Almelo, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, in de zaak met parketnummer 08/046908-15 op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 7.033,33 (zevenduizend drie en dertig euro en drie en dertig eurocent), Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- gemiste huuromzet lichtmast aggregaat;
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
De raadsman is met de officier van justitie van mening dat de primair ten laste gelegde heling bewezen dient te worden verklaard en dat gelet daarop geen sprake is van rechtstreekse schade, zodat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk nu de door haar gevorderde schade, gelet op het feit dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring ter zake heling, niet kan worden aangemerkt als zijnde een rechtstreeks gevolg van het door haar bewezen verklaarde feit.
[slachtoffer 9] , wonende te [adres 9] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, in de zaak met parketnummer 08/060966-15 op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 630,85 (zeshonderddertig euro en vijf en tachtig eurocent), Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • medicijnen € 13,45;
  • reiskosten € 92,--
  • telefoonkosten € 25,--
  • immateriële schade van € 500,--.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
De raadsman heeft primair gesteld dat de vordering behoort te worden afgewezen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak van het aan de vordering ten grondslag liggende feit. Subsidiair heeft de raadsman - onder verwijzing naar artikel 6:106, eerste lid Burgerlijk Wetboek - gesteld dat het door de benadeelde partij gestelde geestelijk letsel een onvoldoende ernstig karakter heeft om voor schadevergoeding in aanmerking te kunnen komen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn wat betreft de gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen voor een bedrag van € 130,45. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor het immateriële deel is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de toewijzing van de schadevorderingen telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de respectievelijke feiten is toegebracht.

10.De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Overijssel van 12 maart 2015, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Almelo (de rechtbank verstaat dat hier wordt bedoeld de rechtbank Overijssel) van 15 januari 2015 onder parketnummer 08-257769-14 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, van oordeel dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van deze straf dient te worden gelast.
De rechtbank heeft, anders dan de raadsman heeft bepleit, in het onderzoek ter terechtzitting geen aanleiding gezien de proeftijd te verlengen, dan wel deze straf om te zetten in een taakstraf, dan wel slechts een deel van de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 14h, 14i, 27 en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/730222-15 sub 1 en 2, parketnummer 08/955102-15 sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3, parketnummer 08/046908-15 sub 1 tot en met 3, parketnummer 08/060966-15 en het onder parketnummer 08/039172-15 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder bovengenoemde parketnummers meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan in zoverre vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • Parketnummer 08/730222-15
feit 1het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2het misdrijf: bedreiging met brandstichting;
Parketnummer 08/955102-1
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
het misdrijf: wederspannigheid;
parketnummer 08/046908-15
feit 1
het misdrijf: diefstal;
feit 2
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
parketnummer 08/060966-15
het misdrijf: belaging;
parketnummer 08/039172-15
het misdrijf: opzetheling.
- verklaart verdachte strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] voornoemd van een bedrag van € 43,75;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 41,25 niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van een bedrag van € 597,86, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 februari 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [naam 1] (namens [bedrijf 3] Materieelverhuur BV), gevestigd te Almelo, aan de [adres 8] in het geheel niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] voornoemd, van een bedrag van € 130,45;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 500,40 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/257769-14
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 15 januari 2015, te weten van
een maand gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2015.
Mr. Bloebaum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.