(Opmerking griffier: V = vraag A = antwoord)
V: he [slachtoffer 2] , waar over kom jij hier vertellen?
A: eh over papa
V: over papa, en wat kom jij over papa vertellen?
A: als die ons zeer heb gedaan
V: dat hij ons zeer heb gedaan. Vertel daar eens alles over
A: eh, als hij ons soms wel eens slaat en schopt.
A: en wel een keer eh, geduwd.
V: ok? dan ga ik eerst eens beginnen bij jou, dat papa jou zeer heeft gedaan, hoe
vaak heeft papa jou zeer gedaan?
A: bijna elke dag
V: bijna elke dag. Nou vertel daar eens over
A: eh, soms wel een keer geschopt
V: hm
A: geslaat, geduwd, en een keer eh, voor de billen geschopt en oren getrokken,
V: hm ok?. En wat vond je ervan dat hij dat deed?
A: niet leuk
V: niet leuk en waarom vond je dat niet leuk?
A: want dat deed best wel zeer
V: ja? En waar deed het zeer dan?
A: dat hij dat ik heb gedaan
V: maar waar had je dan pijn? Waar deed het zeer?
A: eh..
V: dan wijs je op je arm en hoe kwam het dan dat het daar zeer deed?
A: papa had een keer daar heel hard gegrepen
V: heel hard gegrepen? Ja? En waarom doet hij dat dan?
A: dat weet ik niet
V: dat weet je niet, nee. En waar had je nog meer zeer?
A: ook een keer hier
V: nou moet ik even zien waar jij wijst hoor, dat kan ik niet zien, dat zit onder
de tafel. Nou wijs je op je rechter onderbeen, aan de binnenkant. En waarom deed
het daar zeer?
A: hij hebt daar een keer geschopt
V: en waarmee schopte hij dan?
A: eh met de sokken
V: met de sokken, hm, en waar zitten die sokken dan aan?
A: aan de voeten
V: ok?, en hoe vaak schopte die daar dan?
A: ??n keer
V: ??n keer. Ok?. Hm. En hij heeft jou hier geknepen zeg je he? En je hebt ook
gezegd dat hij wel eens slaat. Waar slaat hij dan?
A: soms wel hier.
V: ja en waar slaat hij dan mee?
A: wat is slaat mee?
V: wat zeg je?
A: wat is slaat mee?
V: waar slaat hij mee? Slaat hij met zijn neus of met zijn eh, met zijn voet, of
met zijn hand, of wat anders?
A: hand
V: met zijn hand? En hoe is die hand dan als die jou slaat? Zo? Dan laat jij zo een
vlakke hand zien he? Ja. En hoe vaak slaat hij jou dan?
A: eh, hij heb mij tien keer geslaan.
V: hm. Maar als die jou, je hebt toen straks verteld, hij sloeg jou wel bijna elke
dag he? Maar als die jou slaat op ??n dag, hoe vaak slaat hij jou dan op ??n dag?
A: ??n keer
V: Nou, he je hebt nou verteld dat papa jou een keer geschopt heeft en dat hij jou gesla gen heeft, dat hij jou geduwd heeft, heb je ook verteld. Vertel daar eens over dan, hoe gaat dat dan?
A: ook een keer ehm, toen hadden wij eh, toen ging die, ging die, toen gingen wij
eh, 's avonds bij elkaar in bed, bij papa in bed en toen gingen wij op de grond
dekbed leggen in de gang want daar is een hele zachte grond en dan gingen ehm, toen
ging papa, toen was papa wakker want wij moesten plassen, gingen wij per ongeluk
doortrekken, toen had papa dat gehoord, had papa dat gezien, toen moesten wij dat
opruimen, toen zei papa snel, toen ging die ons een beetje duwen.
V: een beetje duwen. En waar ging die een beetje duwen dan?
A: eh, toen wij met elkaar gingen grapjes maken en toen gingen wij niet opschieten,
wouden wij niet opruimen
V: ja maar waar ging die een beetje duwen dan? Bij wie?
A: bij [slachtoffer 1] en bij mij
V: en hoe deed die dat?
A: de rug,
V: en dan weet je het niet meer. En wat vond je ervan, van dat duwen?
A: niet leuk
V: en waarom niet?
A: want hij duwde best wel hard
V: hij duwde wel hard. En hoe weet je dat, dat hij best wel hard duwde?
A: want die ging bijna struikelen
V: En je hebt verteld dat hij ook wel eens voor je billen geschopt heeft. En
waar schopt hij dan mee voor je billen?
A: sokken
V: met zijn sokken, hm.
En hoe schopte je dan voor de billen?
A: met de voeten
V: met de voeten en is dat ??n keer of 5 keer of minder?
A: ??n, ??n
V: of wat anders, ??n keer? Hm en wat voel jij dan als hij dat doet?
A: het doet zeer
V: ja? Waar doet het dan zeer?
A: eh hier, en toen weet ik het niet meer
V: en toen weet je het niet meer. En je bent wel eens aan de oren getrokken. Hoe
doet hij dat dan?
A: met de handen
V: met de handen. Doet hij dat aan ??n oor of aan twee oren?
A: ??n
V: aan ??n. En wat doet hij dan precies?
A: zo.
V: en dan?
A: dan weet ik het niet meer
V: en waarom doet hij dat dan?
A: dan gaan wij niet goed luiste ren
V: gaan wij niet goed luisteren, ok? ja. Wat is de allerlaatste keer dat papa dat
soort dingen bij jou gedaan heeft? Wanneer was dat?
A: eh, dat was, als wij bij opa waren
V: als wij bij opa waren
A: als we daar naartoe gingen en blijven slapen
V: en wanneer was dat, weet je dat nog?
A: als papa in de gevangenis ging en dan een stukje later, toen dagen later.
V: nou snap ik het even niet hoor. Weet je nog wat ik vroeg? Wanneer was de
allerlaatste keer dat papa jou of geschopt heeft of geslagen heeft of geduwd heeft,
voor de billen geschopt heeft of aan de oren getrokken heeft, wanneer was de
allerlaatste keer dat dat soort dingen gebeurden?
A: dat was eh, als wij naar opa gingen
V: als jullie naar opa gingen
A: als wij daar bleven slapen
V: ok?. Goed. En is dat lang geleden of is dat kort geleden?
A: kort
V: nee? En eh, je hebt verteld, hij heeft ons zeer gedaan. Hij heeft ook [slachtoffer 1]
zeer gedaan en mama zeer gedaan he? Ja. Eh, wat weet jij dat hij bij [slachtoffer 1] zeer
gedaan heeft?
A: net als mij
V: net als jou, en hoe weet je dat?
A: dat heb ik wel gezien
V: ok?. En deed papa dat dan hetzelfde als bij jou of
A: hetzelfde
V: of harder of zachter of anders?
A: ietsjes harder
V: ietsjes harder, hoe weet je dat?
A: [slachtoffer 1] moet dan wel harder huilen dan bij mij
V: ok?. Hm. En wat is de allerlaatste keer bij [slachtoffer 1] geweest?
A: als hij ook naar opa gingen
V: en was dat dan op dezelfde dag van jou
A: zelfde
V: of de dag ervoor of twee dagen ervoor, de zelfde dag? En wat is er toen met
jullie gebeurd?
A: toen gingen wij even bij opa slapen
V: ja en wat was er toen met papa gebeurd dan?
A: hebben ze hem opgepakt, deze politie had papa gezegd, tegen de politie Borne
V: ja en wat vind jij daarvan?
A: eh, ik weet niet.
V: dat weet je niet? Nee? En toen je bij opa ging slapen he, wat was daarvoor met
papa gebeurd dan, bij jou?
A: eh, weet ik niet
V: en bij [slachtoffer 1] dan?
A: weet ik ook niet
V: nee? Wat vond jij nou de aller ergste keer dat papa bij jou deed?
A: eh slaan
V: het slaan? Ja? En waar slaan? Dat vond je de aller ergste keer ja? Weet je nog
wanneer die keer was?
A: nee
V: nee? En wat vond je de aller ergste keer bij [slachtoffer 1] dan?
A: ook slaan hier.
V: wat was er toen bij papa thuis gebeurd dan?
A: ehm, dat weet ik niet. Weet ik niet. Toen waren we bij opa.
V: maar waarom moest papa toen naar de gevangenis dan?
A: hij had zo gedaan
V: zo gedaan? Oh en wat bedoel je daarmee, hoe noem je dat als ie mand zo doet?
A: killen
V: killen? Oh. En bij wie heeft hij dat gedaan?
A: bij [slachtoffer 1] en bij mij
V: bij [slachtoffer 1] en bij jou? Nou vertel eens eerst over jou.
A: eh als ik naar bed ging en toen wou ik niet naar bed. En toen moest ik toch naar
bed.
V: ja?
A: toen ging mijn papa duwen, en toen ging ik meelopen en toen eh, en toen weet ik
het niet meer.
V: ja maar ik vind het wel belangrijk om het hele maal precies te weten hoe het
ging. Want je had het toen straks over killen, en toen deed je zo, en nou had je
het over van naar bed, je wilde niet naar bed en toen ging die jou duwen en
meelopen en toen? Ik wil precies weten hoe dat gegaan is.
A: en toen gingen we tandenpoetsen en toen wou ik bij papa in bed maar dat mocht
niet, ik ging bij papa in bed liggen, en toen wou papa mij eruit halen maar ik wou
niet dus papa die duwde mij eruit en toen eh, moest ik huilen en toen zei papa,
toen ging papa zo doen en toen deed hij dat ook bij [slachtoffer 1] en toen zei papa, de
ramen staan open. En dat zei die ook met [slachtoffer 1]
V: hm, maar ik wil het nou nog even hebben over bij jou doen, dat killen. Hoe waren
zijn handen precies? Kun je dat voordoen bij jezelf hoe papa's handen precies
waren? Laat maar zien bij jezelf dat killen. Zo. En dan heb jij zo de duimen hier
onder jouw kin en dan alle vingers naar achteren. En wat deed hij dan?
A: eh hij deed zo en toen zei die, de ramen staan open
V: hm maar wat voel jij dan als papa dit doet?
A: dan voel je dat gewoon hier
V: en wat voel je dan?
A: druk
V: druk. Ja? En hoe gaat het dan met je adem2
A: ehm, dat gaat wel goed
V: dat ging wel goed? En hoe lang deed papa dat dan?
A: zo. En toen los
V: en hoe lang duurde het dat papa dit deed?
A: tien tellen
V: hoe weet je dat?
A: ik ging tellen
V: jij ging tellen, ok?. En toen papa dit deed he, zei papa toen nog wat?
A: ja
V: wat dan?
A: de ramen staan open
V: en waarom zei papa dat dan?
A: omdat ik ging huilen
V: omdat je ging huilen
A: en toen was het al heel erg laat want het was vrijdag en dan mogen we altijd
ietst later opblijven en toen waren alle kindjes al naar bed
V: en toen, toen papa jou gekild had, wat toen?
A: toen gingen wij naar bed en toen kwam papa eventjes bij jou en toen niet meer.
V: eventjes bij je liggen en toen niet meer. Hm. En wanneer heeft hij dat dan bij
[naam 2] , ik zeg het altijd, ik zeg zijn naam verkeerd.
A: [slachtoffer 1]
V: [slachtoffer 1] en ik zeg [naam 2] . Dom he? Wanneer heeft hij dat bij [slachtoffer 1] gedaan?
A: dezelfde dag
V: dezelfde dag?
A: dan 's middags en bij mij 's avonds
V: ok? en hoe ging dat bij [slachtoffer 1] dan?
A: precies dezelfde
V: en waarom deed papa dat dan bij [slachtoffer 1] ?
A: [slachtoffer 1] die ging niet luisteren
A: en toen ging die daar staan bij [slachtoffer 1] en toen had hij dat gedaan
V: toen ging hij staan bij [slachtoffer 1] en toen had hij dat gedaan. Maar waar waren
jullie dan toen dat gebeurde?
A: bij papa in huis
V: ja en in welke kamer van het huis?
A: eh de woonkamer
V: hm. En ik probeer jou even na te vertellen, jullie waren goede tijden aan het
kijken en papa die wou dat [slachtoffer 1] stil was want die wou dat luisteren en wat deed
[slachtoffer 1] dan?
A: die maakte grapjes met mij en toen gingen wij heel hard lachen
V: ja en toen?
A: en papa had daar last van, van [slachtoffer 1] , als die zo hard had gelachen
V: ja en toen?
A: en toen, [slachtoffer 1] zei ook grapjes over papa. Dat wou papa niet
V: maar hij wou dat hij zijn mond hield en dat deed hij niet en toen?
A: en toen had papa bij keel gegrepen en toen moest [slachtoffer 1] naar bed
V: hm en hoe greep hij [slachtoffer 1] bij de keel dan?
A: net als mij
V: net als bij jou. En zei papa daar nog wat bij?
A: ja de ramen staan open
V: ok?. De ramen staan open. En heb jij nog wat gezegd?
A: ehm, nee. En toen moest ik naar bed.
V: wie heeft het verteld aan mam dan?
A: [slachtoffer 1]
V: [slachtoffer 1] ? Ja? He en eh, nou heb ik ook gehoord dat jij en [slachtoffer 1] bij de dokter
zijn geweest, klopt dat?
A: ja
V: en waarom was dat?
A: blauwe plekken te kijken
V: en waar waren die blauwe plekken dan?
A: hier bij mij, nee bij [slachtoffer 1] hier en bij mij hier. Nou zijn die blauwe plekken
weg denk ik
V: ok?. En eh, heb je wel eens vaker blauwe plekken daarvan gehad?
A: ja
V: waar dan?
A: soms wel hier, soms wel, moet ik even nadenken, SOMB wel eens hier. En soms wel
aan mijn rug en soms wel op mijn been.
V: en hoe komt dat dan?
A: toen had papa ons zeer gedaan.