Uitspraak
verder te noemen Gemeente Losser,
behandelend advocaat mr. B. Martens te ’s-Hertogenbosch,
verder te noemen Rotij,
Gemeente Losser een conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in reconventie tevens akte wijziging eis en Rotij een conclusie van dupliek in conventie tevens
conclusie van repliek in reconventie tevens houdende wijziging van eis in reconventie.
Na een conclusie van dupliek in reconventie tevens antwoordakte wijziging van eis in reconventie is pleidooi bepaald en gehouden op 27 november 2014.
Door Gemeente Losser en Rotij zijn pleitnotities overgelegd en na afloop van de pleidooien is vonnis gevraagd.
In conventie en reconventie: (alles kort samengevat en voor zover van belang)
1. Gemeente Losser heeft in 2000 een intentieovereenkomst met Rotij gesloten betreffende de ontwikkeling van het bouwproject De Saller II.
Rotij beschikte op dat moment althans in ieder geval in 2004 over gronden althans grondopties binnen dat projectgebied die middels een overeenkomst tot contractsoverneming van 14 december 2004 aan de Gemeente Losser zijn overgedragen.
Na een akkoord op hoofdlijnen is vervolgens tussen Gemeente Losser en Rotij op
13 februari 2009 een koop/exploitatieovereenkomst gesloten [1] .
Volgens de (oorspronkelijke) planning zou deze afname in 2010 moeten gaan plaatsvinden, zulks binnen een termijn van acht maanden telkens nadat de Gemeente Losser aan Rotij had medegedeeld dat de betreffende bouwkavel(s) bouwrijp waren gemaakt.
Vanwege de aanhoudende crisis in de woningbouwmarkt en daarmede samenhangende stagnerende verkoop van kavels c.q. uit te voeren bouwplannen, verzocht Rotij medio februari 2012 aan Gemeente Losser om verlenging van de afnametermijn tot
veertien maanden, waarin de Gemeente Losser heeft bewilligd mits vanaf die verlengde termijn door Rotij een rentevergoeding van 5,5 % (’s jaars) werd betaald.
Wel heeft Rotij in oktober 2012 kenbaar gemaakt aan de Gemeente Losser dat de overeenkomst (ook) op het punt van grondprijzen en –index niet (langer) marktconform zou zijn en zij die afspraken wenste te herijken op grond van het bepaalde in artikel 4.5 van de overeenkomst:
“Wanneer de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, dan treden partijen in overleg omtrent eventuele aanpassing van de gemaakte afspraken over onder andere het woningbouwprogramma, het bouwtempo en de fasering.Uitgangspunt is dat partijen niet voor leegstand gaan bouwen.”Dit artikel staat in de overeenkomst onder het hoofdstuk van het te realiseren bouwprogramma en een soortgelijke clausule is ook opgenomen in artikel 6 omtrent de planning.
Een dergelijke clausule staat echter niet in de artikel 3 van de overeenkomst, waarin de door Rotij aan Gemeente Losser te betalen kavelprijzen worden uitgewerkt.
Het feit dat Rotij aanvankelijk in de zin van voormelde artikelen (slechts) uitstel van de afnameverplichting middels een tot veertien maanden verlengde termijn (weliswaar tegen een rentevergoeding) heeft gevraagd en verkregen, belet Rotij geenszins in later stadium aan de Gemeente Losser (ook nog) aanpassing van de kavelprijzen te vragen.
Door een dergelijk verzoek tot aanpassing van de kavelprijzen categorisch van de hand te wijzen, legt de Gemeente Losser het gehele projectontwikkelingsrisico ten onrechte op Rotij.
Subsidiair doet Rotij met een beroep op het bepaalde in artikel 6:258 Burgerlijk Wetboek een verzoek tot wijziging van de overeenkomst op het punt van de kavelprijzen.
In conventie en reconventie:10. De inhoud van de overeenkomst van 13 februari 2009 staat tussen partijen vast.Op grond daarvan is gegeven vanaf welk moment en tegen welke prijs Rotij bouwkavels in het project Saller II van Gemeente Losser heeft af te nemen.
Evenmin geeft hun plaats in de overeenkomst – in het hoofdstuk “Realisatie Woningbouwprogramma” respectievelijk “Planning”- naast het feit dat een dergelijke “hardheids”-clausule ontbreekt in het artikel 3 “Verkoop en levering van bouwkavels”, aanleiding om desondanks een mogelijkheid van aanpassing van de kavelprijzen op grond van gewijzigde marktomstandigheden aan te nemen.
Uitgangspunt is dat partijen niet voor leegstand gaan bouwen”,dat al bij het sluiten van de overeenkomst op 13 februari 2009 een mogelijke stagnatie van verkoop van kavels (door Rotij als gevolg van de reeds in het najaar van 2008 begonnen crisis) wel degelijk was voorzien.
Voor zover ook aanpassingsmogelijkheden ten aanzien van de overeengekomen kavelprijzen in de bedoeling van partijen gelegen zou hebben, hadden die naar het oordeel van de rechtbank dan ook uitdrukkelijk -meer in het bijzonder in artikel 3. van de overeenkomst- moeten zijn opgenomen.
Het ontbreken daarvan naast de éénduidige formulering van de (diverse) kavelprijzen in dat artikel leidt tot de conclusie dat de (bepalingen van de) overeenkomst tussen
Gemeente Losser en Rotij geen mogelijkheid scheppen de door Rotij te betalen kavelprijzen aan te passen als door Rotij voorgestaan.
Hier is een typisch -voorzienbaar- projectontwikkelaarsrisico voor Rotij aan de orde, met name op het punt van de verwachting/inschatting van de duur van de economische malaise na 2008 en de gevolgen daarvan voor de verkoop van bouwkavels.
Bovendien kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken, dat primair sprake is van een (al dan niet verplaatst) financieringsprobleem, omdat allereerst Rotij een verlengde afnametermijn (zij het tegen rentebetaling) door de Gemeente Losser is gegund, daarnaast er geen bouwplicht op de kavels rust en afname derhalve (in eerste instantie) tot een betalingsverplichting voor Rotij leidt, die het liefst “doorgeschoven” zou moeten kunnen worden naar een (toekomstige) koper, als bijvoorbeeld onder (48.) in de conclusie van antwoord geformuleerd.
De vorderingen van Gemeente Losser onder (1.) en (2.a) zijn toewijsbaar.
De vordering onder (5.) betreffende de veroordeling tot betaling van een dwangsom van
€ 10.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Rotij aan de onder (2.a) bedoelde veroordeling weigert te voldoen, zal worden afgewezen, waar de vordering van de
Gemeente Losser onder (2.a) en dus ook de uit te spreken veroordeling de facto ziet op betaling van een geldsom, waarop een dergelijke veroordeling niet mogelijk is.
De door Gemeente Losser gevorderde buitengerechtelijke kosten (punt 6. gewijzigd petitum) zijn evenmin toewijsbaar: het betreffen kosten van de Gemeente Losser zelf en voldoen ook overigens niet aan de vereiste criteria om naast de gebruikelijke proceskostenveroordeling te kunnen worden toegewezen.
17. Rotij zal als hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in conventie en geheel in het ongelijk gesteld in reconventie in de proceskosten van de Gemeente Losser veroordeeld worden.