In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, voormalig politieambtenaar, en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn FLO-uitkering, die per februari 2015 zou eindigen, en stelde dat deze beëindiging in strijd was met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid (WGBLA). De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd in strijd was met artikel 3 van de WGBLA, dat discriminatie op basis van leeftijd verbiedt. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen een eerder besluit, maar oordeelde dat dit bezwaar ontvankelijk was omdat de eiser niet had onderkend dat hij hiertegen bezwaar kon maken. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Minister en droeg deze op om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. Tevens werd de Minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.