ECLI:NL:RBOVE:2015:5545

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
C/08/178853 / KG ZA 15-364
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van de woning en afgifte van persoonlijke spullen na echtscheiding

In deze zaak, die op 16 december 2015 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde de eiseres, een gewezen echtgenote, dat de gedaagde, haar ex-echtgenoot, de gezamenlijke woning zou ontruimen en verlaten, en de sleutels aan haar zou afgeven. De partijen waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en hadden een vaststellingsovereenkomst gesloten over de verkoop van de woning. De gedaagde had echter geen medewerking verleend aan de verkoop en had eerder rechterlijke uitspraken genegeerd die hem verplichtten om mee te werken aan de verkoop van de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de eiseres spoedeisend waren, gezien het belang van de verkoop van de woning en de financiële gevolgen voor de eiseres. De rechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de ontruiming van de woning en de afgifte van persoonlijke spullen, en legde dwangsommen op voor het geval de gedaagde niet aan de veroordelingen voldeed. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/178853 / KG ZA 15-364
Vonnis in kort geding van 16 december 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M. Mook te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Vogelzang te Meppel.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 tot en met 11 van [eiseres]
  • de brief met bijlagen van [eiseres] van 26 november 2015
  • de producties 1 tot en met 8 van [gedaagde]
  • de brief van [gedaagde] met productie 9 van 1 december 2015
  • de akte vermeerdering eis
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gewezen echtelieden. De echtscheidingsbeschikking van 10 november 2010 is op 5 januari 2011 in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ingeschreven. Zij zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd geweest.
2.2.
In de tussen partijen op 7 april 2011 gesloten vaststellingsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de echtelijke woning, [adres] te [plaats 1] (hierna te noemen de woning), zal worden verkocht. De woning is in oktober 2011 te koop gezet.
2.3.
Ter zake van de bepaling van de uiteindelijke vraagprijs, aanvankelijk in 2011 in overeenstemming tussen partijen bepaald op € 375.000, 00 (kosten koper, hierna k.k.), en met name ter zake van het verlagen van die vraagprijs hebben partijen elkaar sedertdien niet eerder dan medio 2014 gevonden in een lagere vraagprijs van € 339.000, 00 (k.k.).
2.4.
Evenmin als de eerstgenoemde heeft de laatstgenoemde vraagprijs belangstelling voor (koop van) de woning gewekt.
2.5.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 5 juni 2015 (onder zaaknummer C/08/171381/KG ZA 15-162), als gewijzigd bij herstelvonnis van 18 juni 2015, is [gedaagde] – onder meer – veroordeeld om op basis van een voorstel van de verkopend makelaar van maart 2015 mee te werken aan verlaging van de vraagprijs van de woning tot een bedrag van € 299.000,00.
Voorts is [gedaagde] bij dat vonnis veroordeeld om – kort gezegd – datgene te doen wat aan medewerking van hem wordt gevorderd om tot verkoop en levering van de woning te geraken, in het bijzonder het deelnemen aan de NVM Open Huizen Dagen, het toegang verschaffen aan [eiseres] en de makelaar alsmede aan de makelaar met potentiële kopers ter bezichtiging van de woning.
2.6.
[gedaagde] heeft aan deze verlaging van de vraagprijs geen medewerking verleend. Hij heeft zijn appelprocedure ter zake van genoemd vonnis ingetrokken.
2.7.
De laatstgemelde vraagprijs heeft geleid tot belangstelling voor de woning, maar bezichtigingen hebben niet tot verkoop geleid. Ter zake van bezichtigingen is frictie tussen de makelaar en [gedaagde] ontstaan.
2.8.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 15 oktober 2015 (onder zaaknummer C/08/176920/KG ZA 15-319) is [gedaagde] veroordeeld om – kort gezegd – op in het vonnis nadere aangegeven wijze mee te werken aan bezichtigingen van de woning en de kosten van volgens aanwijzing van de makelaar noodzakelijk opruimen, schoonmaken en daardoor toonbaar maken van de woning. Daarbij heeft de voorzieningenrechter [gedaagde] geboden om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en te ontruimen en daar niet meer terug te keren onder afgifte van alle sleutels aan [eiseres] , in het geval [gedaagde] niet voldoet aan datgene waartoe hij is veroordeeld of hem is bevolen.
2.9.
[gedaagde] heeft appel ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.
2.10.
De makelaar, in de persoon van mevrouw [makelaar] , werkzaam bij makelaarskantoor [makelaarskantoor] , waarbij de woning in de verkoop was, heeft [eiseres] en [gedaagde] bij e-mailbericht op 5 november 2015 bericht dat zij de opdracht tot dienstverlening teruggeeft wegens het ontstaan van een onwerkbare situatie. Als nadere redengeving heeft zij op 6 november 2015 gemaild aan
[eiseres] :

Wij zijn gisteren echt op het punt gekomen dat wij de opdracht tot dienstverlening beëindigd hebben door de opstelling en manier van zakendoen en communicatie met de heer [gedaagde] , die mij uitgescholden heeft en mij uitmaakt voor leugenaar en allerlei verwijten maakt naar mijn echtgenoot en medewerkers. Hij is zelf degene die zaken verdraaid.
Ik heb hierover contact gehad met de juridische dienst van de NVM (ook al eerder nadat de heer [gedaagde] mij had uitgescholden) en die vertelden mij dat dit een ernstige verstoring is van de relatie tussen ons en de heer [gedaagde] en een gewichtige reden om de opdracht terug te geven.
2.11.
Voorts heeft de makelaar in het e-mailbericht van 6 november 2015 aangegeven:

Op verzoek van de geldverstrekker en u met uitsluitend de geldverstrekker en u als gevolmachtigde opdrachtgever(s) zijn wij bereid de onroerende zaken aan de [adres] te [plaats 1] weer in de verkoop te nemen maar uitsluitend wanneer wij niet meer hoeven te overleggen/communiceren met de heer [gedaagde] . Zoals u zult begrijpen wordt het voor ons anders wederom een onwerkbare situatie.
2.12.
De woning staat thans niet bij een makelaar in de verkoop.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – dat [gedaagde] de woning ontruimt en verlaat, niet terugkeert en de sleutels aan [eiseres] afgeeft, binnen twee weken na betekening van dit vonnis. Voorts vordert [eiseres] dat [gedaagde] deze woning in ordentelijke staat achterlaat, inhoudende dat hij geen schade aanricht of toebrengt dan wel de waarde van de woning negatief beïnvloedt en/of de verkoop ervan onmogelijk maakt, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 indien hij niet aan deze vordering voldoet.
[eiseres] vordert verder dat [gedaagde] na het verlaten en ontruimen van de woning, de lasten van de (echtelijke) woning, omvattende onderhouds-, eigenaars- en gebruikslasten en hypothecaire verplichtingen (door)betaalt.
3.2.
Daarnaast vordert [eiseres] bij akte vermeerdering van eis dat [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis alle negatieven van foto’s alsmede videobanden van de kinderen aan haar ter kopiëring afgeeft en voorts afgeeft aan [eiseres] haar persoonlijke spullen, waaronder in ieder geval haar dansdiploma’s en – medailles, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] aan deze gevorderde veroordelingen geen gevolg geeft.
3.3.
[eiseres] vordert tenslotte [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen.
3.4.
[gedaagde] voert verweer, behoudens tegen de onder 3.2 vermelde vorderingen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter acht de vorderingen van de vrouw spoedeisend.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeenschappelijk woning thans niet bij een makelaar op de woningmarkt ten verkoop staat. Ter zitting is namens [gedaagde] gesteld dat hij heeft geprobeerd tot “benoeming” van een andere makerlaar te komen, maar dat daarmee niet verder wordt gekomen. Wel is de woning op internet via de website “jaap.nl” geplaatst, maar deze vorm van verkoop betreft “eigen” verkoop. [gedaagde] heeft niet verklaard tegen welke vraagprijs hij de woning aldaar aanbiedt. Daarnaast heeft [gedaagde] een nauwelijks opvallende eigen aanduiding “Te Koop” achter een raam van een dakkapel op de woning geplaatst.
4.3.
De voorzieningenrechter acht met de stelling van [gedaagde] ter zitting dat hij “altijd actief heeft medegewerkt aan de verkoop” niet gemotiveerd weersproken dat het teruggeven van de opdracht tot verkoop door de makelaar niet het resultaat zou zijn geweest van de opstelling en houding van hem ten aanzien van het inhoud kunnen geven aan die opdracht.
4.4.
De voorzieningenrechter acht met die stelling ook in schril contrast staande de feiten dat om tot verkoop van de woning (bepalen vraagprijs, meedoen aan Open Huizen Dag, beschikbaar en/of geschikt zijn voor bezichtiging) te komen het voor [eiseres] bij herhaling kennelijk noodzakelijk is geweest om procedures bij de voorzieningenrechter te entameren om [gedaagde] tot daadwerkelijke en efficiënte medewerking aan te zetten. Van nog zwaarder gewicht moet worden geacht dat [gedaagde] in zijn gebrek aan medewerking bij herhaling heeft volhard met het naast zich neerleggen van eerder uitgesproken veroordelingen.
4.5.
Uit hetgeen [gedaagde] ter zitting heeft verklaard, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders worden opgemaakt dan dat [gedaagde] elke verkoop met een vraagprijs lager dan € 320.000,00 afwijst en/of activiteiten daartoe weigert dan wel frustreert op grond van zijn standpunt dat gedwongen verkoop tegen zodanige prijs – in zijn optiek “een executieverkoop” – als onrechtmatig handelen van [eiseres] moet worden aangemerkt.
4.6.
Niet gebleken is van enig voorstel van [gedaagde] om zelf de woning in eigendom over te nemen.
4.7.
De voorzieningenrechter heeft er kennis van genomen dat ontruiming en verlaten van de woning door [gedaagde] blijkens het vonnis in kort geding van 15 oktober 2015 reeds als sanctie op een gebrek aan bevolen medewerking is bepaald.
4.8.
[eiseres] heeft ter zitting aangegeven dat haar vordering tot het doen verlaten en ontruimen van de woning door [gedaagde] begrepen moet worden als zijnde gericht op [gedaagde] met de zijnen en het zijne (inboedel), ofwel dat de vordering ook mede de drie kinderen van [eiseres] en [gedaagde] geldt. De voorzieningenrechter heeft de vordering in deze zin opgevat.
4.9.
[eiseres] heeft in dit verband – onweersproken – aangevoerd dat de moeder van [gedaagde] te [plaats 2] een zeer grote woning bewoont, waarin [gedaagde] en de kinderen hun intrek kunnen nemen.
Hoewel [gedaagde] ter zitting het woord noodtoestand heeft gebezigd, acht de voorzieningenrechter op geen enkele wijze onderbouwd dat daarvan in enig opzicht sprake zou zijn. De enkele opmerking dat de 80-jarige moeder van [gedaagde] (weer) vaste verkering heeft en er (daarom?) geen mogelijkheden zijn in haar woning, schiet daartoe tekort.
Ook het genoemde schoolbezoek van de kinderen, althans van de twee zonen, moet daartoe als een onvoldoende steekhoudend argument worden aangemerkt, aangezien voor de zonen het reizen van [plaats 1] naar [plaats school] qua afstand en reismogelijkheden nauwelijks anders zal zijn dan het reizen van [plaats 2] naar [plaats school] .
4.10.
Zoals bij de eerdere rechterlijke beslissingen in kort geding, geldt onverkort, zo niet inmiddels des te sterker gezien het verdergaande tijdsverloop, het belang van [eiseres] om spoedig tot daadwerkelijke verkoop van de woning te komen, om vervolgens tot verdeling van de huwelijksgemeenschap te geraken. Niet in geschil is dat bij verkoop, gelet op de op de woning rustende hypotheek, sprake zal zijn van een aanzienlijke overwaarde. [eiseres] heeft recht op de helft van die overwaarde, maar van dat vermogen blijft zij verstoken zolang verkoop uitblijft. Dit brengt mee dat [eiseres] ondanks haar – relatief geringe – inkomen geen beroep kan doen op eventuele financiële tegemoetkomingen, zoals zorg- en huurtoeslagen.
Met het oog op dit belang vertegenwoordigen de pogingen van [gedaagde] om dit belang kennelijk zo lang mogelijk in de weg te staan op grond van een hem onwelgevallige vraagprijs van de woning, geen belang dat opweegt tegen dat van [eiseres] . Van [eiseres] kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gevergd, dat zij moet aanzien dat de verkoop van de woning, zovele jaren na de echtscheiding, nog immer op zich zal laten wachten en in zoverre haar in haar leven c.q. financiële mogelijkheden zal belemmeren. Dit geldt te meer waar er kennelijk belangstelling voor de woning is. [eiseres] heeft derhalve ook in zoverre belang om, daartoe gerechtigd door de voorgegane rechterlijke beslissingen, de woning zonder [gedaagde] weer zo spoedig mogelijk ten verkoop te zetten.
4.11.
Hoewel het [gedaagde] als mede-eigenaar doen ontruimen en verlaten van de woning een vergaande en ingrijpende beslissing is, moet toepassing van dit middel onder omstandigheden en mede gezien in het licht van (de niet nakoming van) eerdere rechterlijke beslissingen naar voorlopig oordeel gerechtvaardigd worden geacht.
4.12.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard medio 2016 de woning te willen verlaten wegens verhuizing naar [plaats 3] . Deze blote verklaring leidt de voorzieningenrecher vanwege de vrijblijvendheid ervan echter niet tot een ander zicht op de belangenafweging.
4.13.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen.
4.14.
De gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt als na te melden.
4.15.
Omdat partijen gewezen echtelieden zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken en daarna niet in de woning terug te keren, alsmede alle sleutels van de woning af te geven aan [eiseres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de onder 5.1 genoemde woning in ordentelijke staat achter te laten, inhoudende dat hij aan de woning geen schade aanricht dan wel toebrengt of anderszins de waarde van de woning negatief beïnvloedt en/of de verkoop van de woning onmogelijk maakt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen aan [eiseres] van een dwangsom van € 25.000,00 indien hij in gebreke blijft te voldoen aan de veroordeling onder 5.2,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] af te geven alle negatieven van foto’s van de kinderen en videobanden van de kinderen, opdat [eiseres] gedurende een maand in de gelegenheid wordt gesteld hiervan kopieën te maken, alsmede de persoonlijke spullen van [eiseres] , waaronder in iedere geval haar dansdiploma’s en dansmedailles,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen aan [eiseres] van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] na ommekomst van de in 5.4 genoemde termijn geen gevolg geeft aan de beslissing onder 5.4, totdat het maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.6.
veroordeelt de man tot doorbetaling van de lasten van de woning [adres] , bestaande uit onderhoudslasten, hypothecaire verplichtingen, eigenaars- en gebruikerslasten van de woning, na het verlaten en ontruimen van de woning,
5.7.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2015.