In deze zaak, die op 18 december 2015 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding waarin [X] een verbod vordert aan Grolsch om het verstekvonnis van 25 augustus 2015 te executeren. Dit verstekvonnis was gewezen in een eerdere procedure tussen Grolsch en [X], waarbij de kantonrechter had beslist dat de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden werd en [X] het gehuurde pand diende te ontruimen. [X] stelt dat het verstekvonnis berust op een juridische of feitelijke misslag, omdat zijn uitstelverzoek per abuis bij het verkeerde dossier was gevoegd, waardoor hij niet in de gelegenheid was gesteld om verweer te voeren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden en dat Grolsch misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door het verstekvonnis te executeren, terwijl dit vonnis niet had behoren te worden gewezen. De voorzieningenrechter schorst daarom de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis totdat er een uitspraak is gedaan in de verzetprocedure. Tevens wordt Grolsch veroordeeld tot het betalen van een dwangsom indien zij de schorsing niet naleeft. In reconventie wordt de vordering van Grolsch tot ontruiming afgewezen, omdat deze vordering moet worden beoordeeld in de bodemprocedure. Grolsch wordt in de proceskosten veroordeeld.