ECLI:NL:RBOVE:2015:5591

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
C/08/179497 / KG ZA 15-381
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis wegens juridische of feitelijke misslag en schending van het beginsel van hoor en wederhoor

In deze zaak, die op 18 december 2015 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding waarin [X] een verbod vordert aan Grolsch om het verstekvonnis van 25 augustus 2015 te executeren. Dit verstekvonnis was gewezen in een eerdere procedure tussen Grolsch en [X], waarbij de kantonrechter had beslist dat de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden werd en [X] het gehuurde pand diende te ontruimen. [X] stelt dat het verstekvonnis berust op een juridische of feitelijke misslag, omdat zijn uitstelverzoek per abuis bij het verkeerde dossier was gevoegd, waardoor hij niet in de gelegenheid was gesteld om verweer te voeren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden en dat Grolsch misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door het verstekvonnis te executeren, terwijl dit vonnis niet had behoren te worden gewezen. De voorzieningenrechter schorst daarom de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis totdat er een uitspraak is gedaan in de verzetprocedure. Tevens wordt Grolsch veroordeeld tot het betalen van een dwangsom indien zij de schorsing niet naleeft. In reconventie wordt de vordering van Grolsch tot ontruiming afgewezen, omdat deze vordering moet worden beoordeeld in de bodemprocedure. Grolsch wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/179497 / KG ZA 15-381
Vonnis in kort geding van 18 december 2015
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. H. Versluis te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROLSCHE BIERBROUWERIJ NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A. Prascevic te Enschede.
Partijen zullen hierna ‘ [X] ’ en ‘Grolsch’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de eis in voorwaardelijke reconventie met producties
  • de nagezonden producties van de zijde van [X]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [X]
  • de pleitnota van Grolsch.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 25 augustus 2015 heeft de kantonrechter in deze rechtbank, zittingslocatie Enschede, in de procedure met zaaknummer 4389571 / CV EXPL 15-7198 (hierna: het verstekvonnis) bij verstek vonnis gewezen tussen Grolsch als eiser en [X] als gedaagde. In dat vonnis heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, in het dictum beslist:

Ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel met aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats] , [adres] .
Veroordeelt de gedaagde partij voormeld perceel met aanhorigheden binnen zes weken na betekening van dit vonnis met de haren en het hare te ontruimen en te verlaten en onder overgifte van sleutels en met achterlating van hetgeen de eisende partij toebehoort ter vrije en algehele beschikking van de eisende partij te stellen en te laten, alles op kosten van de gedaagde partij.
Veroordeelt de gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 106912,88 wegens de tot 1 september 2015 verschuldigde huurpenningen inclusief buitengerechtelijke kosten, rente en btw, vermeerderd met de in de dagvaarding gevorderde rente over € 105087,88 vanaf de respectievelijke vervaldata van de termijnen tot dag ter algehele voldoening en voorts met een bedrag gelijk aan de thans geldende huurprijs, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, als huurpenningen c.q. vergoeding voor voortgezet gebruik, gerekend vanaf 1 september 2015 tot de dag van ontruiming van voormeld perceel door de gedaagde partij, een gedeelte van een maand voor een volle maand te rekenen.
(…)”.
Het verstekvonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Het verstekvonnis is op 2 oktober 2015 aan [X] betekend.
2.3.
Op 2 oktober 2015 heeft de griffie van de rechtbank Overijssel het volgende bericht aan [X] :

(…)
In de bovenvermelde procedure is door u uitstel aangevraagd teneinde te reageren op de dagvaarding (…). Nu uw uitstelverzoek per abuis bij het verkeerde dossier was gevoegd, is op de zittingsdatum, 25 augustus 2015, een verstekvonnis gewezen. Het vonnis is reeds naar eiseres verzonden op 1 september 2015.
Op ons verzoek aan mr. A. Prascevic, gemachtigde van Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V., het verstek vonnis aan ons te retourneren, zodat aan u uitstel voor inhoudelijk verweer kon worden verleend, liet hij ons weten hier niet aan mee te willen werken.
Indien u alsnog verweer wenst te voeren in bovenvermelde procedure, kunt u zich wenden tot een deurwaarder of advocaat teneinde een verzetdagvaarding uit te laten brengen. (…) De kosten van de verzetdagvaarding zullen worden vergoed door de rechtbank Overijssel.
(…)
Wij betreuren dat wegens een misslag onzerzijds een verstek vonnis is gewezen en bieden hierbij dan ook onze excuses aan.
(…)
.
2.4.
[X] heeft op 12 november 2015 verzet aangetekend tegen het verstekvonnis.
2.5.
Bij exploot van 13 november 2015 heeft de deurwaarder namens Grolsch aan [X] bevel gedaan tot gerechtelijke ontruiming van het bedrijf aan [adres] te [plaats] op 1 december 2015.
2.6.
Grolsch heeft, in afwachting van een door [X] op te starten kort gedingprocedure, de aangezegde ontruiming uitgesteld.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[X] vordert primair een verbod aan Grolsch het vonnis van 25 augustus 2015 te executeren en subsidiair de tenuitvoerlegging van dat vonnis te schorsen, alles op straffe van een dwangsom van € 350.000,=.
3.2.
Grolsch voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
Grolsch vordert, onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter tot het oordeel komt dat Grolsch niet tot executie van het verstekvonnis kan overgaan samengevat - ontruiming van de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te [plaats] .
4.2.
[X] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in beginsel moet worden uitgegaan van de bevoegdheid van de executant tot tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. De voorzieningenrechter kan staking van de tenuitvoerlegging slechts bevelen, indien de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal onder meer het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of op de grond dat sprake is van misbruik van bevoegdheid van de executant (artikel 3:13 BW), waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.2.
[X] is in verzet gekomen van het verstekvonnis en ziet zich geconfronteerd met een eiser, Grolsch, die de executie van de bij het verstekvonnis uitgesproken veroordeling wil doorzetten en vordert een verbod tot tenuitvoerlegging van dat vonnis. [X] stelt dat Grolsch misbruik van bevoegdheid maakt, aangezien Grolsch weet dat het verstekvonnis bij vergissing, in strijd met de procesregels, is gewezen. Bovendien is het volgens [X] nog maar zeer de vraag of de kantonrechter de ontruimingsveroordeling wel zou hebben uitgesproken indien hij het inhoudelijk verweer van [X] had gekend. Grolsch verweert zich weliswaar, maar dat verweer treft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen doel.
5.3.
Grolsch beschikt weliswaar over een executoriale titel - en kan in dat opzicht dan ook daadwerkelijk tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis overgaan, nu de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dat vonnis de schorsende werking van het verzet verhindert - maar zij lijkt daarbij te miskennen dat het verstekvonnis niet had behoren te worden gewezen. Uit de brief van de griffie van de rechtbank van 2 oktober 2015 volgt dat het verstekvonnis berust op een juridische of feitelijke misslag (een fout): het uitstelverzoek van [X] is per abuis bij het verkeerde dossier gevoegd, zodat een verstekvonnis (en niet een vonnis op tegenspraak) is gewezen. Het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, zodat geen (verstek)vonnis had behoren te worden gewezen.
5.4.
Grolsch wist dat, maar is desondanks, voordat op het door [X] ingestelde verzet uitspraak is gedaan, tot executie overgegaan. In dat opzicht maakt Grolsch dus, eveneens misbruik van haar (executie)bevoegdheid (artikel 3:13 BW).
5.5.
Gelet op het voorgaande dient de (subsidiair) gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis te worden toegewezen, totdat vonnis is gewezen in de verzetprocedure. Het primair gevorderde verbod vindt geen steun in het recht.
5.6.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
5.7.
Grolsch zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 285,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.195,19.

6.De beoordeling in voorwaardelijke reconventie

6.1.
Nu de vordering in conventie is toegewezen, is de voorwaarde voor het instellen van de reconventionele vordering vervuld, zodat wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van die vordering.
6.2.
De ontruimingsvordering van Grolsch richt zich op het inhoudelijke debat tussen partijen (wie van partijen schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn/haar verplichtingen uit de huurovereenkomst; opgelopen huurachterstand versus opschortingsgerechtigheid op basis van wanprestatie) dat nu juist inzet is van de verzetprocedure. Die discussie moet dan ook plaatsvinden in de bodemprocedure. Het is aan de kantonrechter in de verzetprocedure en niet aan de voorzieningenrechter in dit kort geding om tot een afgewogen oordeel te komen over de toelaatbaarheid van de door Grolsch gevorderde ontruiming. De voorzieningenrechter wenst in dit kader enkel nog op te merken dat [X] ter zitting heeft verklaard dat hij met ingang van december 2015 maandelijks een bedrag van € 4.250,00 zal voldoen aan Grolsch.
6.3.
De vordering van Grolsch dient te worden afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] worden begroot op:
- salaris advocaat
408,00(0,5 x tarief € 816,00).
Totaal € 408,00.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel , locatie Enschede van 25 augustus 2015, totdat vonnis in de verzetprocedure is gewezen,
7.2.
veroordeelt Grolsch om aan [X] een dwangsom te betalen van
€ 150.000,= wanneer zij de in 7.1. uitgesproken schorsing niet naleeft, tot een maximum van € 450.000,= is bereikt,
7.3.
veroordeelt Grolsch in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 1.195,19,
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
wijst de vorderingen af,
7.7.
veroordeelt Grolsch in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2015. [1]

Voetnoten

1.type: