In deze zaak heeft klager een lichtmast gekocht die later bleek te zijn gestolen. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft het voornemen om de lichtmast terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaar, [belanghebbende]. Klager stelt echter dat hij te goeder trouw de lichtmast heeft aangeschaft en daarom een sterker recht heeft dan de oorspronkelijke eigenaar. De raadkamer van de Rechtbank Overijssel heeft op 9 december 2015 het klaagschrift van klager behandeld. Klager, vertegenwoordigd door mr. G. Abbink, heeft aangevoerd dat hij de lichtmast heeft gekocht van [betrokkene], die handelde vanuit zijn reguliere bedrijfsvoering. Klager beroept zich op de bescherming van artikel 3:86 lid 1 jo 3:11 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De officier van justitie heeft echter betoogd dat klager geen aanspraak kan maken op de bescherming van het BW, omdat de lichtmast aan [belanghebbende] toebehoorde en deze door diefstal is verloren. De raadkamer heeft vastgesteld dat de lichtmast op 2 maart 2015 onder klager inbeslaggenomen is en dat klager niet kan worden aangemerkt als koper te goeder trouw. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de omstandigheden waaronder de lichtmast is gekocht en de status van de verkoper, [betrokkene].
Uiteindelijk heeft de raadkamer geoordeeld dat klager geen recht heeft op teruggave van de lichtmast en dat het klaagschrift ongegrond is. De beslissing is genomen op basis van de feiten en de toepasselijke wetgeving, waarbij de belangen van de oorspronkelijke eigenaar, [belanghebbende], zijn meegewogen. De beschikking is gegeven door mr. Hendriks, voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 9 december 2015.