ECLI:NL:RBOVE:2015:562

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
C-08-165843 - KG ZA 14-439
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop en overdracht van certificaten van aandelen Recopart

In deze zaak vorderden Stichting Carel Albert Reesink en Stichting Administratiekantoor Aandelen Recopart (hierna: Stichting CAR c.s.) dat de voorzieningenrechter gedaagde zou veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de verkoop en overdracht van 38.997 certificaten van aandelen Recopart tegen een prijs van € 655.122,68. De voorzieningenrechter oordeelde dat voldoende aannemelijk was dat partijen onvoorwaardelijk overeenstemming hadden bereikt over de hoofdzaken van de koopovereenkomst. Gedaagde had niet betwist dat Stichting CAR c.s. de Recopart-structuur zo spoedig mogelijk wensten af te wikkelen, en dat hij de juridische gerechtigde was van de certificaten. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Stichting CAR c.s. toe, inclusief een dwangsom voor het geval gedaagde niet zou meewerken aan de verkoop. De proceskosten werden eveneens aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/165843 / KG ZA 14-439
Vonnis in kort geding van 5 februari 2015
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING CAREL ALBERT REESINK,
statutair gevestigd te Zutphen en kantoorhoudende te Apeldoorn,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR AANDELEN RECOPART,
statutair gevestigd te Zutphen en kantoorhoudende te Apeldoorn,
eiseressen,
advocaat mr. R. van de Klashorst te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna Stichting CAR c.s. (danwel Stichting CAR en Stichting AK Recopart) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 9 producties;
  • de brief van [gedaagde] van 20 januari 2015 met 4 producties;
  • de mondelinge behandeling op 22 januari 2015;
  • de pleitnota van Stichting CAR c.s.;
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Royal Reesink NV (hierna: Reesink) is een beursgenoteerde onderneming. Tot 9 mei 2009 was [gedaagde] Chief Executieve Officer (CEO) van (Koninklijke) Reesink NV, de rechtsvoorganger van Reesink.
2.2.
In 1996 is ten behoeve van werknemers van Reesink een werknemersparticipatiestructuur opgericht. Deze structuur bestaat uit Recopart BV (hierna: Recopart), waarin Stichting AK Recopart alle aandelen houdt. Recopart houdt 260.000 cumulatieve preferente aandelen A in Reesink en 34.667 certificaten van gewone aandelen Reesink. Recopart heeft geen andere activiteiten dan het houden van deze bezittingen ten behoeve van haar certificaathouders. [gedaagde] bezit 38.997 certificaten van aandelen Recopart (14,9%); de overige certificaten van aandelen Recopart worden thans gehouden door Stichting CAR (85,1%).
2.3.
Op 24 december 1996 heeft [gedaagde] met zijn dochter en zoon, [naam 1] respectievelijk [naam 2], een 'Overeenkomst inzake verkoop, koop en levering van het economisch belang van certificaten van aandelen op naam in het kapitaal van Recopart B.V.' gesloten. Deze overeenkomst is dezelfde dag bij de Belastingdienst geregistreerd.
2.4.
Stichting CAR c.s. hebben de wens om de Recopart-structuur af te wikkelen, nu deze structuur volgens hun zijn doel heeft bereikt en dus overbodig is geworden.
Afwikkeling van de Recopart-structuur houdt in de vervreemding door Recopart van haar twee vermogensbestanddelen – de 260.000 cumulatief preferente aandelen A in het kapitaal van Reesink en de 34.667 certificaten van gewone aandelen Reesink – en uitdeling van een vereffeningssaldo aan de twee certificaathouders (Stichting CAR en [gedaagde]) van het nettoresultaat van die beoogde transacties. Vervreemding van de certificaten van aandelen Reesink zal tegen marktwaarde kunnen geschieden; de certificaten zijn publiek verhandelbaar. De cumulatief preferente aandelen A zullen door Reesink worden ingekocht en vervolgens ingetrokken, zulks tegen betaling aan Recopart van de waarde van deze aandelen.
2.5.
Bij brief van 23 september 2014 is [gedaagde] namens de besturen van Stichting AK Recopart en Recopart uitgenodigd om in overleg te treden over de beoogde afwikkeling van de Recopart-structuur en de daarbij te hanteren waardes.
2.6.
Op 17 oktober 2014 heeft in Apeldoorn overleg plaatsgevonden tussen het bestuur van Stichting AK Recopart enerzijds en [gedaagde], bijgestaan door zijn (toenmalige) advocaat mr. dr. P.J. van der Korst, anderzijds.
2.7.
Bij brief van 31 oktober 2014 heeft mr. Van der Korst, voor zover hier van belang, het volgende aan de advocaat van Stichting CAR c.s. meegedeeld:
Graag verwijs ik naar ons overleg in Apeldoorn op 17 oktober jl. en ons telefonisch overleg van 24 oktober jl.
Het ziet er naar uit dat wij tot een oplossing zijn gekomen, te weten overdracht door de heer [gedaagde] en zijn kinderen van 38.997 certificaten van aandelen Recopart aan Stichting C.A. Reesink, voor een totale prijs van in totaal EUR 655.122,68.
Die totale prijs is als volgt opgebouwd:
- 38.997 x EUR 12,44 = EUR 485.122,68
- rentevergoeding ad EUR 20.000;
- EUR 150.000, om de redenen besproken in Apeldoorn.
(…).
Ik verneem graag uw bevestiging dat wij er zo uit zijn, zodat wij tot uitwerking kunnen komen.
2.8.
Bij e-mail van 31 oktober 2014 heeft de advocaat van Stichting CAR c.s. het volgende aan mr. Van der Korst bericht:
Ik heb inmiddels akkoord van Reesink en St CAR om de door u voorgestelde transactie overeen te komen, met inbegrip van de gevraagde rentevergoeding ad € 20.000,-.
Ik zal een korte vaststellingsovereenkomst opstellen en toezenden.
In beginsel gaat het om de partijen [gedaagde] enerzijds en om St. CAR als koper van de certificaten anderzijds. De € 170.000,- zal dan in de prijs voor de certificaten kunnen worden opgenomen.
De kinderen van [gedaagde] zijn vermoedelijk formeel geen certificaathouder, vanwege de kwaliteitseis die daaraan verbonden was. Graag voer ik even overleg op welke wijze de kinderen in de transactie betrokken kunnen worden.
2.9.
Bij e-mail van 13 november 2014 aan zijn toenmalige advocaat en de advocaat van Stichting CAR c.s. heeft [gedaagde] op de conceptvaststellingsovereenkomst gereageerd. Daarin heeft [gedaagde] het volgende meegedeeld:
Heren,
ter wille van de maar zo snel mogelijk te verschaffen duidelijkheid het navolgende:
Ik ben binnenkort in de gelegenheid om mijn voorstellen tot aanpassing van de tekst keurig in rij en gelid te zetten, naar ik denk kan Pieter van der Korst die dan samen met zijn commentaren begin komende week doorsturen. Daarbij voorzie ik geen hobbels die voor de wederpartijen problemen gaan betekenen, of het moet mijn weigering zijn om hetbestaanvan de overeenkomst onder de geheimhouding te laten vallen. Reesink heeft immers zelf naar buiten uitgedragen dat ik degene ben die de afwikkeling van Recopart tegen houdt en heeft aangegeven dat het eind 2014 afgelopen moet zijn. Als men dan bij mij komt vragen zal ik de inhoud niet uitdragen, maar ga ik er niet omheen draaien dat er ter zake inmiddels een overeenkomst werd gesloten. Daar komt nog bij dat ik (andermaal: zonder in te gaan op de inhoud van hetgeen wij overeen kwamen) in mijn verhouding met Reesink, die geen partij is bij de vaststellingsovereenkomst, mijn ervaringen ten aanzien van wat ik allemaal rond Recopart gebeurde (mede) zal uitdragen. Ik zwijg dus uitdrukkelijk niet zolang ik belegger in Reesink ben en van dat laatste zal in ieder geval sprake blijven totdat [naam 3] of na zijn vertrek zijn opvolger zich verontschuldigt voor de onware, onbetamelijke en daarmee smerige uitlatingen die [naam 3] in de AVA van Reesink van mei 2010 aan mijn adres deed.
2.10.
Op 2 december 2014 heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde] telefonisch aan de advocaat van Stichting CAR c.s. medegedeeld dat de zoon van [gedaagde], [naam 2], de vaststellingsovereenkomst niet wenst aan te gaan vanwege de woordenwisselingen tussen [gedaagde] en president-commissaris [naam 3] tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders van Reesink.
2.11.
In zijn e-mail van 3 december 2014 heeft [gedaagde], voor zover hier van belang, het volgende aan de advocaat van Stichting CAR c.s. meegedeeld:
heel vervelend wat jouw confrère Pieter van der Korst je gisteren liet weten. Het concept van de vaststellingsovereenkomst lag al klaar om naar jou terug te sturen en de aanpassingen leken me ook geen breekpunten gaan geven, maar de ontwikkelingen waarvan Pieter jou gisteren in kennis stelde hield een terugkoppeling op.
Ik wil je hierbij laten weten dat Pieter, die aangaf zich nu eigenlijk gedwongen te voelen om zich van de zaak terug te trekken, er totaal niets aan kan doen. Hij verkeerde terecht in de veronderstelling dat hij alle stakeholders met mijn achternaam vertegenwoordigde.
De dingen die komen gaan kan ik wel zo’n beetje voorspellen, maar dat zij dan maar zo. De emotie omtrent de handelwijze van [naam 3] zit in mijn gezin dieper dan ik inschatte. De parallel dringt zich op dit punt een beetje op met wat er in 2003 gebeurde en dat vind ik als vader toch ook wel iets om trots op te zijn.
2.12.
De nadien gevoerde correspondentie tussen partijen heeft niet tot een minnelijke oplossing geleid.

3.Het geschil

3.1.
Stichting CAR c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(1) [gedaagde] zal veroordelen tot het verlenen van alle noodzakelijke medewerking aan de verkoop en overdracht van de door hem gehouden (38.997) certificaten van aandelen Recopart tegen een prijs van in totaal € 655.122,68, met bepaling dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 10.000,00 voor iedere dag, gerekend vanaf betekening van dit vonnis, dat hij ingebreke is om deze medewerking te verlenen;
(2) [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, zulks met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis;
(3) [gedaagde] zal veroordelen in de nakosten, conform het liquidatietarief begroot op
€ 131,00 dan wel, in geval van betekening, € 199,00.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan [gedaagde] betoogt, hebben Stichting CAR c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat zij bij hun vorderingen een voldoende spoedeisend belang hebben. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende. [gedaagde] heeft niet betwist dat Stichting CAR c.s. de Recopart-structuur zo spoedig mogelijk wensen af te wikkelen met het oog op de kosten die verband houden met instandhouding daarvan. [gedaagde] heeft evenmin betwist dat Recopart door middel van het stemrecht op de 260.000 cumulatieve preferente aandelen A in het kapitaal van Reesink aanzienlijke zeggenschap uitoefent in de algemene vergadering van aandeelhouders van Reesink en dat Stichting CAR c.s. dit – vanuit het oogpunt van transparante zeggenschapsverhoudingen – ongewenst vinden. Dat volgens [gedaagde] in de praktijk van dit stemrecht geen gebruik wordt gemaakt, doet daar niet aan af. Bovendien hebben Stichting CAR c.s. voldoende gesteld dat Stichting CAR financiële verplichtingen heeft die zij met de opbrengsten van de afwikkeling van de Recopart-structuur wenst te financieren en dat het huidige belang van [gedaagde] in Recopart eventuele toekomstige emissies van Reesink in de weg kan staan. Anders dan [gedaagde] meent, leidt ook het gegeven dat Stichting CAR c.s. al jaren de wens hebben om de Recopart-structuur af te wikkelen, er niet toe dat zij thans geen spoedeisend belang bij het gevorderde kunnen hebben.
4.2.
Aan hun vorderingen leggen Stichting CAR c.s., samengevat, ten grondslag dat het [gedaagde] niet vrij staat om eenzijdig op de getroffen schikking terug te komen. Daartoe voeren Stichting CAR c.s. aan dat zij het namens [gedaagde] op 31 oktober 2014 gedane schriftelijke aanbod onmiddellijk en onvoorwaardelijk hebben aanvaard, waarmee rechtens een koopovereenkomst tussen Stichting CAR en [gedaagde] tot stand is gekomen.
4.3.
De in dit kort geding te beantwoorden vraag is of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan [gedaagde] thans gehouden is om zijn certificaten van aandelen Recopart aan Stichting CAR c.s. te verkopen en over te dragen.
4.4.
[gedaagde] voert in dit kader aan dat hij in contacten met Stichting CAR c.s. steeds heeft verklaard dat instemming en medewerking van zijn kinderen voorwaarden van afwikkeling zijn, waarbij de kinderen volwaardig partij bij de koopovereenkomst zijn. Daarnaast stelt [gedaagde] dat hij hen steeds heeft voorgehouden dat, gelet op de voorgeschiedenis, een finale overeenkomst niet tot stand komt indien de president-commissaris van Reesink, de heer [naam 3], zich niet verontschuldigt voor de door deze aan zijn adres gedane infame en verwijtende uitlatingen tijdens de aandeelhoudersvergadering van 19 mei 2010. Volgens [gedaagde] ondervindt hij hiervan nog steeds hinder tijdens selectieprocedures voor toezichthoudende functies waaraan hij deelneemt, nu onderzoek op internet tot de conclusie zou kunnen leiden dat zijn integriteit door dit incident niet boven iedere twijfel verheven is.
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat [gedaagde] de juridische gerechtigde is van de certificaten van aandelen Recopart waarvan Stichting CAR c.s. vorderen dat [gedaagde] zijn medewerking verleent aan de verkoop en overdracht daarvan tegen de overeengekomen prijs van € 655.122,68. [gedaagde] is uit dien hoofde als enige bevoegd tot verkoop en overdracht van deze certificaten. De in rechtsoverweging 2.3 bedoelde overeenkomst heeft, zoals Stichting CAR c.s. terecht betogen, slechts werking in de relatie tussen [gedaagde] en zijn kinderen, waardoor het ontbreken van toestemming van de kinderen van [gedaagde] niet aan Stichting CAR c.s. kan worden tegengeworpen. Voorts heeft [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat hij bij de totstandkoming van de koopovereenkomst in oktober 2014 heeft bedongen dat toestemming van zijn kinderen een (constitutieve) voorwaarde is voor de koop en overdracht van de door hem gehouden certificaten van aandelen Recopart. Als [gedaagde] een voorwaarde voor ogen stond, had het op zijn weg gelegen om deze uitdrukkelijk in de aanbiedingsbrief van 31 oktober 2014 (zie rechtsoverweging 2.8) op te laten nemen. In deze brief is, evenals overigens in de e-mail van 13 november 2014, echter geen enkel voorbehoud dienaangaande gemaakt. Van omstandigheden op grond waarvan Stichting CAR c.s. hadden moeten begrijpen dat dit voorbehoud aan de orde was, is evenmin gebleken.
4.6.
Ten aanzien van de beweerdelijk gedane uitlatingen van [naam 3], waarvoor [gedaagde] excuses eist, laat [gedaagde] na te stellen en – na de betwisting van Stichting CAR c.s. – te onderbouwen dat het Stichting CAR c.s. destijds, op 17 oktober 2014, duidelijk had moeten zijn dat overeenstemming over dit punt voorwaarde was om tot een daadwerkelijke overeenkomst te komen. Dat [gedaagde] dit altijd expliciet kenbaar heeft gemaakt vanaf het moment dat Stichting CAR c.s. hun wens tot afwikkeling van de Recopart-structuur hebben geuit, wat daar verder ook van zij, betekent niet dat deze voorwaarde tijdens de onderhandelingen op 17 oktober 2014 nog steeds onverkort gold. Zoals [gedaagde] ter zitting ook heeft bevestigd, heeft hij niet op enig moment voor of tijdens deze onderhandelingen meegedeeld dat excuses van [naam 3] een voorwaarde was om tot een daadwerkelijke overeenkomst te komen. Ook in de brief van 31 oktober 2014 en de e-mail van 13 november 2014 is terzake geen enkel voorbehoud gemaakt. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat dit Stichting CAR c.s. impliciet kenbaar was.
4.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk is geworden dat partijen onvoorwaardelijk overeenstemming hebben bereikt over de hoofdzaken van de koopovereenkomst, inhoudende dat [gedaagde] zijn (38.997) certificaten van aandelen Recopart aan Stichting CAR c.s. verkoopt en overdraagt tegen een prijs van € 655.122,68.
4.8.
De slotsom is dat de gevorderde medewerking van [gedaagde] aan de verkoop en overdracht van de door hem gehouden (38.997) certificaten van aandelen Recopart tegen een prijs van in totaal € 655.122,68 voor toewijzing in aanmerking komt. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat [gedaagde] deze eerst zal verbeuren vanaf twee weken na betekening van dit vonnis dat hij in gebreke is om voormelde medewerking te verlenen. Voorts zal de dwangsom worden gemaximeerd tot
€ 250.000,00.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting CAR c.s. worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 95,78
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
€ 816,00
Totaal € 1.524,78
Voorts zullen de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het verlenen van alle noodzakelijke medewerking aan de verkoop en overdracht van de door hem gehouden (38.997) certificaten van aandelen Recopart tegen een prijs van in totaal € 655.122,68, met bepaling dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 10.000,00 voor iedere dag, gerekend vanaf twee weken na betekening van dit vonnis, dat hij ingebreke is om deze medewerking te verlenen, met een maximum van € 250.000,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting CAR c.s. tot op heden begroot op € 1.524,78, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag indien [gedaagde] deze proceskosten niet binnen veertien dagen na dit vonnis heeft voldaan;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van Stichting CAR c.s., begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen - onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden - met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2015.