ECLI:NL:RBOVE:2015:5703

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
ak_15_2051
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning uitkering Wajong; beoordeling van duurzaam arbeidsvermogen van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. E.J. Luursema, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door M. van Leeuwen. De zaak betreft de weigering van een Wajong-uitkering aan de eiser, die op 29 januari 1993 is geboren en op 8 januari 2015 een uitkering heeft aangevraagd. De verzekeringsarts I.A.K. Snels concludeerde dat eiser niet duurzaam arbeidsongeschikt was, wat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep P.R.S. Baidjoe werd onderschreven. Eiser heeft echter beroep ingesteld tegen de beslissing van de verweerder, die het bezwaar ongegrond verklaarde.

Tijdens de zitting op 8 december 2015 zijn naast de eiser ook deskundigen verschenen, waaronder T. Hoogstraat, gz psycholoog, en M. Brouwer, psychiater. Zij gaven aan dat eiser, ondanks enige vooruitgang, niet in staat is om zelfstandig te functioneren in een werkomgeving en dat hij onder voortdurende begeleiding moet werken. De rechtbank heeft de relevante bepalingen van de Wajong toegepast en vastgesteld dat eiser genoegzaam heeft aangetoond dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven en verklaarde het beroep gegrond.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980,--. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/2051

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen

[eiser], te Kampen, eiser,
gemachtigde: mr. E.J. Luursema,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: M. van Leeuwen.

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2015 heeft verweerder geweigerd eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Bij besluit van 17 augustus 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2015.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens eiser zijn verder verschenen T. Hoogstraat, gz psycholoog, en M. Brouwer, psychiater, beiden werkzaam bij de Stichting Ela, die de woonvoorziening beheert waar eiser woont, en S. de Greef, oprichter en voorzitter van de stichting Ela. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op 29 januari 1993. Op 8 januari 2015 heeft hij een Wajong-uitkering aangevraagd. Op 22 januari 2015 is eiser gezien door verzekeringsarts I.A.K. Snels. Zij heeft vastgesteld dat in het geval van eiser weliswaar sprake is van ziekte en/of gebrek als bedoeld in de Wajong, maar dat geen sprake is van een duurzaam gebrek aan arbeidsvermogen. Volgens de verzekeringsarts heeft eiser een positieve ontwikkeling doorgemaakt en is te verwachten dat deze verder zal doorzetten.
Hierna heeft verweerder het primaire besluit van 16 februari 2015 genomen. Eiser heeft daartegen op 27 maart 2015 bezwaar gemaakt. Hangende bezwaar is eiser gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep P.R.S. Baidjoe. Deze heeft de conclusies van de verzekeringsarts onderschreven. Vervolgens heeft verweerder het door eiser bestreden besluit van 17 augustus 2015 genomen.
2. Bij de beoordeling van het geschil past de rechtbank de bepalingen van de Wajong toe zoals deze van kracht zijn geworden op 1 januari 2015.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
In artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is de jonggehandicapte die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Dat in het geval van eiser sprake is van ziekte of gebrek staat tussen partijen niet ter discussie. Wel verschillen partijen over het antwoord op de vraag of de vastgestelde beperkingen duurzaam zijn.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
In de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen), Kamerstukken 33 161, nummer 3, staat dat de toegang tot de Wajong beperkt is tot jonggehandicapten die duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikken.
Met betrekking tot het aspect arbeid betekent dat dat iemand in het geheel niet kan werken en dus geen arbeidsvermogen heeft. Hiermee wordt bedoeld dat iemand geen activiteit kan ontplooien waarvoor een werkgever enig loon zou willen betalen, zelfs niet in een beschutte werkomgeving.
Ten aanzien van het aspect tijd geldt dat iemand geen perspectief op ontwikkeling heeft, en herstel uitgesloten is.
Blijkens de Memorie van Toelichting wordt de vraag of iemand arbeidsmogelijkheden heeft beoordeeld aan de hand van vier criteria:
  • De inwerktijd voor de eenvoudigste van meerdere functies die iemand kan vervullen;
  • De mate van persoonlijke en speciale werkbegeleiding (in aard en/of omvang) buiten de reguliere werkinstructies;
  • De tijd dat iemand aaneengesloten kan werken, en
  • De minimumprestatie die iemand kan leveren, uitgedrukt in een percentage van het minimumloon.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aan bovenstaande criteria getoetst en op basis van het verhaal van eiser en de door eiser ingezonden stukken vastgesteld dat er op de datum in geding weliswaar een situatie is van onvoldoende werknemersvaardigheden, maar dat er progressie is in de ontwikkeling van eiser waardoor er mogelijk sprake zou kunnen zijn van voldoende arbeidsvermogen. Eiser kan immers 20 minuten aaneengesloten met een taak bezig zijn in de nabijheid van een begeleider. Na opnieuw gemotiveerd te worden kan hij dat werk hervatten. Dit kan met serieuze begeleiding en aandacht verder worden ontwikkeld, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Van duurzaam niet beschikken over arbeidsvermogen is dan ook geen sprake.
Eiser heeft de heer Hoogstraat en mevrouw Brouwer meegenomen naar de zitting in hun hoedanigheid van behandelaar en deskundige. Zij hebben - samengevat - als volgt verklaard.
Eiser heeft een ZZP7-indicatie (een van de zwaarste indicaties) en ontvangt daarnaast ook nog een extra vergoeding voor Meerzorg. Sinds eiser 10 jaar is, is hij ontheven van de leerplicht. Zelfs in een ZMLK-klas met maar zes leerlingen kon eiser niet functioneren. Op dit moment wordt eiser voortdurend door deskundigen begeleid. Met deze deskundigen om zich heen kan eiser wel 20 minuten werken, maar loonvormende arbeid is uitgesloten. Bij eiser speelt een flinke hechtingsproblematiek. Dit heeft tot gevolg dat hij, ook als hij wordt begeleid, kan ontsporen. Dat uit zich in forse agressie. Onlangs heeft hij nog mensen bedreigd met een hooivork. Een werkgever kan de begeleiding die eiser nodig heeft niet geven en van een werkgever kan ook niet worden verlangd dat hij iemand in huis haalt met een dergelijke ernstige agressie-problematiek. Verder hebben zij verklaard dat de ZZP7-indicatie voor eiser is omgezet van een tijdelijke indicatie naar een levenslang geldende indicatie. Van de bestaande hechtingsproblematiek met de daarbij optredende agressie zal eiser niet genezen. Eiser heeft weliswaar al enige ontwikkeling doorgemaakt, en naar verwachting zal hij zich nog wel op punten ontwikkelen, maar niet dusdanig dat hij ooit zal kunnen werken.
De rechtbank stelt vast dat uit de gedingstukken blijkt dat eiser niet kan lezen en schrijven. Er is sprake van een lichte verstandelijke beperking, een zeer beperkt sociaal aanpassingsvermogen en ernstige gedragsproblematiek. Deze problematiek was al op 10-jarige leeftijd aanwezig en is vrijwel onveranderd. Eiser kan blijkens de stukken alleen onder begeleiding van een deskundige werken. Hij gaat niet uit zichzelf werken, maar moet daartoe door de begeleider worden gemotiveerd. Dat moet de hele dag door gebeuren. Als de begeleider zijn aandacht verlegt, stopt eiser met het werk. Zijn werkdag op de zorgboerderij begint om 10.00 uur, en eindigt om 14.45 uur. Meer is niet mogelijk. Ook als eiser gaat vissen is begeleiding nodig.
De rechtbank is, uitgaande van de hierboven genoemde criteria, van oordeel dat eiser genoegzaam heeft aangetoond dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Alleen onder voortdurende en deskundige begeleiding kan eiser komen tot enige, kortdurende, arbeid. In situaties dat hij wordt overvraagd of angstig wordt reageert hij met grensoverschrijdend gedrag. Naar door de deskundigen onweersproken is gesteld zal eiser niet genezen. Uit het enkele feit dat eiser in de afgelopen tijd enige progressie heeft geboekt, kan naar het oordeel van de rechtbank onder deze omstandigheden dan ook niet de verwachting worden gebaseerd dat er nog ruimte is voor een dusdanige verbetering dat hij ooit mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zal ontwikkelen.
Gelet op de door de behandelaars van eiser ingebrachte verklaringen en gedingstukken ziet de rechtbank geen aanleiding voor het inschakelen van een externe deskundige.
4. Het voorgaande brengt met zich dat het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in stand kan blijven en dat het daartegen ingestelde beroep gegrond dient te worden verklaard. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiser dienen te beslissen.
5. De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten te veroordelen, die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 2 punten toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, met inachtneming van het gestelde in deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 45,-- aan eiser vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980,-- ter zake van verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.