4.7.Subsidiair wordt de hoogte van de gestelde schade betwist. Kasteelklooster BV betwist dat Felix Vita Bronckhorst B.V. het klooster voor een koopprijs van € 2.400.000,00 kon afnemen.
5. Kasteelklooster BV vordert in reconventie dat de rechtbank voor recht verklaart dat gedaagden in reconventie uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst d.d. 21 oktober 2013 aan eisers in reconventie verschuldigd zijn een bedrag van € 1.552.000,00 te vermeerderen met rentevergoeding van 4,5% vanaf 1 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
6. Eisers in reconventie verwijzen naar hun verweer in conventie. Nu [X] het kasteelklooster niet per 1 april 2014 heeft afgenomen, treedt het bepaalde in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst in werking. Op grond daarvan is het kasteelklooster getaxeerd. De onderhandse verkoopwaarde is daarbij vastgesteld op € 400.000,00.
Op grond van artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst dient [X] het verschil tussen € 1.952.000,00 en € 400.000,00, zijnde € 1.552.000,00, te voldoen, te vermeerderen met de rentevergoeding van 4,5% vanaf 1 april 2014.
7. Ook [X] verwijst naar zijn standpunt in conventie. Artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst is niet aan de orde.
De taxatie die is verricht in opdracht van Roelofs & Haase is ondeugdelijk en onbruikbaar. De taxateurs zijn uitgegaan van een stapel stenen op een bepaalde plaats, terwijl zij het klooster
projecthadden dienen te taxeren. In opdracht van Triodosbank is het kasteelklooster in 2011 getaxeerd. De onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat na renovatie, is toen vastgesteld op € 5.000.000,00. De taxateur van destijds heeft op 10 augustus 2015 bevestigd dat het kloosterproject nog immer die waarde heeft.
Subsidiair doet [X] een beroep op artikel 6:2 juncto 6:248 BW. De uitleg die Roelofs & Haase geven aan artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het kasteelklooster is veel meer waard, getuige alleen al de door [X] overgelegde fotoreportage.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijn waarop [X] het kasteelklooster diende af te nemen inderdaad verdaagd.
Dat blijkt uit de e-mailwisseling zoals geciteerd onder r.o. 1.9 tot en met 1.14, met name de mail van [X] van 27 februari 2014. Er staat in deze mail dat tussen partijen is afgesproken dat [X] vóór 1 april 2014 een getekende koopovereenkomst moest laten zien waarin staat dat de koper het klooster leeg en vrij van huur wenst en zal afnemen, waarna Roelofs & Haase
op dat momentInterim Vastgoedbeheer zal opzeggen met inachtneming van de termijn van maximaal zes weken. In verband met deze opzegtermijn van zes weken zal
dientengevolgehet notariële transport tevens plaatsvinden zes weken nadat Roelofs & Haase Interim Vastgoedbeheer heeft opgezegd.
Omdat de koopovereenkomst uiterlijk op 31 maart 2014 getoond moest worden, was het dus mogelijk dat de levering uiterlijk half mei 2014 zou plaatsvinden.
9. Dat [X] dit inderdaad met Roelofs & Haase had afgesproken, blijkt voorts uit de
e-mail van [H] d.d. 27 februari 2014 aan Interim Vastgoedbeheer (r.o. 1.9). Voordat [X] de afspraak die hij de dag daarvoor met Roelofs & Haase had gemaakt, per e-mail had bevestigd, ging [H] al uit van die zelfde afspraak. [X] moet voor 1 april 2014 een getekende koopovereenkomst laten zien, en op dat moment wordt alsnog opgezegd en gaat de 4 weken termijn lopen, aldus zijn mail aan Interim Vastgoedbeheer.
10. Uit de reactie van [Z] van 3 maart 2014 op de e-mail van [X] van 27 februari 2014, kan niet worden afgeleid dat Roelofs & Haase het met de verwoording van de gemaakte afspraak niet eens is. Integendeel wordt namens Roelofs & Haase bevestigd dat dit de afspraak is die tussen partijen is gemaakt.
Ook in de mailwisseling die daarop volgt (zie r.o. 1.12 tot en met 1.14) wordt het verschuiven van de leveringsdatum niet betwist, maar wordt integendeel alleen bevestigd dat dit de afspraken zijn.
11. Roelofs & Haase heeft aangevoerd dat de koopovereenkomst die [X] heeft laten zien, geen koopovereenkomst met een derde was. Ze gaf geen enkele zekerheid dat [X] het kasteelklooster daadwerkelijk zou afnemen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank moest de koopovereenkomst die [X] aan Roelofs & Haase zou laten zien, aan de voorwaarde voldoen dat daarmee zekerheid werd gegeven aan Roelofs & Haase dat [X] het kasteelklooster daadwerkelijk zou terugkopen. Dat geldt voor elke koopovereenkomst die tot doel heeft een goed over te dragen, maar in het licht van de voorgeschiedenis van deze kwestie, waarin [X] twee maal niet had kunnen afnemen (eenmaal ten opzichte van de eerste eigenaar en eenmaal ten opzichte van Roelofs & Haase) geldt temeer dat Roelofs & Haase deze eis mocht stellen aan een te tonen koopovereenkomst.
13. De door [X] getoonde koopovereenkomst met Felix Vita Bronckhorst BV voldoet daaraan niet. Felix Vita Bronckhorst BV wordt indirect bestuurd door [X] . De koopovereenkomst is dan ook zowel voor de koper als voor de verkoper alleen ondertekend met de handtekening van [X] . Niet betwist is dat Felix Vita Bronckhorst BV in de procedure bij de rechtbank Oost-Brabant uitdrukkelijk niet als derde werd beschouwd, maar behorend tot het [X] -concern.
Er was voor Roelofs & Haase geen enkele grond om aan te nemen dat Felix Vita Bronckhorst BV in tegenstelling tot [X] zelf, wel in staat zou zijn het kasteelklooster af te nemen (bovendien voor 2,4 miljoen euro) terwijl [X] , zoals Roelofs & Haase onbetwist en met producties onderbouwd heeft gesteld, zelf geen enkele liquiditeit meer had.
Roelofs & Haase mocht deze koopovereenkomst, zoals zij heeft gedaan, weigeren.
14. Als [X] deze voorzienbare reactie van Roelofs & Haase had willen voorkomen, had hij direct bij het aanbieden van de koopovereenkomst, de financieringsovereenkomst moeten laten zien. Dan had op dat moment een discussie gevoerd kunnen worden over de solvabiliteit van de uiteindelijke afnemer. Als die voldoende solvabel was, zoals [X] stelt, zou de levering gewoon plaats hebben kunnen vinden.
15.
De conclusie moet zijn dat Roelofs & Haase deze koopovereenkomst mocht weigeren en dat [X] daarmee in verzuim is komen te verkeren ten aanzien van zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. De stelling van [X] dat Roelofs & Haase niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, snijdt derhalve geen hout en kan niet gehonoreerd worden. De vorderingen van [X] in conventie moeten worden afgewezen.
16. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [X] worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De kosten worden aan de zijde van Roelofs & Haase als volgt berekend.
Salaris van de advocaat:
- conclusie van antwoord (1 procespunt)
- akte overlegging producties (0 procespunten)
- bijwonen comparitie van partijen (1 procespunt)
totaal: 2 procespunten maal € 2.580,00 (tarief VII) maakt € 5.160,00.
- griffierecht € 3.864,00.
17. De vordering in reconventie bouwt voort op het verweer in conventie: nu [X] het kasteelklooster niet per 1 april 2014 (naar de rechtbank heeft overwogen: verdaagd tot half mei 2014) heeft afgenomen, treedt het bepaalde in artikel 4 en 5 van de vaststellingsovereenkomst in werking.
18. De rechtbank heeft in conventie geoordeeld dat [X] in verzuim was ten aanzien van zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. Het tussen partijen overeengekomen gevolg is dat Roelofs & Haase dan de eigendom van het kasteelklooster behoudt en dat [X] het bedrag zoals genoemd in artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst moet betalen: het verschil tussen € 1.952.000,00 en de waarde die drie onafhankelijke taxateurs zullen vaststellen.
19. Conform de vaststellingsovereenkomst heeft de daar genoemde notaris drie makelaars benoemd. Deze hebben de vrije verkoopwaarde van het kasteelklooster getaxeerd op rond € 400.000,00.
20. [X] heeft aangevoerd dat deze taxatie ondeugdelijk en onbruikbaar is. De taxatie had volgens hem moeten plaatsvinden op basis van het klooster
project.
De rechtbank kan [X] niet volgen in dat standpunt. In de vaststellingsovereenkomst staat immers dat de taxateurs bij het taxeren dienen uit te gaan van de onderhandse verkoopwaarde bij versnelde/gedwongen verkoop. Dat bij die taxatie de waarde niet op € 400.000,00 kan uitkomen, is door [X] niet gesteld. De taxatie in 2011 in opdracht van Triodosbank kan dat niet anders maken. Daar is de waarde immers bepaald op de onderhandse verkoopwaarde (zorgdeel), in verhuurde staat na renovatie. Ook de executiewaarde (die in dat taxatierapport is gesteld op € 4.000.000,00) is getaxeerd na renovatie. Renovatie heeft echter nog niet plaatsgevonden en in de koopakte van 9 november 2011 (de eerste koopakte tussen [X] en Roelofs & Haase) staat in artikel 23 (terugleveringsartikel) dat partijen ervan uitgaan dat de totale bouwkosten voor het bouwplan maximaal € 4.870.000,00 zullen bedragen. In dat licht is een taxatie van € 400.000,00 bij gedwongen/versnelde verkoop en zonder renovatie niet volstrekt onaannemelijk.
21. [X] heeft subsidiair een beroep gedaan op artikel 6:2 en 6:248 BW. De uitleg die Roelofs & Haase geven aan artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst is volgens [X] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het kasteelklooster is veel meer waard dan € 400.000,00, zoals alleen al blijkt uit de als productie 28 bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegd fotoreportage.
22. De rechtbank overweegt dat Roelofs & Haase de bepalingen uit de vaststellingsovereenkomst niet heeft uitgelegd, zij heeft ze alleen maar toegepast. Zij heeft conform artikel 4 aan de notaris die de akte van levering heeft opgesteld (notaris Oldenburger te Overbetuwe) gevraagd drie makelaars te benoemen om het kasteelklooster te taxeren. De drie makelaars hebben die opdracht, blijkens een uitgebreid en gemotiveerd taxatierapport, uitgevoerd, waarbij zij aandacht hebben besteed aan het begrip “onderhandse verkoopwaarde bij versnelde/gedwongen verkoop”.
De makelaars houden wel enige slagen om de arm, en stellen de waarde op “rond” de vierhonderdduizend euro. Dat dit bedrag volstrekt onjuist is, kan de rechtbank echter niet vaststellen (zie ook r.o. 20), ook niet op basis van de foto’s. In elk geval kan niet gezegd worden dat de waardebepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Roelofs & Haase van dat taxatierapport gebruik maakt. Aldus kan de rechtbank niet anders dan uitgaan van het daar genoemde bedrag van € 400.000,00.
23. Wel is juist de stelling van [X] dat de overeengekomen rente niet per 1 april 2014 moet worden berekend, maar per 15 mei 2014, omdat de uiterlijke leveringsdatum is verdaagd tot die datum (r.o. 8).
24. De vordering van Roelofs & Haase in reconventie kan, gelet op het voorgaande, en met uitzondering van de ingangsdatum van de rente, worden toegewezen.
In conventie en in reconventie
25. Als de in het ongelijk gestelde partij, zal [X] worden veroordeeld in de kosten van dit geding in conventie en in reconventie. De kosten worden aan de zijde van Roelofs & Haase als volgt berekend.
Salaris van de advocaat:
- conclusie van eis in reconventie (0,5 procespunt)
- bijwonen comparitie van partijen tegelijk met conventie (0 procespunt)
totaal: 0,5 procespunten maal € 3.211,00 (tarief VIII) maakt € 1.605,50.
I. Wijst het gevorderde af.
II. Veroordeelt [X] in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Roelofs & Haase worden begroot op € 5.160,00 wegens het salaris van de advocaat en € 3.864,00 wegens verschotten.
III. Verklaart voor recht dat gedaagden in reconventie uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst d.d. 21 oktober 2013 aan eisers in reconventie verschuldigd zijn een bedrag van € 1.552.000,00 te vermeerderen met rentevergoeding van 4,5% vanaf 15 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
IV. Veroordeelt [X] in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Roelofs & Haase worden begroot op € 1.605,50 wegens het salaris van de advocaat.
In conventie en in reconventie
V. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VI. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Bottenberg – van Ommeren, Hangelbroek en Van der Veer en op 23 december 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.