ECLI:NL:RBOVE:2015:5872

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
C08/15/120 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Verhoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 Fw

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 15 september 2015 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [A]. De bewindvoerder, I. Oude Middendorp, diende op 2 juli 2015 een verzoekschrift in tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek werd behandeld op de zitting van 8 september 2015, waarbij de bewindvoerder aanwezig was, maar [A] niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, waaronder het niet overleggen van sollicitatiebewijzen en het niet informeren over de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, wat zijn kansen op werk ernstig belemmert. De rechtbank oordeelde dat de schuldsaneringsregeling moest worden beëindigd op basis van artikel 350 lid 3 onder c en f van de Faillissementswet, omdat [A] niet de vereiste inlichtingen heeft verstrekt en zijn saneringsgezinde houding ontbrak. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er onvoldoende baten zijn om de vorderingen van de schuldeisers te voldoen, en dat de schulden aan Enexis en andere partijen niet tijdig zijn verklaard door [A]. De rechtbank heeft de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld op € 2.954,01, inclusief onkosten en omzetbelasting, en het salaris van de bewindvoerder op € 389,17. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Almelo
Insolventienummer: C08/15/120 R
uitspraakdatum: 15 september 2015 (mbh)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[A] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
In deze schuldsaneringsregeling is I. Oude Middendorp, werkzaam bij OM Bewindvoering te Enschede, tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De bewindvoerder heeft op 2 juli 2015 een verzoekschrift tot tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregeling ingediend.
Dit verzoek is behandeld ter zitting van 8 september 2005, waar de bewindvoerder is verschenen. [A] is niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling

Het verzoek tot tussentijdse beëindiging:
De bewindvoerder verzoekt om tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 derde lid, onder c, e en f Fw omdat hem (kort weergegeven) is gebleken dat:
  • als gevolg van alcohol-verkeersdelicten het rijbewijs van [A] het rijbewijs van [A] ongeldig is en zal blijven tot [A] een alcoholverkeercursus heeft gevolgd en dat dit reeds het geval was op het moment dat het schuldsaneringsverzoek van [A] werd behandeld;
  • [A] , die thans geen werk heeft, geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij heeft gesolliciteerd;
  • Enexis een (restant)vordering ter verificatie heeft ingediend, welke schuld voortvloeit uit een hennepkwekerij en dat [A] voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling betalingen op die schuld heeft gedaan;
  • de door Ons Huis en De Woonplaats ingediende vorderingen betrekking hebben op schade/schoonmaakkosten en verwijtbaar zijn.
De bewindvoerder heeft ter zitting meegedeeld dat hij, ook nadat het verzoek tot tussentijdse beëindiging was gedaan, niets van [A] heeft vernomen.
De bewindvoerder weet niet beter dan dat het rijbewijs van [A] nog steeds ongeldig is. De bewindvoerder heeft nadat hij het verzoek tot tussentijdse beëindiging heeft gedaan geen bewijsstukken van [A] ontvangen waaruit blijkt dat deze heeft gesolliciteerd.
De schuld aan Enexis dateert van 2012 en Enexis wacht nog op uitsluitsel omtrent de aangifte.
Het standpunt van [A] :
[A] heeft voor aanvang van de zitting telefonisch om uitstel gevraagd omdat hij hoofdpijn had, maar dit uitstel is door de rechtbank niet verleend hetgeen aan [A] is meegedeeld. Desondanks is [A] niet verschenen.
Het standpunt van [A] is de rechtbank derhalve niet bekend.
De motivering van de beslissing:
De rechtbank is van oordeel dat deze schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd en overweegt het navolgende.
Tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregeling is aangewezen omdat thans is gebleken dat het rijbewijs van [A] al gedurende langere tijd, ook al ten tijde van behandeling van het schuldsaneringsverzoek, ongeldig is c.q. is ingenomen wegens alcohol/verkeersdelicten, terwijl [A] daar bij de behandeling van zijn schuldsaneringsverzoek niets over heeft verklaard.
Dat het rijbewijs ongeldig is klemt te meer, daar het vinden van werk daardoor ernstig zal worden bemoeilijkt. Het had op de weg van [A] gelegen de rechtbank over dit ongeldige rijbewijs te informeren ten tijde van de behandeling van zijn schuldsaneringsverzoek. Dat hij dit niet heeft gedaan wordt hem verweten en dient thans te leiden tot tussentijdse beëindiging op grond van artikel 350 derde lid onder f Fw.
Op grond van het verzoek van de bewindvoerder en de door deze ter zitting gegeven toelichting stelt de rechtbank voorts vast dat [A] niet aan de op hem rustende verplichtingen voldoet. De bewindvoerder heeft verklaard dat hij van [A] geen sollicitatiebewijzen heeft ontvangen en op grond daarvan staat vast dat [A] tijdens de schuldsaneringsregeling niet naar behoren heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht en, naar moet worden aangenomen, ook niet aan zijn inspanningsplicht.
De rechtbank is van oordeel dat [A] ook geen saneringsgezinde houding heeft omdat deze de bewindvoerder ook geen sollicitatiebewijzen heeft overgelegd nadat het verzoek tot tussentijdse beëindiging was gedaan.
De rechtbank zal de schuldsaneringsregeling dan ook voorts beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c Fw.
Voorts is nog gebleken dat Enexis een (restant)vordering ter verificatie heeft ingediend die, zoals uit de stukken van Enexis blijkt, is ontstaan wegens een hennepkwekerij. Hoewel op het door [A] bij zijn verzoek overgelegde schuldenoverzicht wel een schuld van Enexis voorkomt, heeft [A] over de oorzaak van die schuld niets verklaard. De rechtbank merkt daarbij op dat het in dezen kennelijk (nog) niet tot een strafzaak is gekomen, omdat op het JDS-uittreksel geen (al dan niet geseponeerde) overtreding van de Opiumwet voorkomt. Om die reden was de rechtbank geheel aangewezen op de inlichtingen die [A] over die schuld zou verstrekken, wat hij dus niet heeft gedaan. Daarmee heeft hij zijn inlichtingenplicht ten tijde van de behandeling van het schuldsaneringsverzoek geschonden en die schending, in samenhang met de oorzaak van de (restant)schuld, is reden de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op grond van
artikel 350 derde lid onder f Fw.
De nog door de bewindvoerder verzochte tussentijdse beëindiging wegens de geconstateerde schulden aan Ons Huis en De Woonplaats laat de rechtbank buiten beschouwing, nu in ieder geval de schuld aan De Woonplaats ouder is dan vijf jaar.
Gebleken is dat er onvoldoende baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden is artikel 350 vijfde lid Faillissementswet niet van toepassing en zal deze schuldsaneringsregeling eindigen op de dag dat deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en diens salaris vaststellen conform het daartoe door de bewindvoerder ingediende verzoek, een en ander als hiernavolgend te bepalen.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 2.954,01 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 389,17 en brengt dit bedrag ten laste van de boedel.
Gewezen door mr. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 15 september 2015, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen. (Art. 351 jo 361 Fw)