ECLI:NL:RBOVE:2015:601

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
C/08/166479 / KG ZA 15-4
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming huurovereenkomst en voorzieningen van water en elektra

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, Buitengewoon, en gedaagden, Buitenzorg Zwolle Stalling 1 en een tweede gedaagde. De eiseres vorderde onder andere het volledige en ongestoorde huurgenot van een paardenaccommodatie, alsook voorzieningen van water en elektra. De eiseres, die haar praktijk als psychologe uitoefent en tevens paarden verhandelt, had een huurovereenkomst met gedaagde 1, die als verhuurder fungeerde. De gedaagden hadden echter op verschillende momenten de toegang tot het gehuurde ontzegd en de voorzieningen van water en elektra afgesloten, wat leidde tot de vordering van eiseres.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat gedaagde 1 gehouden was om het ongestoorde huurgenot aan eiseres te verschaffen. De vorderingen van eiseres werden grotendeels toegewezen, waarbij gedaagden werden verboden om het water en de elektra af te sluiten en om zich negatief uit te laten over eiseres. Tevens werd gedaagde 1 veroordeeld tot het betalen van dwangsommen bij niet-nakoming van de veroordelingen. De proceskosten werden aan gedaagden opgelegd, die grotendeels in het ongelijk werden gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/166479 / KG ZA 15-4
Vonnis in kort geding van 6 februari 2015
in de zaak van
[eiseres], handelende onder de naam
Buitengewoon,
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.H. Doornbos te Zwolle,
tegen
1.
[gedaagde 1], handelende onder de naam
Buitenzorg Zwolle Stalling,
wonende te Zwolle,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
bijgestaan door S. Goossensen te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 14
  • de producties 15 tot en met 36 van [eiseres]
  • de ongenummerde producties van [gedaagden]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres].
1.2.
De voorzieningenrechter neemt geen kennis van berichten van een partij die haar bereiken nadat uitspraak is bepaald. De brief van [gedaagden] van 28 januari 2015 zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Onder de naam “Buitengewoon” oefent [eiseres] haar praktijk als psychologe uit, verhuurt zij pensionstallen en handelt zij in paarden.
2.2.
[eiseres] is tevens gevolmachtigde van de stichting Paardkrachtig. Deze stichting heeft tot doel het bevorderen van de psychische weerbaarheid van jongeren met depressieve klachten of een verhoogd risico daarop.
2.3.
[naam 1], broer van [gedaagde 2], is eigenaar van het perceel met opstallen plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] en de percelen kadastraal bekend als gemeente [plaats], sectie S, nummers [nummer 1] en [nummer 2]. Voornoemde percelen zijn verpacht aan [gedaagden]
2.4.
Op 25 juli 2013 is [eiseres] een huurovereenkomst aangegaan met [gedaagde 1] als verhuurder en [naam 1] als eigenaar met betrekking tot een paardenaccommodatie aan de [adres] te [plaats] (verder: het gehuurde). In deze huurovereenkomst staat – voor zover thans van belang – het volgende:
“(…)
Het gehuurde, bestemming
1.1
Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de paardenaccommodatie, hierna “het gehuurde” genoemd, gelegen [adres] in [plaats].
Het gaat hierbij om:

Paardenschuur met 8 boxen, kantine en toilet

Paardenbak

Theorieruimte tussen paardenbak en paardenschuur

Perceel weiland dat in het verlengde van de paardenbak ligt, met uitzondering van het voorste stuk (tot aan de eerste greppel) dat verhuurder als moestuin gebruikt

Betonpad dat langs bovenstaand perceel weiland loopt

2 paddocks vooraan het erf

Pleintje naast de paardenbak dat in overleg gebruikt kan worden als parkeerruimte (mits doorgang naar ligbox vrij wordt gehouden voor caravans en campers)
1.2
Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als: paardenpensionstal, paardenhandelsstal en praktijkruimte voor therapie met paarden.
(…)
Duur, verlenging en opzegging
2.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 3 jaar, ingaande op 1 juli 2013 en lopende tot en met 30 juni 2016.
Huurprijs, omzetbelasting, huurprijsaanpassing, betalingsverplichting, betaalperiode
3.1
De aanvangshuurprijs van het gehuurde bedraagt op jaarbasis € 4.800,00 (…)
3.2
Huurder is bovenop de huurprijs een vergoeding verschuldigd voor gebruik van water en elektra. Op deze vergoeding wordt een systeem van voorschotbetalingen met latere verrekening toegepast.
(…)
3.4
Per betaalperiode van 1 kalendermaand bedraagt bij aanvang van de huurovereenkomst
- de huurprijs € 400
- het voorschot op de vergoeding voor water en elektra € 60
- vergoeding voor verzorging paarden € 250
-------
Totaal € 710,-
(…)
Leveringen en diensten
4. Als door of vanwege verhuurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten komen partijen overeen:
- water of elektra
- verzorging van de paarden, namelijk ’s ochtends en ’s avonds voeren en ’s ochtends buitenzetten.
Bijzondere bepalingen
5. Huurder heeft de afgelopen maanden reeds een begin gemaakt met het opknappen van de accommodatie, en heeft toestemming om daarmee verder te gaan. Dit gaat bijvoorbeeld om:
- (…)
  • elektra in paardenschuur opnieuw aanleggen
  • (…)
(…)”
2.5.
Het gehuurde wordt door [eiseres] gebruikt als paardenstal, paardenhandelstal en praktijkruimte voor therapie met paarden.
2.6.
Daarnaast heeft [eiseres] met betrekking tot de kadastrale percelen [plaats], Sectie S, nummers [nummer 1] en [nummer 2] (verder: de zomerweide) een geliberaliseerde pachtovereenkomst gesloten met [gedaagde 2] als onderverpachter. Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 1 jaar, ingaande 1 april 2014 en eindigend op 31 maart 2015.
2.7.
[gedaagde 1] heeft op enig moment zonder overleg met [eiseres] sloten geplaatst op het toegangshek en de schuurdeur, waardoor [eiseres] niet meer naar binnen kon. Daarnaast heeft [gedaagde 1] verschillende malen de sloten van de zadelkamer, waar de eigendommen van de pensionklanten van [eiseres] liggen, doorgeknipt en heeft zij door het plaatsen van een auto voor de staldeur de toegang tot de stal versperd.
2.8.
[gedaagde 2] heeft op 6 november 2014 de draden van de zomerweide doorgeknipt, stukken draad weggehaald en de paarden van [eiseres] van de zomerweide naar het erf gebracht. In verband daarmee heeft [eiseres] op 11 november 2014 aangifte tegen [gedaagde 2] gedaan.
2.9.
Op 12 november 2014 heeft [eiseres] – voor zover thans van belang – het volgende aan [gedaagden] bericht:
“(…)
Ik stel vast dat in de zomerwei de afgelopen weken sprake is geweest van de volgende handelingen van jullie kant:
  • Het vernielen van afrasteringen
  • Het verwijderen van poortgrepen
  • Het zonder toestemming verplaatsen van de paarden uit de zomerweide naar het erf, met alle risico’s van dien
  • Het plaatsen van een ijzeren hek door [gedaagde 2] en [naam 1], zodat ons de toegang tot de zomerwei wordt ontzegd.
Dit zijn handelingen waarmee je mij niet alleen schade berokkent, maar bovendien de veiligheid en het welzijn van de paarden in gevaar brengt. Om verder risico op letsel van de paarden te voorkomen kan ik op dit moment niet anders dan de paarden uit de zomerwei weghalen. Gelet op het welzijn van de paarden ben ik genoodzaakt de paarden op deze manier in bescherming te nemen.
Dit betekent echter wel dat je mij de toegang ontzegt tot iets dat ik gehuurd c.q. gepacht heb en waar ik ook voor betaald heb. Ik heb voor de zomerwei totaal een bedrag betaald van € 4.601,25, namelijk € 2.300,00 op 2 mei 2014 en € 2.301,25 op 28 juli 2014. Dit was voor het gebruik van de zomerwei voor het gehele jaar (1 april 2014 t/m 31 maart 2015).
Aangezien jij en je broer [naam 1] ons niet langer toegang verschaffen tot de zomerwei, verwacht ik dat jullie de betaalde huur c.q. pacht over de rest van de periode terug zullen betalen. Ik vertrouw jullie daarmee akkoord. Dit gaat totaal om een bedrag van € 1.752,26.
Jullie hebben de keuze om dit bedrag direct aan mij terug te storten op rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Buitengewoon, of het bedrag te verrekenen met de huur van de komende maanden voor de paardenaccommodatie. Indien het bedrag op 1 december 2015 niet op bovenstaande rekeningnummer is bijgeschreven zal ik het verrekenen met de huur van de maanden erna.
(…)”
2.10.
In november 2014 heeft [gedaagde 1] de elektriciteit van het gehuurde afgesloten.
2.11.
Eind november 2014 heeft [gedaagde 1] aan [eiseres] meegedeeld dat zij de caravanruimte, waar ingeval van vorst het water van het gehuurde kan worden afgesloten, niet meer mag betreden.
2.12.
[gedaagden] en haar gemachtigde hebben de bestuursleden, de adviesraad en donateurs/sponsoren van de stichting Paardkrachtig alsmede omwonenden van de [adres] verschillende malen aangeschreven, waarbij zij zich hebben uitgelaten over [eiseres] en de stichting Paardkrachtig.
2.13.
Op 27 november 2014 is [gedaagde 1] namens [eiseres] gesommeerd om haar verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen en haar het volledige en ongestoorde huurgenot te verschaffen. Daarnaast zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] namens [eiseres] gesommeerd om zich in de toekomst te onthouden van elk onrechtmatig handelen jegens haar.
2.14.
[eiseres] heeft de elektriciteitsvoorziening in de paardenstal laten aanpassen door een elektriciën, de heer [electricïen] h.o.d.n. Goed Bezig Techniek. Op 3 december 2014 heeft [electricïen] verklaard dat hij de installatie heeft aangepast volgens de eisen van NEN 1010 en 3140 en dat alle veiligheden aanwezig zijn.
2.15.
Bij e-mail van 9 december 2014 heeft [gedaagde 2] aan de pensionklanten van [eiseres] bericht dat de eigenaar van het gehuurde vanaf 15 januari 2015 geen paarden meer duldt in de stallen en dat hij zich het recht voorbehoudt eerder maatregelen te treffen.
2.16.
Op 10 december 2014 heeft [gedaagde 1] het gehuurde afgesloten van water.
2.17.
Bij brief van 11 december 2014 is [gedaagden] namens [eiseres] erop gewezen dat zij en niet haar pensionklanten dient te worden benaderd over aangelegenheden betreffende de huurovereenkomst en is [gedaagden] gesommeerd om zich per omgaande van dergelijk onrechtmatig handelen jegens haar te onthouden.
2.18.
Op 14 december 2014 heeft de gemachtigde van [gedaagden] – voor zover thans van belang – het volgende aan [eiseres] bericht:
“(…)
Hoe nu verder:
Wij geven u aan dat u tot 15 januari 2015 de gelegenheid heeft om uw andere paarden, alsmede de paarden van de cliënten die bij u een paard of paarden gestald hebben, te verwijderen.
Daarnaast geven wij u tot en met 31 januari 2015 de gelegenheid om uw andere eigendommen vanuit de opstallen aan de [adres] te verwijderen.
Per 1 februari wordt u de toegang tot de opstallen en het terrein aan de [adres] ontzegd.
(…)”
2.19.
Op 15 december 2014 is namens [eiseres] gereageerd op deze brief.
2.20.
De gemachtigde van [gedaagden] heeft op 18 december 2014 – onder meer – het volgende aan de advocaat van [eiseres] meegedeeld:
“(…)
Vervolgens hebben wij besloten uw cliënte, met betrekking tot de opstallen Buitengewoon, waar zij middels Paardrachtig ook gebruik van maakt, haar daar de toegang tot ontzeggen met ingang van 1 april 2015.
De data die wij noemden in ons schrijven van 14 december 2014, vinden wij achteraf te vroeg, omdat dan te nemen (juridische) stappen geforceerd genomen zouden moeten worden.
(…)”
2.21.
Verschillende pensionklanten van [eiseres] hebben hun paard(en) uit de stal van [eiseres] weggehaald en hebben hun overeenkomst met haar opgezegd. Door deze klanten is als reden – onder meer – genoemd het afsluiten van de elektriciteit en een gevoel van onveiligheid door de gedragingen van [gedaagden]

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde 1] zal veroordelen om met onmiddellijke ingang aan [eiseres] het volledige en ongestoorde huurgenot te verschaffen van het door [eiseres] van [gedaagde 1] gehuurde deel van de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres] te [plaats], te weten:
- de paardenschuur met 8 boxen, kantine en toilet
- de paardenbak
- de theorieruimte tussen paardenbak en paardenschuur
- het perceel weiland dat in het verlengde van de paardenbak ligt, met uitzondering van het voorste stuk (tot aan de eerste greppel) dat [gedaagde 1] als moestuin gebruikt
- het betonpad dat langs bovenstaand perceel weiland loopt
- de 2 paddocks vooraan het erf
- het pleintje naast de paardenbak dat in overleg gebruikt kan worden als parkeerruimte (mits doorgang naar ligbox vrij wordt gehouden voor caravans en campers)
- het achterste gedeelte van de ligboxenstal
tot het moment dat de huurovereenkomst tussen partijen d.d. juli 2013 rechtsgeldig zal zijn geëindigd, op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000, per dag voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde 1] deze veroordeling niet nakomt; en
2. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het (doen) betreden van het door [eiseres] gehuurde staande en gelegen aan de [adres] te Zwolle, te weten:
- de paardenschuur met 8 boxen, kantine en toilet
- de paardenbak
- de theorieruimte tussen paardenbak en paardenschuur
- het perceel weiland dat in het verlengde van de paardenbak ligt, met uitzondering van het voorste stuk (tot aan de eerste greppel ) dat verhuurder als moestuin gebruikt
- het betonpad dat langs bovenstaand perceel weiland loopt
- de 2 paddocks vooraan het erf
- het pleintje naast de paardenbak dat in overleg gebruikt kan worden als parkeerruimte (mits doorgang naar ligbox vrij wordt gehouden voor caravans en campers)
- het achterste gedeelte van de ligboxenstal
één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per keer dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] zich hier niet aan houdt en met machtiging van [eiseres] om over te gaan tot het afdwingen van voormelde veroordeling met behulp van de sterke arm van justitie en politie; en
3. [gedaagden] hoofdelijk zal gebieden om met onmiddellijke ingang het door [eiseres] gehuurde van water en elektra te voorzien, alsmede [gedaagden] hoofdelijk zal verbieden het water en/of elektra ten behoeve van het door [eiseres] gehuurde af te sluiten of uit te schakelen, op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,00 dag voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] dit gebod of dit verbod overtreedt; en
4. [gedaagden] hoofdelijk zal verbieden zaken die eigendom zijn van [eiseres] weg te nemen en/of te beschadigen; en
5. [gedaagden] hoofdelijk zal verbieden de pensionklanten van [eiseres] aan te (doen) schrijven en/of aan te (doen) spreken over aangelegenheden betreffende de huurovereenkomst tussen partijen, op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,00 voor iedere keer dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] dit verbod overtreedt; en
6. [gedaagden] hoofdelijk zal verbieden de bestuursleden, adviesraadleden, donateurs en sponsoren van de stichting Paardkrachtig aan te (doen) schrijven en/of aan te (doen) spreken over aangelegenheden betreffende de huurovereenkomst tussen partijen, op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,00 voor iedere keer dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] dit verbod overtreedt; en
7. [gedaagden] hoofdelijk zal verbieden zich negatief en/of beledigend uit te (doen) laten over [eiseres], in het bijzonder door opmerkingen zoals:
a)“... de (mis)activiteiten die mevrouw [eiseres] pleegt uit te voeren met de heer [naam 2].”
b)“... de dubieuze handel die [eiseres] drijft/dreef met de heer [naam 2].”
c)“…ondeskundig gebruik van de huurder mevrouw [eiseres]...”
d)“... Ik kan nog veel meer tekortkomingen van [eiseres] aangeven, waarvoor zij verantwoordelijk is namens “Buitengewoon” en “Paardkrachtig”, als er iemand is die beslist niet zorgt voor de veiligheid van dier en mens in deze situaties, dan is zij het wel...”
e)“De website inzake “Paardkrachtig” is een fata morgana, gelijk een luchtballon die na één speldenprik leeg loopt. [eiseres] probeert bewust de mensen die de website bezoeken valse/leugenachtige voorlichting te geven om aan te tonen hoe prachtig “Paardkrachtig” wel is. U mag weten dat ik beschik over behoorlijk wat materiaal dat aantoonbaar maakt dat de waarheid betreffende de website van Paardkrachtig en dat veel van wat daar weergegeven staat, één grote leugen is.”
f) “Inmiddels is bij een aantal mensen al heel duidelijk dat “Paardkrachtig” een “fata morgana” is vanaf het begin, mede door het weergeven van namen en instanties die zogenaamd achter “Paardkrachtig” zouden staan.”
g)“... dat met die paarden handel wordt gedreven vanuit oneerlijk gedrag en waarbij ook [eiseres] betrokken is.”
of opmerkingen met een soortgelijke strekking op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,00 voor iedere keer dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] dit verbod overtreedt; en
8. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen [eiseres] toegang te verlenen tot de caravanruimte in verband met het kunnen afsluiten van het water ingeval van vorst op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,00 per dag voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] dit verbod overtreedt; en
9. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van dit geding, de nakosten daar uitdrukkelijk onder begrepen.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde 1] toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de huuroverkomst. Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich onrechtmatig jegens haar gedragen.
3.3.
[gedaagden] voert verweer stellende dat [eiseres] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen. Volgens [gedaagden] heeft [eiseres] ten onrechte bepaalde bedragen op de huur in mindering gebracht en heeft zij zich ook niet aan de afspraak gehouden om de elektriciteitsvoorziening in de paardenstal in orde te maken, waardoor sprake is van een onveilige situatie. Daarnaast staan er zonder toestemming van [gedaagden] paarden van derden gestald en heeft [eiseres] te veel paarden in de zomerweide gelaten, waardoor deze is vernield en [gedaagden] schade heeft geleden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Van een spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen is in voldoende mate gebleken.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge artikel 7:231 lid 1 BW ontbinding van een huurovereenkomst met betrekking tot een gebouwde onroerende zaak wegens wanpresatie van de huurder alleen door de rechter kan geschieden. In dit geval is de huurovereenkomst niet door de rechter ontbonden, zodat [gedaagde 1] en [eiseres] nog steeds aan deze overeenkomst zijn gebonden. Dit betekent dat [gedaagde 1] is gehouden het ongestoorde en volledige huurgenot aan [eiseres] te verschaffen. Nu [gedaagde 1] [eiseres] per 1 april 2015 de toegang tot het gehuurde heeft ontzegd en zij eerder heeft geprobeerd haar de toegang tot het gehuurde te ontnemen, zal de vordering onder 1. worden toegewezen.
4.3.
Ook de vordering onder 2. zal worden toegewezen, daar door [eiseres] onweersproken is gesteld dat [gedaagden] het gehuurde verschillende malen zonder haar toestemming heeft betreden. De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding om [eiseres] te machtigen om deze veroordeling te kunnen afdwingen met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
4.4.
Met betrekking tot het onder 3. gevorderde wordt overwogen dat [gedaagde 1] uit hoofde van de huurovereenkomst gehouden is om het gehuurde te voorzien van water en elektriciteit. Dat het inschakelen van de elektriciteit tot een onveilige situatie in de paardenstal zou leiden is, gelet op de verklaring van [electricïen], niet aannemelijk geworden. De vordering jegens [gedaagde 1] zal dan ook op na te melden wijze worden toegewezen.
Op [gedaagde 2] rust niet de verplichting om het gehuurde te voorzien van water en elektriciteit, nu hij geen partij is bij de huurovereenkomst. [gedaagde 2] dient zich echter wel te onthouden van het afsluiten van het water of het uitschakelen van de elektriciteit van het gehuurde, omdat hij daarmee onrechtmatig jegens [eiseres] handelt. De vordering jegens [gedaagde 2] zal in zoverre worden toegewezen.
4.5.
[gedaagden] heeft niet betwist dat zij eigendommen van [eiseres] heeft beschadigd dan wel heeft weggenomen. De vordering onder 4. ligt daarom voor toewijzing gereed.
4.6.
Door [gedaagden] is geen verweer gevoerd tegen het onder 5. en 6. gevorderde. Ook heeft zij geen verweer gevoerd tegen de vordering onder 7. Deze vorderingen zullen worden toegewezen als na te melden.
4.7.
De vordering onder 8. zal worden toegewezen, nu [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat haar de toegang tot de caravanruimte dient te worden verleend om het water van het gehuurde ingeval van vorst te kunnen afsluiten en dat zij deze toegang tot november 2014 altijd heeft gehad.
4.8.
[gedaagden] heeft geen verweer gevoerd tegen de door [eiseres] gevorderde dwangsommen. Deze zullen worden toegewezen als na te melden.
4.9.
De gevorderde hoofdelijkheid van de veroordelingen zal worden afgewezen, nu daarvoor door [eiseres] geen grondslag is aangevoerd.
4.10.
De gevorderde nakosten zullen als volgt worden toegewezen.
4.11.
[gedaagde 2] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 77,84
- griffierecht 285,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.178,84

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om met onmiddellijke ingang aan [eiseres] het volledige en ongestoorde huurgenot te verschaffen van het door [eiseres] van [gedaagde 1] gehuurde deel van de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres] te [plaats], te weten:
- de paardenschuur met 8 boxen, kantine en toilet
- de paardenbak
- de theorieruimte tussen paardenbak en paardenschuur
- het perceel weiland dat in het verlengde van de paardenbak ligt, met uitzondering van het voorste stuk (tot aan de eerste greppel) dat [gedaagde 1] als moestuin gebruikt
- het betonpad dat langs bovenstaand perceel weiland loopt
- de 2 paddocks vooraan het erf
- het pleintje naast de paardenbak dat in overleg gebruikt kan worden als parkeerruimte (mits doorgang naar ligbox vrij wordt gehouden voor caravans en campers)
- het achterste gedeelte van de ligboxenstal
tot het moment dat de huurovereenkomst tussen partijen d.d. juli 2013 rechtsgeldig zal zijn geëindigd,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het (doen) betreden van het door [eiseres] gehuurde staande en gelegen aan de [adres] te [plaats], te weten:
- de paardenschuur met 8 boxen, kantine en toilet
- de paardenbak
- de theorieruimte tussen paardenbak en paardenschuur
- het perceel weiland dat in het verlengde van de paardenbak ligt, met uitzondering van het voorste stuk (tot aan de eerste greppel ) dat verhuurder als moestuin gebruikt
- het betonpad dat langs bovenstaand perceel weiland loopt
- de 2 paddocks vooraan het erf
- het pleintje naast de paardenbak dat in overleg gebruikt kan worden als parkeerruimte (mits doorgang naar ligbox vrij wordt gehouden voor caravans en campers)
- het achterste gedeelte van de ligboxenstal,
5.3.
gebiedt [gedaagde 1] om met onmiddellijke ingang het door [eiseres] gehuurde van water en elektra te voorzien, voor zover dat thans niet het geval is,
5.4.
verbiedt [gedaagden] het water en/of elektra ten behoeve van het door [eiseres] gehuurde af te sluiten of uit te schakelen,
5.5.
verbiedt [gedaagden] zaken die eigendom zijn van [eiseres] weg te nemen en/of te beschadigen,
5.6.
verbiedt [gedaagden] de pensionklanten van [eiseres] aan te (doen) schrijven en/of aan te (doen) spreken over aangelegenheden betreffende de huurovereenkomst tussen [gedaagde 1] en [eiseres],
5.7.
verbiedt [gedaagden] de bestuursleden, adviesraadleden, donateurs en sponsoren van de stichting Paardkrachtig aan te (doen) schrijven en/of aan te (doen) spreken over aangelegenheden betreffende de huurovereenkomst tussen [gedaagde 1] en [eiseres],
5.8.
verbiedt [gedaagden] zich negatief en/of beledigend uit te (doen) laten over [eiseres], in het bijzonder door opmerkingen zoals:
a)“... de (mis)activiteiten die mevrouw [eiseres] pleegt uit te voeren met de heer [naam 2].”
b)“... de dubieuze handel die [eiseres] drijft/dreef met de heer [naam 2].”
c)“…ondeskundig gebruik van de huurder mevrouw [eiseres]...”
d)“... Ik kan nog veel meer tekortkomingen van [eiseres] aangeven, waarvoor zij verantwoordelijk is namens “Buitengewoon” en “Paardkrachtig”, als er iemand is die beslist niet zorgt voor de veiligheid van dier en mens in deze situaties, dan is zij het wel...”
e)“De website inzake “Paardkrachtig” is een fata morgana, gelijk een luchtballon die na één speldenprik leeg loopt. [eiseres] probeert bewust de mensen die de website bezoeken valse/leugenachtige voorlichting te geven om aan te tonen hoe prachtig
“Paardkrachtig” wel is. U mag weten dat ik beschik over behoorlijk wat materiaal dat aantoonbaar maakt dat de waarheid betreffende de website van Paardkrachtig en dat veel van wat daar weergegeven staat, één grote leugen is.”
f) “Inmiddels is bij een aantal mensen al heel duidelijk dat “Paardkrachtig” een “fata morgana” is vanaf het begin, mede door het weergeven van namen en instanties die zogenaamd achter “Paardkrachtig” zouden staan.”
g)“... dat met die paarden handel wordt gedreven vanuit oneerlijk gedrag en waarbij ook [eiseres] betrokken is.”
of opmerkingen met een soortgelijke strekking,
5.9.
veroordeelt [gedaagden] om [eiseres] toegang te verlenen tot de caravanruimte in verband met het kunnen afsluiten van het water ingeval van vorst,
5.10.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 en/of 5.3 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 75.000,00 is bereikt,
5.11.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.4 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 75.000,00 is bereikt,
5.12.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.2, 5.6 en/of 5.7 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 75.000,00 is bereikt,
5.13.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.8 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.14.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.9 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt,
5.15.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.178,84,
5.16.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.17.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.18.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.