ECLI:NL:RBOVE:2015:729

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
C/08/166796/KGRK 15-27
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot wraking van de rechtbank in bestuurszaken

Op 22 januari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoekster in twee bestuurszaken. Het wrakingsverzoek was ingediend op 23 december 2014 en betrof de vrees voor partijdigheid van de rechtbank in de behandeling van haar beroepen tegen het uitblijven van beslissingen op bezwaar door de gemeente Zwolle en het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn. De verzoekster stelde dat zij niet alle door haar gevraagde gegevens had ontvangen en dat dit haar vrees voor partijdigheid van de rechter zou rechtvaardigen.

De rechtbank oordeelde dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er concrete feiten zijn die deze vrees objectief kunnen rechtvaardigen. In dit geval ontbraken de noodzakelijke feiten en omstandigheden die zouden wijzen op een vooringenomenheid van de behandelend bestuursrechter. Bovendien was het wrakingsverzoek ingediend voordat de verzoekster wist welke rechter haar zaken zou behandelen, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank besloot dat een mondelinge behandeling van het verzoek niet nodig was en sprak de beslissing openbaar uit.

De beslissing werd genomen door de rechters J.A.O.M. van Aerde, J.H. Keuzenkamp en G.A. Versteeg, in aanwezigheid van griffier M.D. Moeke. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/166796/KGRK 15-27
Beslissing van 22 januari 2015
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Zwolle,
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 23 december 2014 heeft verzoekster in de zaken met kenmerk AWB 14/1816 en AWB 14/2349 het verzoek tot wraking gedaan van “de rechtbank”. Het verzoek is ter griffie van de afdeling bestuursrecht ingekomen op 24 december 2014.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het navolgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
De hoofdzaken betreffen beroepen waarin door verzoekster op respectievelijk 12 juli 2014 en 12 september 2014 beroep is ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar van het hoofd van de sectie Belastingen & Invordering van de gemeente Zwolle en de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT).
2.2.
Verzoekster is bij brief van 1 december 2014 op de hoogte gebracht van het voornemen van de rechtbank om beide zaken ter zitting van vrijdag 6 februari 2015 in de ochtend te behandelen.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Het verzoek tot wraking houdt – kort gezegd – in dat verzoekster de rechtbank wraakt zolang zij voor de zitting niet alle door haar gevraagde gegevens heeft ontvangen.

4.De beoordeling.

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
De rechtbank vat het verzoek op als een verzoek tot wraking van de behandelend bestuursrechter in beide zaken. Het verzoek bevat geen concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de behandelend bestuursrechter vooringenomen is tegen verzoekster of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat. Uit de omstandigheid dat niet is voldaan aan het door verzoekster bij brief van 31 oktober 2014 gedane verzoek tot het verstrekken van gegevens, kan de wrakingskamer geen vooringenomenheid afleiden.
Daar komt bij dat uit het stelsel van de wrakingsprocedure kan worden afgeleid dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen geïndividualiseerde rechters, en niet tegen in abstracto aangeduide rechters. Nu verzoekster haar verzoek tot wraking heeft gedaan nog voordat haar bekend was welke rechter haar zaken zou behandelen, dient zij om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek. Een mondelinge behandeling van het verzoek kan daarom achterwege blijven.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A.O.M. van Aerde, J.H. Keuzenkamp en
G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Moeke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.