ECLI:NL:RBOVE:2015:802

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2015
Publicatiedatum
16 februari 2015
Zaaknummer
C/08/158051 / FA RK 14-1456
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.V.A. Groener
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatiebijdrage in het kader van de verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de man tot wijziging van de alimentatiebijdrage voor zijn minderjarige kind, geboren uit een eerdere relatie. De man verzocht de rechtbank om de eerder vastgestelde bijdrage van € 200,- per maand te verlagen naar een bedrag van € 19,40 of € 29,80, met als argument dat zijn financiële situatie was veranderd door zijn huwelijk en de onderhoudsverplichtingen voor de kinderen van zijn nieuwe partner. De vrouw, de moeder van het minderjarige kind, heeft verweer gevoerd tegen de wijziging van de alimentatie en betwistte de door de man gestelde draagkracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een bruto invaliditeitspensioen heeft van € 26.266,- per jaar, wat resulteert in een netto besteedbaar inkomen van € 1.527,- per maand. De rechtbank oordeelde dat de man in staat was om vanaf 19 juni 2014 de volledige behoefte van het minderjarige kind van € 116,- per maand te voldoen. Met de geboorte van een tweede dochter in 2014, heeft de rechtbank de draagkracht van de man verdeeld over beide kinderen, wat resulteerde in een bijdrage van € 74,- per maand voor het minderjarige kind. De rechtbank heeft de eerdere beschikking van 18 januari 2012 gewijzigd en de nieuwe alimentatiebedragen vastgesteld, waarbij de man verplicht werd om deze bedragen bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team familierecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/158051 / FA RK 14-1456 (HA)
Beschikking van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 19 januari 2015, in de zaak van:

[verzoeker],

verder ook de man te noemen,
wonende te [woonplaats 1], [adres 1],
verzoeker,
advocaat: mr.B.E.A. Lamping,
tegen

Cheriva Wasch,

verder ook de vrouw te noemen,
wonende te [woonplaats 2], [adres 2],
belanghebbende,
advocaat: mr.J.F. Heerze.
Als belanghebbende in deze aangelegenheid is aan te merken:
de
stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel(hierna: BJzO)
kantoorhoudende te Almelo,
en in het bijzonder: mevrouw [B].

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de navolgende stukken:
 het op 19 juni 2014 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de man;
 de aanvullende bijlagen van de man, ontvangen op 23 juni 2014, 25 juni 2014 en op
1 juli 2014;
 het op 16 oktober 2014 ter griffie ontvangen verweerschrift met bijlagen van de vrouw;
 de aanvullende bijlagen van de man, met inleidende brief, ontvangen 25 november 2014.
Op 26 november 2014 heeft een mondelinge behandeling ter zitting plaatsgehad. Hiervan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Verschenen en gehoord zijn: partijen, bijgestaan door hun advocaten, en mevrouw. [B] namens BJzO
Na de zitting is op 27 november 2014 een brief van mr. Heerze ontvangen.
De beschikking is nader bepaald op heden.

De vaststaande feiten

De volgende feiten die van belang zijn voor de beoordeling van dit geschil staan vast.
partijen
Partijen zijn hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is geboren:
[minderjarige], op [2009] te [geboorteplaats].
De man heeft dit kind erkend. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
De voogdij over [minderjarige] berust bij BJzO.
Bij beschikking van de rechtbank Almelo op 18 januari 2012 is bepaald dat de man met
€ 200,= per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige].
de man
De man is op [2013] gehuwd met mevrouw [X]. Uit een eerdere relatie van mevrouw [X] zijn vier kinderen geboren, die allen tot het gezin van de man en mevrouw [X] behoren.
Uit het huwelijk van de man en mevrouw [X] is op [2014] een dochter geboren.
de vrouw
De vrouw woont samen met een nieuwe partner.

De standpunten

het verzoek
De man verzoekt in zijn verzoekschrift de bij beschikking van 18 januari 2012 vastgestelde bijdrage voor [minderjarige] met ingang van 4 november 2013 te wijzigen, aldus dat de bijdrage wordt vastgesteld op € 19,40 althans € 29,80, althans op een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum die de rechtbank juist acht. De man legt aan zijn verzoek gewijzigde omstandigheden ten grondslag ten grondslag, te weten zijn huwelijk en zijn onderhouds-verplichting voor de vier kinderen van zijn echtgenote.
Ter zitting heeft hij zijn verzoek aangevuld c.q. gewijzigd, aldus dat bij de vaststelling van zijn de draagkracht ook rekening moet worden gehouden met zijn onderhoudsverplichting voor zijn uit het huwelijk geboren dochter.
het verweer
De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwist de door de man gestelde draagkracht. Voorts voert zij verweer tegen de verzochte ingangsdatum.
Op de overige stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna -indien relevant- nader in.

De beoordeling

Ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van relevante gewijzigde omstandigheden, die een hernieuwd onderzoek naar zijn draagkracht noodzakelijk en gerechtvaardigd maken.
Vooraf
De rechtbank merkt hier op dat alle hierna vermelde bedragen zijn afgerond op hele euro’s. De rechtbank hanteert bij de beoordeling de richtlijnen zoals die zijn opgenomen in het rapport alimentatienormen (Trema-rapport) van de Werkgroep alimentatienormen.
Ingangsdatum
De rechtbank overweegt dat geen aanleiding bestaat om af te wijken van het uitgangspunt, dat als ingangsdatum wordt gehanteerd de datum van indiening van het verzoekschrift. Door de man zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld of aannemelijk gemaakt, waardoor van genoemd uitgangspunt moet worden afgeweken. Op de datum van indiening van het verzoekschrift -19 juni 2014- is een afschrift daarvan aan de vrouw gestuurd, zodat zij vanaf die datum redelijkerwijs rekening heeft kunnen houden met de mogelijkheid dat het verzoek van de man kan worden toegewezen.
De onderhoudsplichtigen in deze procedure
De man en de vrouw hebben als ouders een onderhoudsplicht ten opzichte van [minderjarige].
De man en mevrouw [X] hebben een onderhoudsverplichting voor het uit hun huwelijk geboren dochter. Mevrouw [X] en de vader van haar kinderen hebben een onderhouds-plicht voor hun kinderen. De man heeft ingevolge artikel 1:395 BW een verplichting om gedurende zijn huwelijk levensonderhoud te verstrekken aan de tot zijn gezin behorende minderjarige kinderen van mevrouw [X].
De behoefte van [minderjarige]
Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van [minderjarige] € 200,= per maand is en dat thans op die behoefte het door de vrouw te ontvangen kindgebonden budget ad € 84,= per maand in mindering strekt. De resterende behoefte komt daarmee neer op € 116,=.
De behoefte van de dochter van de man en zijn echtgenote, geboren op [2014]
De man heeft niets gesteld over de behoefte van dit kind. De rechtbank zal de behoefte van dit kind gelijk stellen aan die van [minderjarige]. Wel dient, indien van toepassing, rekening te worden gehouden met een voor deze dochter te ontvangen kindgebonden budget.
De behoefte van de vier kinderen van mevrouw [X]
De man heeft niets gesteld over de behoefte van deze kinderen en over een eventuele voor deze kinderen te ontvangen kinderalimentatie. De man stelt dat zijn echtgenote geen inkomsten heeft. Eerst ter zitting heeft de man, naar aanleiding van daartoe gestelde vragen, geantwoord dat, voor zover hem bekend, de vader van die kinderen € 50,= per kind per maand dient bij te dragen maar dat die vader zijn verplichtingen niet nakomt. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van de man gelegen om duidelijkheid te verschaffen over de behoefte van de kinderen van mevrouw [X] en dit verifieerbaar te onderbouwen, nu dit van invloed is op de verdeling van zijn draagkracht. Gelet op deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat de behoefte van deze kinderen bestreden wordt, of kan worden, uit het door mevrouw [X] ten behoeve die kinderen te ontvangen kinderalimentatie en de voor die kinderen te ontvangen kindgebonden budget en kinderbijslag.
Vorenstaande betekent dat naar het oordeel van de rechtbank de draagkracht van de man verdeeld moet worden over twee kinderen, te weten [minderjarige] en de op [2014] geboren dochter van de man.
Verschillende perioden
De rechtbank zal, gelet op vorenstaande omstandigheden, rekenen met betrekking tot twee perioden, te weten:
a. a) de periode vanaf 19 juni 2014 tot de geboorte van de dochter op [2014], en
b) de periode vanaf [2014].
Draagkracht van de man
Tussen partijen is niet in geschil dat de man een bruto invaliditeitspensioen heeft van bruto
€ 26.266,= per jaar. De rechtbank gaat hiervan ook uit, zodat, rekening houdend met de voor hem in aanmerking te nemen heffingskorting en inkomensheffing, de man een voor kinderalimentatie beschikbaar NBI heeft € 1.527,= per maand.
De rechtbank stelt het precieze bedrag aan draagkracht voor kinderalimentatie van de man vast aan de hand van de volgende formule:
70 % x
{NBI - (0,3 x NBI)
+€ 860,-
}is € 148,= per maand.
De man heeft gesteld dat ten laste van zijn draagkracht rekening moet worden gehouden met een bedrag van € 102,= per maand die hij dient te voldoen vanwege de uithuisplaatsing van de oudste dochter van mevrouw [X] in Ambiq te Hengelo (O).
Hij doet daarbij een beroep op de “aanpassingstoets”.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee geen rekening wordt gehouden, nu de man het bestaan van deze kosten niet heeft aangetoond. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een beoordeling van de door de man gestelde aanpassingstoets.
Partijen zijn het erover eens dat de man een eventuele zorgkorting niet kan verzilveren.
Door de man te betalen kinderalimentatie
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de man in staat is om vanaf 19 juni 2014 tot [2014] volledig in de resterende behoefte van [minderjarige] te voldoen met een bedrag van € 116,= per maand.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de draagkracht vanaf [2014] over de beide meisjes dient te worden verdeeld. Dit betekent dat de man vanaf die datum met € 74,= per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige].
De rechtbank acht genoemde bijdragen in overeenstemming met de wettelijke maatstaven, zodat zij deze bijdragen zal toewijzen.

De beslissing

De rechtbank

1. Wijzigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 18 januari 2012 aldus, dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] met ingang van 19 juni 2014 tot [2014] nader wordt vastgesteld op € 116,= (éénhonderdzestien euro) per maand, telkens bij vooruit-betaling te voldoen aan de vrouw.
2. Wijzigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 18 januari 2012 aldus, dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] met ingang van [2014] nader wordt vastgesteld op
€ 74,= (vierenzeventig euro) per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw.
3. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
4. Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.V.A. Groener, in tegenwoordigheid van H.E. Abbink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2015.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: