ECLI:NL:RBOVE:2015:945

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
23 februari 2015
Zaaknummer
AWB 14/2874
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor uitbreiding van een supermarkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een Lidl-filiaal aan De Meijerij 6 te Ootmarsum. De rechtbank verklaart het beroep van de eisers, Nijhuis Vastgoed B.V., VVE 't Scheepers, en Grimberg Vastgoed B.V., niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelt dat eiseres I en eiseres II geen zienswijze hebben ingediend op het ontwerpbesluit, waardoor zij niet in hun beroep kunnen worden ontvangen. Eiseres III had wel een zienswijze ingediend, maar trok deze later in. De rechtbank concludeert dat eiseres III redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze heeft ingediend, maar dat zij niet tijdig heeft gereageerd op het ontwerpbesluit. De rechtbank stelt vast dat de bouwtekeningen ter inzage hebben gelegen en dat eiseres III op de hoogte had moeten zijn van de inhoud van het bouwplan. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiseres III ook niet-ontvankelijk is. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/2874

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Nijhuis Vastgoed B.V. te Rijssen, eiseres I,

VVE ’t Scheeperste Ootmarsum, eiseres II,
Grimberg Vastgoed B.V.te Ootmarsum, eiseres III
gemachtigde: Grimberg Vastgoed B.V.,
en

het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland, verweerder,

Als belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen: Lidl Nederland GmbH, te Huizen,
gemachtigde: mr. D.H. Nas.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2014 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder aan belanghebbende omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van het Lidl-filiaal aan De Meijerij 6 te Ootmarsum, kadastraal bekend Ootmarsum, sectie A, nummer 04035.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaarschrift onder toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: het Awb) doorgezonden ter behandeling als beroepschrift.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2015.
De zaak is gevoegd behandeld met de zaak met procedurenummer AWB 14/2875.
Namens eiseres III zijn verschenen mr. R.F.A. Rorink en [naam 1].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] en [naam 3]. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 4].
Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst.

Overwegingen

1. Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 17 juli 2014 het ontwerpbesluit tot verlening van de bestreden omgevingsvergunning heeft gepubliceerd en daarbij heeft vermeld dat hiertegen binnen zes weken een zienswijze kan worden ingediend. Aangegeven is verder dat tegen het uiteindelijke besluit alleen beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die:
 eerder een zienswijze hebben ingediend met betrekking tot het ontwerpbesluit;
 er niets aan konden doen dat zij niet eerder een zienswijze hebben ingebracht;
 het niet eens zijn met eventuele wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit.
3.1
Eiseres I en eiseres II hebben geen zienswijze ingediend.
3.2
De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan gezegd moet worden dat eiseres I en II redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet tijdig hun zienswijzen naar voren hebben gebracht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres I en eiseres II niet-ontvankelijk is.
4.1
Namens eiseres III is bij brief van 11 augustus 2014 een zienswijze ingediend, bij brief van 29 september 2014 is deze zienswijze namens eiseres III weer ingetrokken, omdat, zoals in de betreffende brief staat aangegeven aan de bezwaren van eiseres III ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen is tegemoetgekomen.
4.2
Volgens eiseres III kan haar redelijkerwijs niet worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, althans de door haar ingediende zienswijze te hebben ingetrokken, omdat eiseres III geen bouwtekeningen heeft ingezien en nog niet bekend was dat een dakopbouw onderdeel uitmaakte van het bouwplan.
4.3
De rechtbank stelt vast dat bij het ontwerpbesluit de bouwtekeningen ter inzage hebben gelegen. In de ruimtelijke onderbouwing, die als onderdeel van het bestreden besluit eveneens ter inzage heeft gelegen, is met zoveel woorden aangegeven dat aan de voorzijde van het pand een verdieping wordt gerealiseerd.
4.4
Dat het eiseres III niet opgevallen is dat een verdieping onderdeel uitmaakt van het bouwplan dient voor rekening en risico van eiseres IIII te blijven. Van een situatie dat eiseres III redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
5. Het beroep van eiseres III is derhalve niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres I, II en III niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.