ECLI:NL:RBOVE:2016:1001

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
08/002021/01
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in ontnemingsvordering

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 14 maart 2016 uitspraak gedaan in een ontbindingsvordering van de officier van justitie. De vordering was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die in PI Overijssel verblijft. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 673.015,00, maar op de zitting van 14 maart 2016 heeft de officier haar vordering gewijzigd en verzocht om niet-ontvankelijkheid, omdat de veroordeelde aan de getroffen schikking had voldaan. De rechtbank heeft de procedure behandeld op openbare terechtzittingen op 7 december 2009 en 14 maart 2016, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde aan de voorwaarden van de schikking heeft voldaan, waardoor de zaak van rechtswege is geëindigd. De rechtbank heeft vervolgens de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, wat betekent dat de vordering niet verder in behandeling wordt genomen. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. J. Wentink als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/002021/01
Datum vonnis: 14 maart 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1954 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 673.015,00.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 7 december 2009 en 14 maart 2016. Veroordeelde is op deze terechtzittingen niet verschenen. De raadsman van veroordeelde, mr. R.F. Speijdel is wel op genoemde terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 14 maart 2016 heeft de officier van justitie mr. M.A.E. Schot de vordering gewijzigd in die zin, dat zij heeft verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren omdat veroordeelde aan de met haar getroffen schikking heeft voldaan.

3.De beoordeling van de vordering

In artikel 578a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat, indien de officier van justitie overeenkomstig artikel 511c een schikking met de veroordeelde aangaat, hij de termijn bepaalt waarbinnen aan de termen van die schikking moet worden voldaan. Door voldoening aan die termen is, indien de vordering reeds is ingediend, de zaak van rechtswege geëindigd. In het onderhavige geval heeft veroordeelde aan de termen van de met hem getroffen schikking voldaan zodat de rechtbank tot de conclusie komt dat de zaak van rechtswege geëindigd is en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2016.
Mr. Teekman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.