ECLI:NL:RBOVE:2016:1002

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
08.770162-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank Overijssel over seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter

Op 24 maart 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 58-jarige man uit IJsselmuiden, die werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van negen jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelplicht en een contactverbod. De man heeft zich gedurende bijna vijf jaar schuldig gemaakt aan seksueel misbruik, waarbij hij gemiddeld twee à drie keer per week handelingen heeft gepleegd die bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van zijn stiefdochter, die op dat moment nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man ten tijde van het plegen van de feiten leed aan twee ziekelijke stoornissen: autisme en pedofilie, wat leidde tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de man zich bewust was van de strafbaarheid van zijn handelen en geen hulp heeft gezocht voor zijn gedrag. De rechtbank heeft de ernstige impact van het misbruik op de lichamelijke integriteit en de ontwikkeling van het slachtoffer benadrukt. De man is ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van ongeveer 26.000 euro aan het slachtoffer, bestaande uit kosten voor studievertraging en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770162-15 (P)
Datum vonnis: 24 maart 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats 1] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. drs. P.L. Hellinga, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 19 mei 2008 met zijn stiefdochter meerdere malen handelingen heeft gepleegd (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die stiefdochter, terwijl zij de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt;
feit 2:
in de periode van 20 mei 2008 tot en met 19 mei 2012 meerdere malen met zijn stiefdochter ontucht heeft gepleegd (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die stiefdochter, terwijl zij wel de leeftijd van 12 jaren maar nog niet de leeftijd van 16 jaren had bereikt;
feit 3:
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 19 mei 2012 meerdere malen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefkind.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, na wijziging tenlastelegging, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 19 mei 2008 te Kampen, gemeente Kampen en/of te IJsselmuiden, gemeente Kampen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 1996), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte één of meermalen:
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn penis op/tegen de billen en/of vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt en/of
- de borsten en/of tepels en/of de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] gelikt en/of
- die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis doen vastpakken en/of (vervolgens) laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer] getongzoend;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 mei 2008 tot en met 19 mei 2012 te Kampen, gemeente Kampen en/of te IJsselmuiden, gemeente Kampen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 1996), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte één of meermalen:
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn penis op/tegen de billen en/of vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt en/of
- de borsten en/of tepels en/of de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] gelikt en/of
- die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis doen vastpakken en/of (vervolgens) laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer] getongzoend;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 19 mei 2012 te Kampen, gemeente Kampen en/of te IJsselmuiden, gemeente Kampen, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1996, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, één of meermalen:
- de borsten en/of tepels en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of
- de vagina van de [slachtoffer] heeft betast en/of gestreeld en/of bevoeld en/of
- zijn, verdachtes, penis op/tegen de billen en/of vagina van de [slachtoffer] heeft geduwd en/of gedrukt en/of
- die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis heeft doen vastpakken en/of (vervolgens) heeft laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer] heeft getongzoend.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gevorderd tot een bedrag van € 23.600,00 (bestaande uit een bedrag van € 16.100,00 aan kosten in verband met studievertraging en een bedrag van
€ 7.500,00 aan immateriële schade), alsook de oplegging van de maatregel tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht (Sr) en de wettelijke rente.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gevorderd ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het tenlastegelegde binnendringen niet bewezen kan worden, omdat blijkens de verklaring van verdachte van pijpen pas sprake is geweest toen het slachtoffer al ouder was dan 12 jaar en verdachte het slachtoffer blijkens zijn verklaring met zijn vingers niet is binnengedrongen. Aldus kan het binnendringen voordat het slachtoffer de leeftijd van 12 jaar had bereikt niet bewezen worden.
De onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten kunnen, volgens de raadsvrouw, bewezen worden verklaard, met dien verstande dat de tenlastegelegde periode bekort dient te worden tot de periode vanaf de verhuizing naar [woonplaats 1] op 27 juni 2007 tot het moment dat het slachtoffer de woning heeft verlaten op 29 juli 2011, en dat het likken van de borsten, de tepels en de vagina, alsook het brengen van de vingers door verdachte in de vagina van het slachtoffer, niet bewezen kan worden.
5.3
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1:
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte en zijn gezin op 27 juni 2007 van de [oud adres] te [oude woonplaats] zijn verhuisd naar de [adres 1] te [woonplaats 1] en dat uit de bewijsmiddelen niet is af te leiden dat het seksueel misbruik al in [oude woonplaats] is begonnen.
De rechtbank volgt dit verweer. Weliswaar heeft het slachtoffer verklaard dat het misbruik is begonnen in de periode dat zij in de flat in [oude woonplaats] woonden, maar het slachtoffer heeft daarbij verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren wat er in deze periode precies is gebeurd. Verdachte heeft verklaard dat het misbruik is begonnen na de verhuizing naar [woonplaats 1] . De rechtbank ziet hierin aanleiding verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde periode van 1 januari 2007 tot en met 26 juni 2007, alsmede dat het feit in [oude woonplaats] is gepleegd.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen in de periode van 27 juni 2007 tot het moment dat het slachtoffer de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt. Dit verweer wordt verworpen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar vanaf de aanvang van de periode van het misbruik heeft gevingerd (p. 27) en dat zij hieronder verstaat: “
Dat hij zijn vingers door mijn vagina haalt (…) zijn wijsvinger en zijn middelvinger (…) Hij probeerde dan in mijn vagina (…) Ik trok mijn benen wel eens weg omdat ik niet wilde. Hij kwam dan iets met zijn vingers in mijn vagina (…) ik denk zo’n centimeter diep.”(p. 31).
Verdachte heeft bij de politie bevestigd dat, toen het slachtoffer 11 jaar was, er sprake was van aftrekken, vingeren en voelen. Over dit vingeren heeft verdachte verklaard: “
ik streelde haar vagina, haar clitoris” (p. 82). Ook heeft verdachte verklaard:
“(…) ik likte haar clitoris (…)”(p. 115).Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard: “
ik heb wel aan haar clitoris gezeten”.
Ook als uitgegaan wordt van de verklaring van verdachte, dat hij niet met zijn vingers de vagina van het slachtoffer is binnengegaan, maar dat er “slechts” sprake is geweest van het strelen van de vagina en het betasten en likken van de clitoris, dan nog leidt dit naar het oordeel van de rechtbank tot de bewezenverklaring van seksueel binnendringen.
Bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2010:BK6910) leert namelijk dat niet enkel sprake is van binnendringen wanneer de verdachte in de schede is geweest, maar ook wanneer hij met zijn tong en/of vingers tussen de schaamlippen en aan de clitoris van het slachtoffer heeft gezeten.
Gelet hierop komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde seksueel binnendringen.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsvrouw heeft gesteld dat het seksuele binnendringen heeft plaatsgevonden in een kortere periode dan is ten laste gelegd, namelijk in de periode van 20 mei 2009 tot 29 juli 2011. Dit verweer wordt verworpen.
Zoals hiervoor reeds is overwogen was er al sprake van seksueel binnendringen voordat het slachtoffer de leeftijd van 12 jaren had bereikt aangezien verdachte het slachtoffer in die periode heeft gevingerd en daarbij ook haar clitoris heeft betast en gelikt, hetgeen zoals hiervoor is overwogen als seksueel binnendringen dient te worden gekwalificeerd. Nu door verdachte niet is weersproken dat hij deze handelingen ook nadat het slachtoffer de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, heeft voortgezet komt de rechtbank ter zake van dit feit, anders dan door de raadsvrouw is bepleit, tot een bewezenverklaring vanaf 20 mei 2008. Dat er volgens de verklaring van verdachte pas sprake was van pijpen op het moment dat het slachtoffer 13 of 14 jaar was staat hieraan, gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over het binnendringen heeft overwogen, niet in de weg.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zijn stelling dat het slachtoffer reeds op 29 juli 2011 uit de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] is vertrokken, en dat het misbruik dus op dat moment is geëindigd, niet met objectief verifieerbare gegevens heeft onderbouwd, terwijl uit de historische GBA gegevens blijkt dat het slachtoffer pas op 27 augustus 2012 op het adres van haar (biologische) vader aan de [adres 2] te [woonplaats 2] is ingeschreven. Dat noopt de rechtbank, anders dan door de raadsvrouw is bepleit, niet tot een bewezenverklaring van een kortere periode dan zoals ten laste is gelegd.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van het brengen van de vingers in de vagina van het slachtoffer, alsmede van het likken van de borsten, de tepels en de vagina van het slachtoffer, omdat verdachte deze ten laste gelegde handelingen ontkent. Ook dit verweer wordt verworpen. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte en het slachtoffer gelijkluidend zijn ten aanzien van vrijwel alle seksuele handelingen die verdachte in gemelde periode heeft verricht bij het slachtoffer, met uitzondering van het binnendringen met de vingers, het likken van de borsten, de tepels en de vagina van het slachtoffer.
Het slachtoffer heeft naar het oordeel van de rechtbank hierover gedetailleerd verklaard. Daarentegen heeft verdachte alleen voormelde specifieke onderdelen ontkend, maar heeft hij wel erkend de clitoris van het slachtoffer gelikt te hebben. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaring van het slachtoffer te twijfelen. De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer met betrekking tot het brengen van de vinger(s) in de vagina (p. 31) en het likken van de borsten, de tepels en de vagina (p. 29) dan ook betrouwbaar. Deze verklaring kan als voldoende consistent en gedetailleerd worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsvrouw heeft ook ter zake van dit feit gesteld dat het misbruik heeft plaatsgevonden in een kortere periode dan is ten laste gelegd, namelijk in de periode van 27 juni 2007 tot 29 juli 2011. Naar het oordeel van de rechtbank is, zoals zij hiervoor reeds heeft overwogen, uit de bewijsmiddelen niet met de vereiste mate van zekerheid gebleken dat er sprake is geweest van ontuchtige handelingen in de periode dat verdachte en het slachtoffer aan de [oud adres] in [oude woonplaats] woonden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde periode van 1 januari 2007 tot en met 26 juni 2007 en van het ten laste gelegde dat het feit in [oude woonplaats] is gepleegd.
Zoals hiervoor ook al is overwogen, is niet middels objectief verifieerbare gegevens gebleken dat het slachtoffer reeds op 29 juli 2011 uit de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] is vertrokken. Gelet hierop komt de rechtbank ook ter zake van dit feit tot een bewezenverklaring tot en met 19 mei 2012.
Verder heeft de raadsvrouw ook ter zake van dit feit verzocht verdachte vrij te spreken van het likken van de borsten, de tepels en de vagina van het slachtoffer, omdat verdachte deze ten laste gelegde handelingen ontkent. Onder verwijzing naar wat daarover hiervoor bij feit 2 is overwogen, wordt dit verweer verworpen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 27 juni 2007 tot en met 19 mei 2008 te IJsselmuiden, gemeente Kampen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 1996), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte één of meermalen:
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis doen vastpakken en (vervolgens) laten aftrekken en
- die [slachtoffer] getongzoend;
2.
hij in de periode van 20 mei 2008 tot en met 19 mei 2012 te IJsselmuiden, gemeente Kampen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 1996), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte één of meermalen:
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn penis op/tegen de billen en/of vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of
- de borsten en/of tepels en/of de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] gelikt en/of
- die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis doen vastpakken en (vervolgens) laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer] getongzoend;
3.
hij in de periode van 27 juni 2007 tot en met 19 mei 2012 te IJsselmuiden, gemeente Kampen, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1996, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, één of meermalen:
- de borsten en/of tepels en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of
- de vagina van de [slachtoffer] heeft betast en/of gestreeld en/of bevoeld en/of
- zijn, verdachtes, penis op/tegen de billen en/of vagina van de [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis heeft doen vastpakken en/of (vervolgens) heeft laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer] heeft getongzoend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 244, 245 en 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3
het misdrijf:
ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich gedurende bijna vijf jaren, gemiddeld twee á drie keer per week, schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochter, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Het misbruik begon toen het slachtoffer nog maar elf jaar oud was en is pas gestopt toen het slachtoffer bij haar biologische vader is gaan wonen, toen zij vijftien jaar was.
Verdachte heeft op verwerpelijke wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door het slachtoffer, als zijn stiefdochter, in hem was gesteld. Telkens heeft verdachte de gelegenheid die hem geboden werd om, als haar moeder aan het werk ging, zich aan het slachtoffer te vergrijpen benut.
Ondanks dat verdachte zich, blijkens zijn verklaring, al die tijd bewust is geweest van het strafbare karakter van zijn handelen, heeft hij er voor gekozen geen hulp te zoeken voor zijn seksueel deviant gedrag en heeft het misbruik jarenlang voortgeduurd.
Pas nadat het slachtoffer, dat inmiddels 19 jaar is, op school en met haar moeder over het seksueel misbruik had gesproken heeft verdachte zich op het politiebureau gemeld en heeft hij verklaard dat hij zijn stiefdochter tussen haar elfde en vijftiende jaar seksueel heeft misbruikt.
Door het seksuele misbruik is een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en is haar normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het vertrouwen dat een kind in haar stiefvader zou moeten kunnen stellen, is in ernstige mate door hem beschaamd.
Het is mede de verantwoordelijkheid van de stiefvader om een kind een veilige, geborgen plaats te bieden. Juist ook omdat het misbruik bij het slachtoffer thuis plaatsvond, is het slachtoffer die veiligheid gedurende lange tijd niet geboden. Zij zal wat haar overkomen is haar hele leven met zich meedragen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat de bewezenverklaarde feiten grote gevolgen hebben gehad – en nog steeds hebben – voor het slachtoffer, is ook gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring waaruit onder meer blijkt dat het slachtoffer onder psychologische behandeling staat.
Het hoeft geen betoog dat dit soort feiten in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op de aard van de strafbare feiten, de ernst daarvan, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de langdurige periode waarin zij hebben plaatsgevonden, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van langere duur.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook gelet op de persoon van verdachte. Er is, in het kader van deze strafzaak, over de persoon van verdachte gerapporteerd door drs. M. van Heeteren, psycholoog, zoals blijkt uit het Pro Justitia rapport van 25 februari 2016. Uit dit rapport komt naar voren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde sprake was van twee ziekelijke stoornissen te weten autisme en pedofilie. Volgens de psycholoog is er sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank neemt de inhoud van dit rapport over en maakt dat tot de hare, wat betekent dat de rechtbank er rekening mee houdt dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De reclassering heeft op 29 februari 2016 een reclasseringsadvies uitgebracht, waarin is geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht van negen jaar, een behandelverplichting en een contactverbod alsmede een aantal aanvullende bijzondere voorwaarden. De reclassering schat het risico op herhaling in als hoog.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 2 februari 2016 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een zelfde feit met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank valt het onder 1 en 3 bewezenverklaarde in twee strafbepalingen, namelijk die van artikel 244 en van artikel 249 lid 1 Sr. Gelet op de regeling met betrekking tot de eendaadse samenloop zal de rechtbank bij de straftoemeting alleen de strafbepaling van artikel 244 Sr toepassen, omdat daarin de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Ook het onder 2 en 3 bewezenverklaarde valt onder twee strafbepalingen. De rechtbank zal hier alleen de strafbepaling van artikel 245 Sr toepassen omdat daarin de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van negen jaar en met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank heeft bij haar overwegingen betrokken dat zij het wenselijk acht dat verdachte niet alleen gedurende een lange periode onder toezicht komt te staan van de reclassering (voor een periode van negen jaar), maar ook dat verdachte voor zijn stoornissen wordt behandeld om de kans op herhaling te verminderen. De rechtbank acht dit van belang omdat verdachte op dit moment onder andere samenwoont met zijn minderjarige dochter in de leeftijd waarin het slachtoffer in deze zaak de gepleegde feiten heeft moeten ondergaan.
Gelet op de noodzakelijk geachte behandeling in combinatie met langdurig toezicht alsmede het bepaalde in artikel 14a Sr is de rechtbank tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een kortere duur gekomen als door de officier van justitie is gevorderd.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de voorlopige hechtenis gevorderd dat de schorsing wordt opgeheven. De rechtbank ziet, gelet op de bewezenverklaarde feiten, de op te leggen straf en de gronden van de voorlopige hechtenis aanleiding om de schorsing op te heffen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats slachtoffer] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 36.100,00 (zesendertigduizendenhonderd euro). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 16.100,00 aan kosten studievertraging;
  • € 20.000,00 aan immateriële schade.
Daarnaast heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 23.600,00 (bestaande uit een bedrag van € 16.100,00 aan studievertraging en een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade), met daarbij oplegging van de maatregel tot schadevergoeding en de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de post studievertraging verzocht de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de post immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze tot een bedrag van
€ 3.000,00 kan worden toegewezen en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
Ten aanzien van de post studievertraging:
Aannemelijk geworden is dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden doordat zij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten haar opleiding [opleiding] heeft moeten onderbreken en minimaal één jaar studievertraging heeft opgelopen waardoor zij later op de arbeidsmarkt actief zal zijn. De rechtbank acht het redelijk dat de benadeelde partij voor de berekening van haar schade aansluiting heeft gezocht bij het normbedrag per jaar studievertraging voor een mbo-er vanaf 2015, zoals vastgesteld door de Letselschade Raad in haar Richtlijn Studievertraging. Nu de schadepost daarmee voldoende is onderbouwd en gelet op deze gemotiveerde onderbouwing onvoldoende gemotiveerd is betwist, is het gevorderde bedrag van € 16.100,00 naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar.
Ten aanzien van de post immateriële schade:
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade deels toewijzen. De rechtbank acht in dit geval een bedrag van € 10.000,00 redelijkerwijs toewijsbaar.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een bedrag van
€ 26.100,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 55 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3: ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, voor zolang de reclassering dit nodig acht;
  • zich zal laten behandelen bij een door de reclassering aan te wijzen zorginstelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van deze behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren te [geboorteplaats slachtoffer] op [geboortedatum slachtoffer] 1996, ook niet als deze aangeeft wel weer met verdachte contact te willen hebben, tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijk toestemming van de reclasseringsinstelling of onder leiding van een door de reclasseringsinstelling ingeschakelde therapeut;
  • meewerkt aan de begeleiding en afspraken van Veilig Thuis ten aanzien van het waarborgen van de veiligheid van de twee nog minderjarige thuiswonende kinderen, waaronder ook het niet alleen zijn met de kinderen, zulks zolang Veilig Thuis dit nodig acht;
  • meewerkt aan het onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming;
  • meewerkt aan de totstandkoming van een plan van aanpak;
  • meewerkt aan begeleiding van Veilig Thuis en Raad van de Kinderbescherming of een
soortgelijke team of instelling indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en het verlenen van toestemming voor overleg tussen alle betrokken instanties, ook als dit inhoudt toestemming verlenen aan het uitvoeren van huisbezoeken. Indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan het opstarten en continueren van praktische hulpverlening gericht op
leefomgeving en gezondheid;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , wonende te [woonplaats slachtoffer] , voor een deel van € 10.000,00 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. C.H. Beuker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, met nummer PL0600-2015295599. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] [1] ;
 Het resultaat GBA-V Bevraging met betrekking tot [slachtoffer] [2] ;
 De bekennende verklaring van verdachte bij de politie [3] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [4] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2015, pag. 20 t/m 45.
2.Schriftelijk bescheid door de officier van justitie bij mailbericht d.d. 8 maart 2016 verstrekt..
3.Processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 15 juli 2015, pag. 80 t/m 87, d.d. 15 juli 2015, pag. 92 t/m 103, 16 juli 2015, pag. 104 t/m 126.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 maart 2016.