ECLI:NL:RBOVE:2016:102

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
ak_zwo_15_1970
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag is door het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn op 27 maart 2015 buiten behandeling gesteld, omdat de gevraagde gegevens niet tijdig waren aangeleverd. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank Overijssel.

De rechtbank heeft op 7 december 2015 de zaak behandeld. Tijdens de zitting is eiseres [eiser 2] verschenen, bijgestaan door een gemachtigde. De vertegenwoordigers van verweerder, I. ter Avest en M. Eggink, waren ook aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de gemeente eisers op goede gronden heeft verzocht om aanvullende gegevens, die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de aanvraag. Eisers hebben echter niet tijdig de gevraagde gegevens aangeleverd, ondanks dat zij twee keer een hersteltermijn hebben gekregen.

De rechtbank concludeert dat de gemeente bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de gedragslijn van de gemeente om aanvragen buiten behandeling te stellen indien de gevraagde gegevens na de gestelde termijn worden aangeleverd, niet onredelijk is. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/1970

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] te Nijverdal, eisers,

gemachtigde: [naam] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 10 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2015. [eiser 2] eiseres,
is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door I. ter Avest en M. Eggink.

Overwegingen

1. Eisers hebben verweerder op 4 maart 2015 verzocht hen op grond van de Pw een bijstandsuitkering toe te kennen. Bij brieven van 10 maart 2015 en 17 maart 2015 heeft verweerder hen hersteltermijnen geboden voor het alsnog verstrekken van ontbrekende gegevens en stukken. Aangezien verweerder deze gegevens en stukken niet tijdig heeft ontvangen heeft verweerder het besluit genomen, zoals vermeld in de rubriek “Procesverloop”.
2. Eisers stellen dat zij ernstig gedupeerd worden doordat de gemeente bij zijn standpunt blijft. De gegevens zijn compleet, maar toch weigert verweerder het bezwaar gegrond te verklaren. Daarbij hebben eisers aangegeven dat er van hun kant geen sprake is van onwil, maar van onmacht. Zij hebben beiden moeite met het regelen van dit soort zaken.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag
of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers op goede gronden verzocht
de aanvraag aan te vullen. De gevraagde gegevens zijn immers noodzakelijk voor de beoordeling van het recht op bijstand. De rechtbank stelt vast dat de gevraagde gegevens niet zijn verstrekt binnen de gegeven hersteltermijn.
3.3
De rechtbank is verder van oordeel dat eisers over de gevraagde gegevens beschikten
of redelijkerwijs konden beschikken.
3.4
Voor zover eisers problemen ondervonden bij het achterhalen van de gegevens, hadden eisers verweerder tijdig moeten vragen om verlenging van de termijn. Daarbij tekent de rechtbank aan dat verweerder eisers twee maal een hersteltermijn heeft geboden. Niet is gebleken dat verweerder een onredelijk korte hersteltermijn in acht heeft genomen of dat verweerder heeft gehandeld in afwijking van het beleid dat ter zake van de in acht te nemen hersteltermijn wordt gehanteerd
.
3.5
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb bevoegd was de aanvraag van eisers buiten behandeling te laten.
3.6
In dit kader stelt de rechtbank vast dat verweerder het bepaalde in artikel 4:5, vierde lid, van de Awb in acht heeft genomen door het besluit om de aanvraag niet te behandelen aan eisers bekend te maken binnen de daarvoor gestelde termijn, te weten binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn is verstreken.
3.7
In hetgeen eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van de aanvraag gebruik heeft kunnen maken. Ter zitting heeft verweerder verklaard de bestendige bedragslijn te volgen om een aanvraag ook buiten behandeling te stellen, indien de gevraagde gegevens wel worden aangeleverd, maar na de gestelde termijn. De rechtbank acht deze gedragslijn niet onredelijk. Dat eisers een deel van de nog ontbrekende stukken enkele dagen na afloop van de gestelde termijn hebben ingediend, leidt de rechtbank dan ook niet tot een ander oordeel, aangezien dit er niet aan afdoet dat eisers de gevraagde gegevens niet tijdig hebben ingediend en evenmin tijdig om uitstel hebben gevraagd.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van W. Veldman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.