ECLI:NL:RBOVE:2016:1052

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
182614 KG RK 102-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
  • G. van Eerden
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing in strafzaak met verzoeker tegen rechters van de meervoudige strafkamer

Op 8 maart 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Lettinga, had op 5 februari 2016 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. E. Venekatte, mr. G. Edelenbos en mr. S.K. Huisman, die betrokken waren bij zijn strafzaak. Verzoeker werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder bedreiging en afpersing. Tijdens de zitting op 5 februari 2016 had verzoeker zijn bezwaren tegen de gang van zaken en de onpartijdigheid van de rechters geuit. Hij stelde dat de rechtbank hem onvoldoende gelegenheid had gegeven om zijn standpunt te verduidelijken en dat er sprake was van een onvolledig vooronderzoek. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek op 26 februari 2016 in het openbaar behandeld, waarbij verzoeker en zijn advocaat aanwezig waren. De gewraakte rechters waren niet aanwezig, maar hadden eerder schriftelijk gereageerd op het verzoek. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, omdat de rechtbank haar regie tijdens de zitting had gevoerd en verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn verhaal te doen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2016.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 182614 KG RK 102-16
beslissing van 8 maart 2016
in de zaak van
[verzoeker]
verzoeker tot wraking
verder ook te noemen verzoeker
advocaat mr. M. Lettinga te Amsterdam
strekkende tot wraking van mr. E. Venekatte, mr. G. Edelenbos en mr. S.K. Huisman, in de hoedanigheid van leden van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank, verder ook te noemen: de rechtbank.

1.De procedure

1.1
Tijdens de in het openbaar gehouden zitting van de rechtbank van 5 februari 2016 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. Deze zitting ging kort gezegd over een aantal gevoegd behandelde strafzaken. [verzoeker] wordt onder meer ten laste gelegd bedreiging van zijn ex-partner, bedreiging van twee medewerkers van de gemeente Enschede, het versturen van post in strijd met een opgelegd huisverbod, vervalsing van een brief van een advocaat, afpersing en verduistering.
Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2
Per fax van 15 februari 2016 heeft de advocaat van [verzoeker] de gronden van de wraking nader toegelicht.
1.3
De rechtbank heeft niet berust in de wraking en heeft op 18 februari 2016 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.4
Het wrakingsverzoek is op 26 februari 2016 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is [verzoeker] verschenen, samen met zijn advocaat. [verzoeker] heeft zijn zienswijze op schrift gesteld en zijn klacht aan de hand van dit geschrift nader toegelicht. Ook is aanwezig officier van justitie mr. C.P. Dronkers, die ook aanwezig was tijdens de zitting op 5 februari 2016. De gewraakte rechters hebben reeds in hun schriftelijke reactie d.d. 18 februari 2016 laten weten niet aanwezig te zullen zijn bij de behandeling van het verzoek, tenzij de wrakingskamer anders zal beslissen.
1.5
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
[verzoeker] heeft in zijn wrakingsverzoek d.d. 5 februari 2016, aangevuld per fax van
15 februari 2015, en toegelicht tijdens de zitting van 26 februari 2016, onder meer het volgende gesteld:
De rechtbank heeft ten onrechte en dus bevooroordeeld de behandeling ter zitting gedaan omdat het vooronderzoek onvolledig is geweest en niet alle stukken aan de dossiers zijn toegevoegd. [verzoeker] wijst in het bijzonder op onderstaande punten:
  • De rapportage van de reclassering is niet op juiste en eerlijke wijze tot stand gekomen. De officier van justitie en de rechtbank accepteren dit rapport en [verzoeker] heeft op de zitting onvoldoende gelegenheid gekregen om zijn standpunt over het rapport toe te lichten.
  • [verzoeker] wordt ten laste gelegd dat hij de voorwaarden van het huisverbod heeft overtreden, maar [verzoeker] heeft daarover geen duidelijke instructies gekregen. Ook op dit punt kreeg [verzoeker] ter zitting niet de kans zijn verhaal te doen.
  • [verzoeker] heeft de brieven die hij aan zijn voormalig werkgeefster heeft gestuurd altijd eerst laten lezen op de afdeling in de PI, juist om problemen te voorkomen. [verzoeker] heeft niet de kans gekregen om uit te leggen waarom hij die brieven schreef. Het doel was om wantoestanden bij DCW aan de kaak te stellen.
  • Het is onbegrijpelijk dat [verzoeker] wordt vervolgd voor oplichting, terwijl [naam 1] , die aangifte heeft gedaan tegen [verzoeker] , van plan is een moord te laten plegen en de officier van justitie geen vervolging tegen haar instelt.
  • De rechtbank heef ten onrechte het verzoek afgewezen om [naam 2] als getuige te horen. Daarnaast wenst [verzoeker] dat als getuige worden gehoord: de moeder en de advocaat van [naam 1] , twee gemeenteambtenaren van de gemeente Enschede en een wijkagent.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken partij dat dat het geval is, is daarbij niet beslissend. De vrees voor partijdigheid moet, op grond van feiten of omstandigheden, objectief gerechtvaardigd zijn.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.2
Op 5 februari 2016 heeft een zitting plaatsgevonden over een aantal strafzaken waarin verzoeker verdachte is. Verzoeker stelt dat de rechtbank ter zitting blijk gaf van vooraf ingenomen standpunten en de schijn van partijdigheid heeft gewekt, doordat
- [verzoeker] onvoldoende gelegenheid kreeg zijn verhaal te doen;
- de rechtbank – naar de beleving van [verzoeker] – kritiekloos heeft geluisterd naar de officier van justitie.
3.3
Een wrakingsverzoek kan slechts tegen rechters zijn gericht. Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de officier van justitie is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
3.4
De wrakingskamer zal de stellingen/gronden waarop het wrakingsverzoek tegen de rechtbank zich richt, in het hiernavolgende beoordelen.
I Voorop staat dat het de rechtbank is die de regie voert tijdens de behandeling van de zaak. Het onderzoek ter zitting wordt gedaan op basis van de tenlastelegging. De voorzitter van de rechtbank bepaalt wie wanneer het woord heeft en hoeveel spreektijd er is voor ieder van de aanwezigen. Uit het proces-verbaal van zitting blijkt dat [verzoeker] verschillende keren aan het woord is geweest. Dat [verzoeker] niet onbeperkt het woord mocht voeren leidt niet tot de conclusie dat de rechtbank vooringenomen of partijdig is.
II Het behoort daarnaast tot de taak van de rechtbank om te luisteren naar de officier van justitie. Pas nadat de rechtbank zowel de verdachte als de officier van justitie heeft gehoord, kan de rechtbank zich een oordeel gaan vormen en komen tot (proces)beslissingen. Uit het feit dat de rechtbank overeenkomstig deze taakopdracht de officier van justitie zonder onderbrekingen of kritische opmerkingen heeft aangehoord mag instemming noch afkeuring van de woorden van de officier van justitie worden afgeleid.
III Wraking is niet de aangewezen procedure om op te komen tegen (proces)beslissingen waar [verzoeker] het niet mee eens is, zoals het al dan niet horen van getuigen. Het enkele feit dat [verzoeker] het niet eens is met deze beslissingen vormt geen concrete aanwijzing dat de rechtbank vooringenomen is jegens hem, of van het feit dat de beslissingen zijn ingegeven door partijdigheid.
Of het dossier onvolledig is geweest kan de wrakingskamer niet vaststellen. Dit staat uiteindelijk ter beoordeling van de rechtbank in de strafzaak. Het al dan niet vervolgen van
[naam 1] behoort tot het domein van de officier van justitie en valt dus buiten het bestek van het wrakingsverzoek.
Afgezien van de reeds besproken zaken heeft [verzoeker] geen bezwaren tegen de rechtbank naar voren gebracht. Gelet hierop zijn er naar het oordeel van de wrakingskamer geen concrete feiten en omstandigheden gebleken die doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechtbank. Het verzoek van [verzoeker] zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.O.M. van Aerde, mr. G. van Eerden en mr. W.K.F. Hangelbroek, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Reesink en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.type: