In deze zaak vorderden eisers, twee broers en erfgenamen van hun overleden moeder, de ontruiming van een boerderij die door gedaagden zonder recht of titel werd bewoond. De broers hadden de boerderij geërfd en ingeschakeld een antikraakbureau om te voorkomen dat de boerderij gekraakt zou worden. Gedaagden, die op basis van een mondelinge overeenkomst in de boerderij verbleven, boden eigendommen van eisers te koop aan op internet, wat door eisers werd gezien als een poging tot verduistering. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen geldige pachtovereenkomst bestond, omdat eisers nooit de intentie hadden gehad om een pachtovereenkomst te sluiten. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagden de boerderij onrechtmatig gebruikten en dat eisers recht hadden op beëindiging van deze onrechtmatigheid. De vorderingen van eisers werden toegewezen, en gedaagden werden veroordeeld om de boerderij binnen 48 uur te verlaten, op straffe van een dwangsom. Tevens werden gedaagden in de proceskosten veroordeeld.