ECLI:NL:RBOVE:2016:1131

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
C/08/183097 / KG ZA 16-67
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een boerderij zonder geldige pachtovereenkomst en poging tot verduistering

In deze zaak vorderden eisers, twee broers en erfgenamen van hun overleden moeder, de ontruiming van een boerderij die door gedaagden zonder recht of titel werd bewoond. De broers hadden de boerderij geërfd en ingeschakeld een antikraakbureau om te voorkomen dat de boerderij gekraakt zou worden. Gedaagden, die op basis van een mondelinge overeenkomst in de boerderij verbleven, boden eigendommen van eisers te koop aan op internet, wat door eisers werd gezien als een poging tot verduistering. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen geldige pachtovereenkomst bestond, omdat eisers nooit de intentie hadden gehad om een pachtovereenkomst te sluiten. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagden de boerderij onrechtmatig gebruikten en dat eisers recht hadden op beëindiging van deze onrechtmatigheid. De vorderingen van eisers werden toegewezen, en gedaagden werden veroordeeld om de boerderij binnen 48 uur te verlaten, op straffe van een dwangsom. Tevens werden gedaagden in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/183097 / KG ZA 16-67
Vonnis in kort geding van 18 maart 2016
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] (Duitsland),
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. R.F.A. Rorink te Hardenberg,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
niet verschenen,
gedaagden.
Partijen zullen hierna ook afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de niet in persoon en ook niet bij advocaat verschenen [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte overlegging aanvullende producties van eisers
  • het (namens beide gedaagden overgelegde) verweerschrift met bijlagen
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn broers. Nadat eerst hun vader was overleden is op
17 november 2015 ook hun moeder overleden.
2.2.
Eisers zijn op grond van het testament van hun moeder haar erfgenamen, ieder voor de helft van haar nalatenschap. Eisers hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.3.
Tot deze nalatenschap behoort de boerderij en de daarbij behorende grond, gelegen aan de [adres] , te [plaats] , kadastraal bekend Lonneker [XXXX] (verder: de boerderij). Reeds voor het overlijden van hun moeder hadden eisers de boerderij ieder voor de helft in eigendom. Tot het overlijden van de moeder was de eigendom belast met vruchtgebruik.
2.4.
In afwachting van de verkoop van de boerderij hebben eisers het antikraakbureau FMT Vastgoed Beheer (verder: FMT) ingeschakeld om te voorkomen dat de boerderij zou worden gekraakt. Op voordracht van FMT zijn partijen met elkaar in contact gekomen.
2.5.
Gedaagden hebben op 9 of 10 december 2015 hun intrek genomen in de boerderij.
2.6.
Op 9 januari 2016 hebben eisers een bemiddelingsovereenkomst gesloten met Sligman Rentmeesters & Makelaardij, teneinde de boerderij te verkopen.
2.7.
Bij brief van 1 februari 2016 hebben eisers gedaagden via hun advocaat laten weten dat het hun duidelijk is geworden dat gedaagden zonder toestemming van eisers eigendommen van eisers op internet te koop aanbieden. Gedaagden zijn gesommeerd dergelijke activiteiten onmiddellijk te staken. Tevens is gedaagden aangezegd dat een eventueel tussen partijen bestaande bruikleenovereenkomst met een termijn van veertien dagen wordt opgezegd en is hen aangezegd dat zij de eigendommen van eisers binnen veertien dagen dienen te verlaten zonder dat er zaken zullen ontbreken.
2.8.
Gedaagden hebben laten weten dat zij aan deze aanzegging geen gehoor zullen geven. Daarop hebben eisers zich genoodzaakt gezien dit kort geding te entameren.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen samengevat – gedaagden op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om de eigendommen van eisers te verlaten en daar niet terug te keren, hen hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten inclusief BTW en de proceskosten.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisers. hebben voldoende aannemelijk gemaakt spoedeisend belang te hebben bij het gevorderde. Gedaagden hebben daar ook geen verweer tegen gevoerd, zodat de voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling.
4.2.
Eisers stellen dat met gedaagden enkel mondeling is overeengekomen dat zij in afwachting van de verkoop tijdelijk en om niet in de boerderij konden verblijven. Van een pachtovereenkomst is geen sprake. Een eventueel tussen partijen bestaande bruikleenovereenkomst is opgezegd met onmiddellijke ingang, althans tegen
15 februari 2016. Gedaagden verblijven op dit moment volgens eiseres dan ook zonder recht of titel in de boerderij.
4.3.
Gedaagden betwisten dat en stellen dat zij op basis van een mondeling tussen partijen gesloten pacht- dan wel bruikleenovereenkomst, rechtmatig in de boerderij verblijven.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat voor de vraag of de tussen partijen gesloten overeenkomst zich laat kwalificeren als een pachtovereenkomst beslissend is de inhoud van de door partijen overeengekomen rechten en verplichtingen en niet de benaming die partijen aan hun rechtsverhouding hebben gegeven. Indien partijen rechten en verplichtingen zijn overeengekomen die volgens de definitie van artikel 7:311 van het Burgerlijk Wetboek (BW) pacht opleveren, is de wettelijke regeling van de pacht van toepassing, onverschillig of zij de toepasselijkheid van de regels hebben gewild.
4.5.
Eisers stellen dat hun ouders bij leven een agrarisch bedrijf voerden aan de [adres] te [plaats] . Na het overlijden van vader in 2012 zijn de bedrijfsactiviteiten al verminderd en ten tijde van het overlijden van moeder in november 2015 was er eigenlijk enkel op papier nog sprake van een agrarisch bedrijf. Het bedrijf bestond volgens eisers op dat moment uit 20 hectare grasland. Het gras werd al vele jaren op stam gekocht, gemaaid en afgevoerd door agrariërs in de omgeving. Er werden uiteindelijk nog twee koeien en twee kalveren gehouden. Deze zijn begin 2016 verkocht. Ook de hond heeft inmiddels een ander huis gevonden.
4.6.
Omdat er nooit sprake van is geweest dat eisers, of één hen, de agrarische onderneming zou overnemen, wilden zij de boerderij verkopen. Daartoe hebben zij een bemiddelingsovereenkomst gesloten met Sligman Rentmeesters & Makelaardij. In afwachting van verkoop hebben eisers het antikraakbureau FMT ingeschakeld, met de bedoeling om te voorkomen dat de boerderij zou worden gekraakt. Op voordracht van FMT zijn partijen met elkaar in contact gekomen.
4.7.
Onder deze omstandigheden hebben eisers, naar hun zeggen, de boerderij in afwachting van een koper tijdelijk aan gedaagden in gebruik gegeven. Daarbij zijn zij geen vergoeding overeengekomen. Gedaagden hebben ook geen vergoeding betaald voor het gebruik, niet in geld en niet in natura. Zij zouden, zo stellen eisers, slechts tijdelijk - een termijn is daarbij niet benoemd - in (een gedeelte van) de boerderij verblijven.
4.8.
Gedaagden stellen dat tussen partijen een mondelinge pacht- dan wel een bruikleenovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan zij rechtmatig in de boerderij verblijven. Partijen zijn volgens gedaagden wel degelijk een vergoeding overeengekomen van in eerste instantie € 485,-- per maand. Dat bedrag zou later, als er paarden zouden zijn ondergebracht, worden verhoogd tot € 1.150,-- per maand. Ook stellen gedaagden dat zij conform de overeenkomst met materieel van het bedrijf op naam van eisers bij derden betaalde werkzaamheden hebben verricht. Van de verdiensten zou 50% worden afgedragen aan [eiser 1] .
4.9.
Voorts zijn gedaagden van mening dat zij door het verzorgen van de nog aanwezige koeien, kalveren en de hond, en het uitmesten van de stallen, werkzaamheden hebben verricht die een tegenprestatie vormde voor hun verblijf in de boerderij.
4.10.
De voorzieningenrechter stelt vast dat gedaagden de door eisers gestelde staat, waarin het bedrijf ten tijde van het overlijden van de moeder van eisers verkeerde, niet betwisten. Evenmin betwisten zij dat zij met eisers in contact zijn gebracht via antikraakbureau FMT. Eisers staven hun voornemen tot verkoop echter met het overleggen van de bemiddelingsovereenkomst, waarin aan een makelaar de verkoopopdracht is verstrekt.
4.11.
Uit de voorgaande rechtsoverwegingen blijkt duidelijk dat van een pachtovereenkomst tussen partijen kennelijk geen sprake is, omdat eisers zo’n overeenkomst nooit hebben willen sluiten. Eisers hebben, gelet op de door hen met de makelaar gesloten overeenkomst, aannemelijk gemaakt dat zij hebben beoogd de boerderij te verkopen. Dat eisers met gedaagden in contact zijn gekomen via een antikraakbureau vormt eveneens een duidelijke aanwijzing dat eisers gedaagden uitsluitend als kraakwachten in de boerderij wilden laten wonen.
4.12.
Bovendien moet worden aangenomen dat aan twee kernvereisten voor het aannemen van een pachtovereenkomst niet is voldaan. Ten eerste is niet gebleken van het in gebruik verstrekken van de boerderij ter uitoefening van de landbouw, waarbij onder landbouw bedrijfsmatig gebruik wordt verstaan. Het houden van twee koeien, twee kalveren en een hond kan niet als zodanig worden aangemerkt. Gedaagden stellen paarden te willen gaan houden, maar enige onderbouwing van die stelling ontbreekt, en uit niets blijkt dat gedaagden voor zulk werk een opleiding hebben of daarmee enige ervaring hebben opgedaan.
4.13.
Ten tweede ontbreekt een overeengekomen tegenprestatie. Het gebruik dat gedaagden tot op heden van de boerderij hebben gemaakt valt niet aan te merken als het uitoefenen van landbouw als bedoeld in de zin van artikel 7:312 BW. Het passen op twee koeien, twee kalveren en een hond is ook geen serieuze tegenprestatie voor het bewonen van de boerderij worden beschouwd.
4.14.
Van een afgesproken geldelijke tegenprestatie blijkt niets. Gedaagden hebben niets betaald. Namens eisers is onbetwist gesteld dat volgens de voormalig advocaat van gedaagden partijen geen financiële tegenprestatie zijn overeengekomen, en dat de beweerdelijk overeengekomen tegenprestatie slechts zou bestaan uit het verzorgen van de koeien en de kalveren.
4.15.
De door [gedaagde 1] , al dan niet mede namens [gedaagde 2] , gedane beweringen missen iedere onderbouwing en bewijs, en dienen bovendien alleen al te worden gepasseerd omdat ze in het licht van de door eisers gestelde en met stukken onderbouwde feiten volstrekt ongeloofwaardig zijn. [gedaagde 1] beroept zich op één of meer door hem uitgetypte gesprekken met eisers, althans met één van hen. De gestelde geluidsopname zelf is niet overgelegd, zodat alleen al hierom niet kan worden gecontroleerd of de schriftelijke weergave ook maar bij benadering klopt.
4.16.
Hiervoor is al overwogen dat van pachtovereenkomst tussen partijen kennelijk geen sprake is. Indien en voor zover gedaagden beweren dat tussen partijen een bruikleenovereenkomst bestaat moet ook die stelling worden verworpen.
4.17.
Immers, als tussen partijen een bruikleenovereenkomst tot stand is gekomen bestaat dat contract inmiddels niet meer. Bij brief van 1 februari 2016 hebben eisers deze overeenkomst immers met inachtneming van een opzegtermijn van veertien dagen opgezegd. Hieraan is onder ten grondslag gelegd dat het eisers is gebleken dat gedaagden heimelijk en zonder toestemming van eisers eigendommen van eisers te koop aanbieden op internet.
4.18.
Gedaagden hebben desgevraagd erkend dat zij eigendommen van eisers te koop hadden aangeboden, maar zij stellen dat zij dit slechts deden om een indicatie van de waarde van de betreffende machines te krijgen met het oog op hun voornemen om de boerderij te kopen. Zij deden dat niet om die aangeboden machines ook echt te verkopen. Daarom zijn zij, aldus [gedaagde 1] , niet ingegaan op de uitgebrachte biedingen.
4.19.
Ook dit verhaal is echter hoogst ongeloofwaardig en wordt daarom gepasseerd. De waarde van een melkmachine, een freesmachine of een tractor is evident niet of nauwelijks relevant voor de bepaling van de verkoopwaarde van een boerderij waar die machines zijn gebruikt. Wil je toch de waarde van zulke machines weten, dan vraag je dat aan een taxateur.
4.20.
Het te koop aanbieden door gedaagde op Facebook van aan eisers toebehorende machines valt onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet anders te verklaren dan als een poging tot verduistering. Dat was zo onrechtmatig, dat onverwijlde opzegging van de bruikleenovereenkomst door eisers volkomen gerechtvaardigd was.
4.21.
Uit het voorgaande volgt dat gedaagden de boerderij nu zonder recht of titel de boerderij bewonen en gebruiken. Daarmee maken gedaagden een inbreuk op het eigendomsrecht van eisers, die daarom recht en belang hebben bij onverwijlde beëindiging van deze onrechtmatigheid. De vorderingen van eisers zullen dan ook worden toegewezen.
4.22.
De gevorderde dwangsom zal worden aangepast.
4.23.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen omdat de vordering niet strekt tot betaling van een geldsom.
4.24.
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 96,01
- griffierecht 288,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.200,01

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Veroordeelt gedaagden om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de boerderij en de gronden aan de [adres] , te [plaats] , kadastraal bekend Lonneker [XXXX] , te verlaten en daar niet terug te keren, op straffe van verbeurte van een dwangsom aan eisers, hoofdelijk, van € 2.500,-- per dag, met bepaling dat het totaal der te verbeuren dwangsommen een maximum van € 50.000,-- niet te boven zal gaan.
5.2.
Veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 1.200,01.
5.3.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.4.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op
18 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.type: