5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting van 23 maart 2016, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op de avond van 18 oktober 2015, mogelijk tegen 22.00 uur, heb ik op het account van mijn broer [broer verdachte] een facebookgesprek gevoerd met [zoon slachtoffer] . [zoon slachtoffer] had een facebookbericht gestuurd naar het account van mijn broer waarin hij vermeldde: “Luister wil jij mij neersteken”. In het vervolgens aan hem verzonden facebookbericht heb ik onder andere vermeld dat ik de broer ben van [broer verdachte] en dat ik wel langs zou komen bij [zoon slachtoffer] . Verder heb ik in dat gesprek vermeld dat ik onderweg ben en er met twee minuten zou zijn.
Op 18 oktober 2015 heb ik ’s-avonds, vanaf ongeveer 20.00 uur, in gezelschap van [betrokkene] , in de door hem bestuurde auto, verschillende plaatsen in Enschede bezocht. Ik was dus de gehele avond, van ongeveer 20.00 uur tot ongeveer 24.00 uur, in gezelschap van [betrokkene] .
Een proces-verbaal van bevindingen, houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Op 18 oktober 2015 omstreeks 22.20 uur, werd doorgegeven dat er een steekpartij had plaatsgevonden aan de [adres 1] te Enschede. Ter plaatse zagen wij in een portiek een man zitten met naast hem een jongen. De man zei dat hij was neergestoken met een mes. Wij hoorden dat de jongen zei dat degene die dat gedaan had “ [verdachte] ” heette van zijn achternaam en een broer zou zijn van een jongen genaamd “ [broer verdachte] ”. De jongen bleek te zijn [zoon slachtoffer] .
Aangever [slachtoffer] heeft op 18 oktober 2015, omstreeks 23.30 uur, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Ik ben zojuist neergestoken. Mijn zoon zat boven in de woning. Hij vertelde mij dat hij werd bedreigd via facebook en dat een jongen hem wilde neersteken. Ik liep met mijn zoon mee naar beneden. Toen wij voor de ingang van het flatgebouw zaten te wachten kwam er een auto aanrijden. Ik zag dat er twee jongens in zaten. De passagier stapte uit en liep op mijn zoon af. Hij was agressief en boos. Toen hij mijn zoon een duw gaf sprong ik er tussen. Op dat moment zie ik dat de jongen een mes in zijn handen heeft. Ik voelde mij opeens heel raar. Ik kreeg gelijk door dat ik was neergestoken. De bestuurder van de auto is ook uitgestapt.
De getuige [zoon slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Ik hoorde van een vriendin van mij dat tegen een ander meisje was gezegd dat het broertje van de dader van vanavond mij wilde neersteken. De jongen die dat wilde doen heet [broer verdachte] . Op een gegeven moment heb ik die [broer verdachte] een facebookbericht gestuurd met de vraag waarom hij mij wilde neersteken. Dat bericht heb ik op 18 oktober in de avond verstuurd. Ik kreeg hierop een reactie van zijn broer terug. Ik weet dat het zijn broer was omdat hij dat zei. Hij stuurde een bericht zo van: “Wat praat je ? Ik ben zijn broer. Daarna begon hij ”Waar ben je nu, ik kom naar je toe” Ik zei toen: Is goed, kom maar, [adres 1] ”. Hij vroeg naar het huisnummer. Ik schreef “ [huisnummer] ”. Ik vertelde mijn vader dat er een jongen was die mij wilde neersteken en dat zijn broer nu onderweg was naar ons huis. Ik vroeg mijn vader of hij mee wilde lopen. Toen kreeg ik een bericht van die broer met: “Ik ben er en waar blijf je ?” Tussen het bericht dat hij er aan zou komen en het bericht dat hij er was zat ongeveer 5 minuten. Ik ging samen met mijn vader naar beneden. Buiten zag ik een auto stoppen. Aan de bijrijderskant stapte een man uit die met versnelde pas naar ons toeliep en vroeg of ik [zoon slachtoffer] was. Toen ik zei dat ik dat was duwde hij mij naar achteren. Toen duwde mijn vader hem weg. Op dat moment zag ik die tweede jongen die ook uit de auto was gestapt. Nadat de broer van [broer verdachte] en de andere man weer waren ingestapt zag ik dat mijn vader was neergestoken.
Een in voormelde verklaring van de getuige [zoon slachtoffer] opgenomen opmerking van de verbalisant, houdt zakelijk weergegeven, het volgende in.
Verbalisant heeft via Google in bijzijn van de getuige op internet op de naam [verdachte] gezocht en op de foto herkende getuige de verdachte.
Een proces-verbaal betreffende het tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie, houdt zakelijk weergegeven, het volgende in.
Op 12 januari 2016 confronteerde ik als getuigenbegeleider, [zoon slachtoffer] met een fotoselectie van 10 personen. De foto’s waren doorlopend genummerd van 1 t/m 10. Terwijl de getuige naar de foto’s keek hoorde ik dat hij uit eigener beweging zei: “Hij dat was hem”. Hierbij wees de getuige naar het beeldscherm op het moment dat foto 4 wegdraaide.
Vervolgens vroeg ik aan de getuige: “Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie”
De getuige antwoordde; “Ja”. Op mijn vraag wat zijn rol bij het feit was geweest antwoordde hij: “Hij was de bestuurder van de auto”.
Ik observeerde de getuige terwijl hij naar de selectie keek. Ik nam daarbij het volgende waar.
Bij foto 4 zei de getuige: “Hij dat was hem”. Hierbij wees de getuige naar het beeldscherm.
Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mee dat in de getoonde selectie de foto van [betrokkene] op plaats 4 stond.
Een tweetal omtrent [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1974, opgemaakte geneeskundige verklaringen houden, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Steekwond in de linker-achterzijde van de borst ter hoogte van de tepel.
Hierbij is de linker long aangeprikt. Aan de beschadiging, die een scherp voorwerp in de jas heeft achterlaten, kan men afleiden dat het voorwerp evenwijdig aan de ribben is binnengedrongen in de borstwand. In principe kan een dergelijk scherp voorwerp veel schade aanbrengen aan de long en het hart. Het is ook mogelijk dat het middenrif wordt beschadigd.
Overleg met de radiologen leert dat het steekvoorwerp het lichaam is binnengedrongen in de 6e tussenruimte links aan de rugzijde van de borstkas. De geschatte lengte van het steekkanaal bedroeg volgens de radioloog ongeveer 10 cm. Bij een steekverwonding in de borstkas bestaat het risico op verwondingen van hart, bloedvaten, wervelkolom en ruggenmerg. Een steekverwonding die het hart of een groot bloedvat zoals de lichaamslagader raakt, is acuut levensbedreigend. Bij een steekverwonding die meer naar beneden is gericht, ontstaat risico op een verwonding van zowel long als middenrif en milt met mogelijk een potentieel levensbedreigende bloeding als gevolg.
De rechtbank acht op basis van vorenstaande bewijsmiddelen bewezen dat het verdachte is geweest die het slachtoffer [slachtoffer] met een mes heeft gestoken. Gelet op de inhoud van die bewijsmiddelen sluit de rechtbank de mogelijkheid uit dat een ander dan verdachte het feit heeft gepleegd. De rechtbank wordt in die overtuiging gesterkt door het feit dat [betrokkene] door [zoon slachtoffer] wordt herkend als de bestuurder van de auto en verdachte heeft aangegeven die bewuste avond, van ongeveer 20.00 uur tot ongeveer 24.00 uur, in gezelschap van [betrokkene] te zijn geweest.
Met betrekking tot het betoog van de raadsvrouw dat een motief voor verdachte ontbreekt, verwijst de rechtbank naar rapportages van de gedragsdeskundigen, waaruit onder andere blijkt dat bij verdachte sprake is van een geringe frustratietolerantie en een zwakke emotie- en agressieregulatie. Daaruit concludeert de rechtbank dat een geringe aanleiding, zoals een discussie op facebook voorafgaand aan de steekpartij, voor verdachte al reden kan zijn voor excessief gewelddadig gedrag.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit mast- en histogegevens blijkt dat verdachtes telefoon tijdens het delict de mast aan de [adres 2] heeft aangestraald, terwijl het logisch zou zijn dat zijn telefoon de mast aan [adres 3] zou hebben aangestraald op het moment dat hij op de [adres 1] zou zijn.
De rechtbank overweegt daartoe dat zij, in verband met de in het dossier ontbrekende nadere deskundige informatie dienaangaande, geen conclusies zal verbinden aan hetgeen de raadsvrouw omtrent verdachtes aanwezigheid in verband met de aanstraling op een zendmast, heeft betoogd.
Met betrekking de herkenning van verdachte op Google door de getuige [zoon slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat die herkenning als geloofwaardig kan worden aangemerkt nu die herkenning wordt ondersteund door de nauwkeurige beschrijving die genoemde getuige van verdachte heeft gegeven.
Met betrekking tot het betoog van de raadsvrouw dat de steekwond, gelet op de plaats waar die verwonding is toegebracht, niet levensbedreigend was en dat er aldus geen aanmerkelijke kans op overlijden was overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of uit het feit dat verdachte met een mes heeft gestoken in de linker-achterzijde van de borst van [slachtoffer] , voorwaardelijk opzet op de dood kan worden afgeleid, dient te worden geredeneerd vanuit deze gedraging en niet zozeer vanuit de plaats waar de verwonding is toegebracht. Laatstgenoemd aspect is evenwel relevant bij de beoordeling van de aard van verdachtes gedraging. Uit de inhoud van de geneeskundige verklaringen blijkt dat met de toegebrachte steekwond wel degelijk sprake was van een risico op acuut levensgevaar. Of verdachte nu bewust op de betreffende plaats op het lichaam van [slachtoffer] heeft gericht, of dat hij te midden van enige consternatie dan wel paniek besloot [slachtoffer] op enige plek ter hoogte van de borstkas te steken, terwijl van algemene bekendheid is dat de borstkas vitale organen omhult, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedraging op zijn minst onverschillig is geweest ten aanzien van de verwezenlijking van voornoemde aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] een levensbedreigende verwonding zou worden toegebracht. Het verweer van de raadsvrouw dat geen sprake kan zijn van een poging tot doodslag wegens ontbreken van een aanmerkelijke kans op overlijden van [slachtoffer] wordt dan ook verworpen.