ECLI:NL:RBOVE:2016:1158

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
08/760231-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens confrontatie na Facebookberichten

Op 6 april 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, wegens poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 oktober 2015 in Enschede, waar de verdachte, na een conflict via Facebook met de zoon van het slachtoffer, met een mes naar het huis van het slachtoffer is gegaan en deze in de borst heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De gedragsdeskundigen hebben geen uitspraak gedaan over de toerekenbaarheid van de verdachte, gezien zijn ontkennende houding. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag, maar niet aan poging tot moord. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn beperkte ontwikkeling en eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft besloten het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte, omdat hij op volwassen wijze een ernstig feit heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760231-15
Datum vonnis: 6 april 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg te Nijmegen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 februari 2016 en 23 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, telkens met voorbedachte raad,
-heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel
- [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel
-heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade
van het leven te beroven, genoemde [slachtoffer] met een mes althans een scherp
voorwerp in de linkerzijde van diens borst heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Enschede aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde long, heeft toegebracht
door genoemde [slachtoffer] met een mes althans een scherp voorwerp in de
linkerzijde van diens borst te steken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] met een mes althans een scherp voorwerp in de linkerzijde van diens
borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair in de tweede plaats tenlastegelegde (poging tot doodslag) wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden, toezicht van de reclassering en een (klinische) behandelverplichting voor de duur van maximaal twee jaar bij Catamaran of een vergelijkbare instelling.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1] .
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, op basis van verdachtes eigen verklaring, de verklaringen van [zoon slachtoffer] en [slachtoffer] , de verklaring van de getuige [getuige] , de naar aanleiding van de facebookberichten van het account van [broer verdachte] aan [zoon slachtoffer] te reconstrueren tijdlijn, de gehouden fotoconfrontatie, de over [slachtoffer] opgemaakte letselrapportage en het relaas van verbalisanten naar aanleiding van een incident op 17 oktober 2015, waarbij verdachte betrokken was en een kartelmes zou hebben gehanteerd, bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte concludeert tot integrale vrijspraak van het tenlastegelegde wegens gebrek aan voldoende overtuigend bewijs. Indien de rechtbank bewezen acht dat het slachtoffer door verdachte is gestoken, levert dit, naar het oordeel van de raadsvrouw, gelet op de aard en plaats van de verwonding, alsmede de verklaring van de GGD-arts, hooguit een poging tot zware mishandeling op.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting van 23 maart 2016, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op de avond van 18 oktober 2015, mogelijk tegen 22.00 uur, heb ik op het account van mijn broer [broer verdachte] een facebookgesprek gevoerd met [zoon slachtoffer] . [zoon slachtoffer] had een facebookbericht gestuurd naar het account van mijn broer waarin hij vermeldde: “Luister wil jij mij neersteken”. In het vervolgens aan hem verzonden facebookbericht heb ik onder andere vermeld dat ik de broer ben van [broer verdachte] en dat ik wel langs zou komen bij [zoon slachtoffer] . Verder heb ik in dat gesprek vermeld dat ik onderweg ben en er met twee minuten zou zijn.
Op 18 oktober 2015 heb ik ’s-avonds, vanaf ongeveer 20.00 uur, in gezelschap van [betrokkene] , in de door hem bestuurde auto, verschillende plaatsen in Enschede bezocht. Ik was dus de gehele avond, van ongeveer 20.00 uur tot ongeveer 24.00 uur, in gezelschap van [betrokkene] . [2]
Een proces-verbaal van bevindingen, houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Op 18 oktober 2015 omstreeks 22.20 uur, werd doorgegeven dat er een steekpartij had plaatsgevonden aan de [adres 1] te Enschede. Ter plaatse zagen wij in een portiek een man zitten met naast hem een jongen. De man zei dat hij was neergestoken met een mes. Wij hoorden dat de jongen zei dat degene die dat gedaan had “ [verdachte] ” heette van zijn achternaam en een broer zou zijn van een jongen genaamd “ [broer verdachte] ”. De jongen bleek te zijn [zoon slachtoffer] . [3]
Aangever [slachtoffer] heeft op 18 oktober 2015, omstreeks 23.30 uur, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Ik ben zojuist neergestoken. Mijn zoon zat boven in de woning. Hij vertelde mij dat hij werd bedreigd via facebook en dat een jongen hem wilde neersteken. Ik liep met mijn zoon mee naar beneden. Toen wij voor de ingang van het flatgebouw zaten te wachten kwam er een auto aanrijden. Ik zag dat er twee jongens in zaten. De passagier stapte uit en liep op mijn zoon af. Hij was agressief en boos. Toen hij mijn zoon een duw gaf sprong ik er tussen. Op dat moment zie ik dat de jongen een mes in zijn handen heeft. Ik voelde mij opeens heel raar. Ik kreeg gelijk door dat ik was neergestoken. De bestuurder van de auto is ook uitgestapt. [4]
De getuige [zoon slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Ik hoorde van een vriendin van mij dat tegen een ander meisje was gezegd dat het broertje van de dader van vanavond mij wilde neersteken. De jongen die dat wilde doen heet [broer verdachte] . Op een gegeven moment heb ik die [broer verdachte] een facebookbericht gestuurd met de vraag waarom hij mij wilde neersteken. Dat bericht heb ik op 18 oktober in de avond verstuurd. Ik kreeg hierop een reactie van zijn broer terug. Ik weet dat het zijn broer was omdat hij dat zei. Hij stuurde een bericht zo van: “Wat praat je ? Ik ben zijn broer. Daarna begon hij ”Waar ben je nu, ik kom naar je toe” Ik zei toen: Is goed, kom maar, [adres 1] ”. Hij vroeg naar het huisnummer. Ik schreef “ [huisnummer] ”. Ik vertelde mijn vader dat er een jongen was die mij wilde neersteken en dat zijn broer nu onderweg was naar ons huis. Ik vroeg mijn vader of hij mee wilde lopen. Toen kreeg ik een bericht van die broer met: “Ik ben er en waar blijf je ?” Tussen het bericht dat hij er aan zou komen en het bericht dat hij er was zat ongeveer 5 minuten. Ik ging samen met mijn vader naar beneden. Buiten zag ik een auto stoppen. Aan de bijrijderskant stapte een man uit die met versnelde pas naar ons toeliep en vroeg of ik [zoon slachtoffer] was. Toen ik zei dat ik dat was duwde hij mij naar achteren. Toen duwde mijn vader hem weg. Op dat moment zag ik die tweede jongen die ook uit de auto was gestapt. Nadat de broer van [broer verdachte] en de andere man weer waren ingestapt zag ik dat mijn vader was neergestoken. [5]
Een in voormelde verklaring van de getuige [zoon slachtoffer] opgenomen opmerking van de verbalisant, houdt zakelijk weergegeven, het volgende in.
Verbalisant heeft via Google in bijzijn van de getuige op internet op de naam [verdachte] gezocht en op de foto herkende getuige de verdachte. [6]
Een proces-verbaal betreffende het tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie, houdt zakelijk weergegeven, het volgende in.
Op 12 januari 2016 confronteerde ik als getuigenbegeleider, [zoon slachtoffer] met een fotoselectie van 10 personen. De foto’s waren doorlopend genummerd van 1 t/m 10. Terwijl de getuige naar de foto’s keek hoorde ik dat hij uit eigener beweging zei: “Hij dat was hem”. Hierbij wees de getuige naar het beeldscherm op het moment dat foto 4 wegdraaide.
Vervolgens vroeg ik aan de getuige: “Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie”
De getuige antwoordde; “Ja”. Op mijn vraag wat zijn rol bij het feit was geweest antwoordde hij: “Hij was de bestuurder van de auto”.
Ik observeerde de getuige terwijl hij naar de selectie keek. Ik nam daarbij het volgende waar.
Bij foto 4 zei de getuige: “Hij dat was hem”. Hierbij wees de getuige naar het beeldscherm.
Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mee dat in de getoonde selectie de foto van [betrokkene] op plaats 4 stond. [7]
Een tweetal omtrent [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1974, opgemaakte geneeskundige verklaringen houden, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Steekwond in de linker-achterzijde van de borst ter hoogte van de tepel.
Hierbij is de linker long aangeprikt. Aan de beschadiging, die een scherp voorwerp in de jas heeft achterlaten, kan men afleiden dat het voorwerp evenwijdig aan de ribben is binnengedrongen in de borstwand. In principe kan een dergelijk scherp voorwerp veel schade aanbrengen aan de long en het hart. Het is ook mogelijk dat het middenrif wordt beschadigd. [8]
Overleg met de radiologen leert dat het steekvoorwerp het lichaam is binnengedrongen in de 6e tussenruimte links aan de rugzijde van de borstkas. De geschatte lengte van het steekkanaal bedroeg volgens de radioloog ongeveer 10 cm. Bij een steekverwonding in de borstkas bestaat het risico op verwondingen van hart, bloedvaten, wervelkolom en ruggenmerg. Een steekverwonding die het hart of een groot bloedvat zoals de lichaamslagader raakt, is acuut levensbedreigend. Bij een steekverwonding die meer naar beneden is gericht, ontstaat risico op een verwonding van zowel long als middenrif en milt met mogelijk een potentieel levensbedreigende bloeding als gevolg. [9]
De rechtbank acht op basis van vorenstaande bewijsmiddelen bewezen dat het verdachte is geweest die het slachtoffer [slachtoffer] met een mes heeft gestoken. Gelet op de inhoud van die bewijsmiddelen sluit de rechtbank de mogelijkheid uit dat een ander dan verdachte het feit heeft gepleegd. De rechtbank wordt in die overtuiging gesterkt door het feit dat [betrokkene] door [zoon slachtoffer] wordt herkend als de bestuurder van de auto en verdachte heeft aangegeven die bewuste avond, van ongeveer 20.00 uur tot ongeveer 24.00 uur, in gezelschap van [betrokkene] te zijn geweest.
Met betrekking tot het betoog van de raadsvrouw dat een motief voor verdachte ontbreekt, verwijst de rechtbank naar rapportages van de gedragsdeskundigen, waaruit onder andere blijkt dat bij verdachte sprake is van een geringe frustratietolerantie en een zwakke emotie- en agressieregulatie. Daaruit concludeert de rechtbank dat een geringe aanleiding, zoals een discussie op facebook voorafgaand aan de steekpartij, voor verdachte al reden kan zijn voor excessief gewelddadig gedrag.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit mast- en histogegevens blijkt dat verdachtes telefoon tijdens het delict de mast aan de [adres 2] heeft aangestraald, terwijl het logisch zou zijn dat zijn telefoon de mast aan [adres 3] zou hebben aangestraald op het moment dat hij op de [adres 1] zou zijn.
De rechtbank overweegt daartoe dat zij, in verband met de in het dossier ontbrekende nadere deskundige informatie dienaangaande, geen conclusies zal verbinden aan hetgeen de raadsvrouw omtrent verdachtes aanwezigheid in verband met de aanstraling op een zendmast, heeft betoogd.
Met betrekking de herkenning van verdachte op Google door de getuige [zoon slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat die herkenning als geloofwaardig kan worden aangemerkt nu die herkenning wordt ondersteund door de nauwkeurige beschrijving die genoemde getuige van verdachte heeft gegeven.
Met betrekking tot het betoog van de raadsvrouw dat de steekwond, gelet op de plaats waar die verwonding is toegebracht, niet levensbedreigend was en dat er aldus geen aanmerkelijke kans op overlijden was overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of uit het feit dat verdachte met een mes heeft gestoken in de linker-achterzijde van de borst van [slachtoffer] , voorwaardelijk opzet op de dood kan worden afgeleid, dient te worden geredeneerd vanuit deze gedraging en niet zozeer vanuit de plaats waar de verwonding is toegebracht. Laatstgenoemd aspect is evenwel relevant bij de beoordeling van de aard van verdachtes gedraging. Uit de inhoud van de geneeskundige verklaringen blijkt dat met de toegebrachte steekwond wel degelijk sprake was van een risico op acuut levensgevaar. Of verdachte nu bewust op de betreffende plaats op het lichaam van [slachtoffer] heeft gericht, of dat hij te midden van enige consternatie dan wel paniek besloot [slachtoffer] op enige plek ter hoogte van de borstkas te steken, terwijl van algemene bekendheid is dat de borstkas vitale organen omhult, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedraging op zijn minst onverschillig is geweest ten aanzien van de verwezenlijking van voornoemde aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] een levensbedreigende verwonding zou worden toegebracht. Het verweer van de raadsvrouw dat geen sprake kan zijn van een poging tot doodslag wegens ontbreken van een aanmerkelijke kans op overlijden van [slachtoffer] wordt dan ook verworpen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan de verdachte primair in de eerste plaats (poging tot moord) is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair in de tweede plaats tenlastegelegde (poging tot doodslag) heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 oktober 2015 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, genoemde [slachtoffer] met een mes in de linkerzijde van diens borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 287 jo. artikel 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot doodslag

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij, na het uitwisselen van enkele berichten op facebook met [zoon slachtoffer] , zijnde de zoon van het uiteindelijke slachtoffer, zich, voorzien van een mes heeft begeven naar het adres van die [zoon slachtoffer] en daar de vader van die [zoon slachtoffer] in de borst heeft gestoken. Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de geestelijk en lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Eerdere veroordelingen ter zake van geweldsdelicten hebben verdachte er niet van weerhouden thans andermaal een gewelddadig feit te plegen. De gevolgen van verdachtes handelen hadden, blijkens de over het slachtoffer opgemaakte geneeskundige verklaringen, veel ernstiger kunnen zijn en het is niet de verdienste van de verdachte dat die gevolgen niet zijn ingetreden. Verdachte wenst, gelet op zijn ontkenning geen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn strafbaar gedrag, waarmee hij het verwerkingsproces voor het slachtoffer, op wie het feit, gelet op zijn ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, een behoorlijke indruk heeft gemaakt, in belangrijke mate bemoeilijkt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de aard en duur van de op te leggen straf, de inhoud van de door na te noemen gedragsdeskundigen en reclasseringswerker opgemaakte rapportages, alsmede de verklaringen die er terechtzitting door de reclasseringswerker V.E. Evelijn Veere en J. Sterk van de William Schrikkergroep zijn afgelegd, betrokken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op het ernstig gewelddadig gedrag van verdachte gereageerd dient te worden met een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur.
Toepassing meerderjarigen- of minderjarigenstrafrecht
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bij het opleggen van een straf en/of maatregel, met toepassing van artikel 77s Sr, het minderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast.
Zowel de kinder- en jeugdpsychiater Broekman, als de GZ-psycholoog Zászlós, adviseren toepassing van het jeugdstrafrecht waartoe zij, de rapportages in onderling verband en samenhang bezien, het volgende aanvoeren.
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en borderline trekken en de intelligentie is op zwakbegaafd niveau ontwikkeld. Hiermee samenhangend vertoont betrokkene zwakke agressieregulatie en een zorgelijke emotionele, sociale en morele ontwikkeling. Die kenmerken zijn vermoedelijk bepalend geweest voor zijn handelen en voor een grote kans op recidive zijn. De handelingsvaardigheden van betrokkene worden als beperkt ervaren. Betrokkene functioneert cognitief op verstandelijk beperkt niveau, komt door zijn onrijpe sociaal emotionele ontwikkeling jonger over dan zijn kalenderleeftijd en lijkt veelal impulsief te handelen zonder goed na te denken over de consequenties van zijn gedrag. Er zijn geen contra-indicaties wat betreft het toepassen van het jeugdstrafrecht.
Door de gedragsdeskundigen wordt, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen uitspraak gedaan over de toerekenbaarheid en zij hebben zich, gelet op die ontkennende houding, onthouden van het geven van een advies binnen welk juridisch kader het voorkomen van recidive en de bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene, gerealiseerd dienen te worden.
Door de reclasseringsweker Evelijn-Veere wordt in zijn rapportage geadviseerd om bij de afdoening van de zaak het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Hij voert daartoe onder meer aan dat hij vraagtekens plaats bij de haalbaarheid en noodzakelijkheid en noodzaak van pedagogische beïnvloeding. De problemen in de kinder-ouderrelatie moeten niet worden gezien als een afhankelijkheidsrelatie en beïnvloeding van de ouders wordt niet mogelijk geacht. Betrokkene heeft een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis, stelt zich niet begeleidbaar op en heeft gerecidiveerd terwijl hij wordt begeleid door de jeugdreclassering. Bovendien is, indien er een bewezenverklaring volgt, sprake van een toename in de ernst van het delictgedrag. Verder wordt ingeschat dat de behandeling en begeleiding ook na het 22e jaar van betrokkene doorloopt. De contra-indicaties zijn redenen om in de onderhavige zaak toepassing van het commune strafrecht te adviseren.
De reclasseringswerker heeft ter terechtzitting zijn rapportage nader toegelicht en gepersisteerd bij zijn advies.
De officier van justitie verzet zich tegen toepassing van het minderjarigenstrafrecht en baseert dat op het advies van de reclassering.
De rechtbank is van oordeel dat het meerderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast,
waartoe zij het volgende overweegt.
De rechtbank kan van de in artikel 77s Sr gegeven mogelijkheid gebruik maken, indien verdachtes persoonlijkheid of de omstandigheden waaronder hij het feit heeft begaan, daarvoor grond geeft. Over de persoonlijkheid van verdachte heeft de rechtbank zich een oordeel gevormd op basis van zijn houding ter terechtzitting, alsmede de rapporten van voornoemde psychiater en GZ-psycholoog en de reclasseringsrapportage. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit ruim achttien jaren oud. Van argumenten die maken dat verdachte ten tijde van het delict op het niveau van een minderjarige functioneerde, is de rechtbank niet gebleken. Hij heeft op volwassen wijze een zeer ernstig feit gepleegd dat hij, tegen beter in, hardnekkig ontkent. De mate van toerekenbaarheid kan weliswaar niet worden vastgesteld maar de rechtbank is wel van oordeel dat verdachte voor de bij hem aanwezige psychische problematiek behandeld moet worden. De volwassenenreclassering, die heeft aangegeven verdachte te willen begeleiden, biedt daarvoor, naar het oordeel van de rechtbank voldoende mogelijkheden. Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aansluiting dient te worden gezocht bij de rapportage van de reclassering en dat er voor toepassing van artikel 77c Sr geen grond bestaat.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het primair in de tweede plaats bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair in de tweede plaats bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. G. van Eerden en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de districtsrecherche Twente met BVH-nummer 2015508714 van 24 januari 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 maart 2016, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2015, pagina’s 15 en 16.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 19 oktober 2015, pagina 149 en 150.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [zoon slachtoffer] d.d. 19 oktober 2015, pagina’s 167 t/m 169.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [zoon slachtoffer] d.d. 19 oktober 2015, pagina 169.
7.Het proces-verbaal tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie d.d. 12 januari 2016, pagina’s 278 en 279.
8.Een geneeskundige verklaring letselbeschrijving d.d. 3 december 2015, pagina’s 212 en 213.
9.Een achter een fotomap, behorende bij forensisch onderzoek proces-verbaal 2015508714, gevoegde geneeskundige verklaring van 29 januari 2016.