5.3De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt de volgende redengevende feiten en omstandigheid vast.
Op 16 september 2014 heeft [voorzitter] , voorzitter van de Stichting Sterevenementen Haaksbergen (SSH), een “Aanvraag evenementenvergunning ingediend bij de gemeente Haaksbergen. Het te organiseren evenement behelst een show met sportieve auto’s en motoren onder de naam “Auto Motor Sportief 2014” op zondag 28 september 2014 tussen 11.00 uur en 17.00 uur, onder meer op de locatie Stationsstraat te Haaksbergen.
Op de achterzijde van pagina 8 van het aanvraagformulier van de vergunning , staat - voor zover hier van belang - onder meer vermeld: “Tijdens het evenement worden demonstraties gedaan door en/of met 1500 pk Monstertruck”.
Blijkens het register van de kamer van Koophandel heeft de SSH tot doel het organiseren van congressen en beurzen en het bevorderen van het organiseren van evenementen, dit alles ter promotie van de gemeente Haaksbergen.
Op 24 september 2014 is door de gemeente Haaksbergen aan de SSH een vergunning c.q. ontheffing verleend voor genoemd evenement Auto Motor Sportief op 28 september 2014. Aan deze vergunning werden de volgende voorwaarden verbonden:
- ten tijde van het evenement moeten blus- en hulpverleningsvoertuigen altijd tot op 40 meter objecten in de directe nabijheid kunnen benaderen;
- opstelling van tenten of andere tijdelijke bouwsel(s) dienen zodanig te zijn dat een vrije doorgang wordt gegarandeerd voor hulpverleningsvoertuigen, waarbij een doorgang van 4 meter breed en 4 meter hoog vrij moet blijven en worden gehouden;
- alle brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen op en nabij de locatie van het evenement dienen altijd voor brandweervoertuigen bereikbaar te zijn en zichtbaar en wel zodanig dat hiervan onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt;
- rond een ondergrondse brandkraan dient een obstakelvrije ruimte met een diameter van 1,80 meter aanwezig te zijn. hetzelfde geldt voor de aansluitpunten van droge blusleidingen;
- er dient gebruik te worden gemaakt van een milieumat, dit om verontreiniging ten gevolge van lekkage van voertuigen te voorkomen. Er mogen geen vloeistoffen in het rioolstelsel terecht komen;
- tijdens het evenement dienen tenminste 2 E.H.B.O.-ers aanwezig te zijn;
- tijdens het evenement moet er minimaal de beschikking zijn over 4 poederblussers, voorzien van een geldig keurmerk, met een minimale inhoud van 6 kg blusstof;
- de organisator moet de aanwonenden van het evenemententerrein minimaal één dag voorafgaand aan het evenement in kennis stellen van de festiviteiten;
- er dienen voldoende maatregelen te worden getroffen ter bevordering van de veiligheid van de bezoekers van de stuntshow; hiertoe dient een deugdelijke voorziening te zijn getroffen (dranghekken). Deze dranghekken dienen te zorgen dat het publiek op een afstand komt te staan van tenminste 10 meter.
En voorts:
Zowel de aanvrager van de vergunning als de bezoekers aan het evenement en de personen die anderszins bij de evenementen zijn betrokken worden door deze vergunning/ontheffing in geen enkel opzicht ontheven van hun wettelijke aansprakelijkheid voor ongevallen en andere schadegevallen, dan wel in het algemeen van hun aansprakelijkheid ten aanzien van de naleving van enig wettelijk voorschrift.
Op zondag 28 september 2014 omstreeks 15.59 uur kwamen bij de Regionale meldkamer te Hengelo meldingen binnen dat er een zeer ernstig ongeval had plaatsgevonden op de Stationsstraat te Haaksbergen. Hierbij zou een zogenaamde monstertruck over een aantal autowrakken zijn gereden en daarbij door nog onbekende oorzaak door de afzetting in het publiek zijn gereden.
Naar de oorzaak van het ongeval is uitgebreid technisch onderzoek gedaan, welk onderzoek door de rechtbank als volgt wordt samengevat. Voor zover dat bij de hierna op te nemen bewijsoverwegingen nodig mocht blijken te zijn, zal de rechtbank bij te beoordelen technische aspecten met betrekking tot het ongeval, deze samenvatting als uitgangspunt nemen.
Bevindingen onderzoek monstertruck
Afmetingen terrein
Allereerst is het terrein waar de demonstratie met de monstertruck plaatsvond, na het ongeval opgemeten. Het afgezette gebied op de parkeerplaats had een enigszins driehoekige vorm met één afgesneden hoek. De lengte van de parkeerplaats, evenwijdig aan de gevel van de Jumbo, bedroeg zo’n 66 meter. De grootste breedte van de parkeerplaats evenwijdig aan het ABN/AMRO gebouw, bedroeg zo’n 51 meter. Aan de andere zijde van de parkeerplaats liep de breedte terug tot zo’n 26 meter.
De afstand van het laatste autowrak naar het publiek was 29,96 meter, rechtdoor gemeten. De afstand van het laatste autowrak naar het publiek aan de kant van de ABN/AMRO, daar waar de monstertruck is geëindigd, was 17,44 meter. Er zijn ook afstanden gemeten vanaf de voorkant van de monstertruck op het moment dat deze na de stunt weer met vier wielen op de grond stond. Dit moment wordt in het gehele onderzoek “het moment van voertuigcontrole” genoemd. De langste afstand vanaf de voorkant van de monstertruck op het moment van voertuigcontrole tot het publiek was 19,74 meter. Wanneer de monstertruck rechtdoor was gereden, was de afstand tot aan het publiek 14,07 meter. De gemeten daadwerkelijk afgelegde afstand van de monstertruck vanaf het moment van voertuigcontrole tot aan het dranghek bedroeg 13,5 meter.
Monstertruck
Er hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden naar de technischer staat van de monstertruck. Tijdens het eerste statisch onderzoek werden aan de werking van diverse onderdelen geen gebreken aan het voertuig gevonden. Wel werden drie stukjes doorzichtig kunststof gevonden op de bodemplaat van het bestuurderscompartiment en werden er barsten waargenomen in de kunststofplaat achter het gas- en rempedaal.
Er is voorts nader onderzoek gedaan met als doel om, onder meer door middel van rijtesten, rijgegevens vast te stellen van de monstertruck zoals de remvertraging, de draaicirkel en het rijgedrag, alsmede om vast te stellen of het voertuig bepaalde gebreken had die zich bij het
rijden zouden openbaren. Daarnaast had dit onderzoek ten doel vast te stellen of de benodigde rijbewegingen van de monstertruck pasten op de parkeerplaats. Er is een 3D scan
gemaakt van de monstertruck en de chauffeur, er is een uitgebreide analyse gemaakt door het NFI van het verkregen beeldmateriaal en er heeft een geluidsanalyse plaatsgevonden.
Gebleken is dat verdachte wanneer hij als bestuurder in de niet bewegende monstertruck zat en over de motorkap recht voor zich uit keek, hij op een afstand van ruim 30 meter voor de monstertruck het wegdek kon zien, het wegdek dichterbij kon hij niet zien.
Uit de onderzoeken zijn de volgende mogelijke scenario’s bekend geworden die afzonderlijk of gecombineerd een rol hebben kunnen spelen bij of kunnen hebben geleid tot het ongeval, namelijk:
- het niet functioneren achterwielbesturing
- het abusievelijk naast de rem trappen
- het gas dat blijft hangen.
De volgende bevindingen zijn hierbij van belang.
De noodstop in de cabine functioneerde volledig naar behoren. De noodstop op de achterzijde van de monstertruck niet. Niet is gebleken van enig disfunctioneren van het gaspedaal. De stuurinrichting heeft naar behoren kunnen functioneren.
De totale tijd vanaf het moment dat de monstertruck van de autowrakken is afgereden, het moment van voertuigcontrole, tot het moment dat het voertuig zich juist met zijn rechter voorwiel voor de dranghekken bevond, bedroeg: 1,88 seconden.
Scenario: het niet functioneren van de achterwielbesturing
Er zijn twee draaicirkels berekend van de monstertruck. Met alleen ingestuurde voorwielen bleef er in het gunstigste geval een ruimte over van 20 centimeter tussen de truckband en het publiek. Met alle wielen ingestuurd bleef in het gunstigste geval er circa 3,3 meter ruimte over tussen de truckband en het publiek.
Op één van de onderzoeksdagen bleek dat de achterwielbesturing het ene moment wel functioneerde en op het andere moment niet vanwege een deels loszittende aansluiting van de stroomkabel. Deze loszittende aansluiting is pas op de tweede testdag geconstateerd. Het moment van het ontstaan van dit gebrek was niet vast te stellen.
Op de filmbeelden van de beide opwarmrondes is duidelijk waarneembaar dat regelmatig de achterwielbesturing werd ingeschakeld. Op de filmbeelden is te zien dat na de stunt de achterwielen niet zijn ingestuurd.
Scenario: het gas dat blijft hangen
Bij het onderzoek is een stukje glas op het luchtfilter gevonden. Een mogelijk scenario zou kunnen zijn dat dit stukje glas tussen de gasklep is komen te zitten, waardoor de gasklep niet geheel kon sluiten. Hier is nader onderzoek naar gedaan. Gebleken is dat het onbelaste toerental van de motor circa 5500 omwentelingen moet zijn om de vastgestelde gasklepopening van 4.4 mm (grootte glas) te benaderen. Dit correspondeert met een snelheid van 45 km/u. Vast staat dat de hoogst gemeten snelheid 28,5 km/u bedroeg. In het aanvullende onderzoek van het NFI van 29 februari 2016 wordt geconcludeerd dat het luchtfilter een beschadiging vertoonde, maar dat niet aannemelijk is dat het stukje glas door die beschadiging naar binnen is gezogen. Meer voor de hand ligt dat het stukje glas door één van de kogelkranen is aangezogen, of na onderhoud is achtergebleven. Het feit dat het stukje glas op het rooster is aangetroffen wil niet zeggen dat het daadwerkelijk vast heeft gezeten tussen de gaskleppen. Hier is geen nader onderzoek naar gedaan, nu het klemraken van het stukje glas tussen gaskleppen een toevalligheid is en hierdoor niet te reproduceren. Het is volgens het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) niet mogelijk dat het stukje glas via het luchtfilter in het inlaatkanaal is gekomen. Wel mogelijk via de kogelkraan. Het is echter niet uit te sluiten dat het glasdeeltje al op het rooster boven de compressor was (ruim) voorafgaande aan het evenement in Haaksbergen.
Uit de geluidsanalyse van het NFI valt op te maken dat er, voor zover hier relevant, twee keer kort gas werd gegeven: op de autowrakken en op het moment dat de monstertruck juist van de wrakken is afgereden.
Juridisch kader
Aan de verdachte is onder 1 overtreding van artikel 307 Sr en onder 2 overtreding van artikel 308 Sr ten laste gelegd, respectievelijk het culpoos veroorzaken van de dood van- of (zwaar) letsel bij een ander. Voor het aannemen van schuld als delictsbestanddeel in deze artikelen moet het telkens gaan om een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De dader moest anders handelen (vermijdbaarheid) en kon ook anders handelen (verwijtbaarheid). Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Als maatstaf voor de vraag of er sprake is van culpoze aansprakelijkheid en daarmee van een “aanmerkelijke” normoverschrijding geldt de “mens in het algemeen”, zij het dat de standaard waartegen gedrag wordt afgemeten daarnaast bovendien mede wordt bepaald door de zogenaamde “Garantenstellung”, waarbij van personen of instanties in een bepaalde hoedanigheid een bijzondere zorgplicht mag worden verwacht.
Voorts dient komen vast te staan of tussen de gemaakte fout en de dood respectievelijk het letsel voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat, terwijl tot slot voor culpoze strafbaarheid de voorzienbaarheid nog steeds als een voorwaarde geldt.
Nu, zoals gezegd, de vraag of sprake is van een min of meer grove dan wel aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 307 en 308 Sr, mede wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, zal de rechtbank in de eerste plaats dienen vast te stellen of en zo ja, welke in dat verband aan de verdachte ten laste gelegde gedragingen bewezen kunnen worden verklaard.
Als vaststaand en niet betwist kan worden aangenomen dat de SSH op 28 september 2014 te Haaksbergen het evenement Auto Motor Sportief heeft georganiseerd en in het kader daarvan het bedrijf [stuntbedrijf] in de persoon van [medeverdachte] heeft gecontracteerd om een demonstratie uit te voeren waarbij met een monstertruck over stilstaande autowrakken werd gereden, bij de uitvoering waarvan dit voertuig het publiek is ingereden.
Risico’s demonstratie
De rechtbank zal in dit verband allereerst dienen vast te stellen of verdachte heeft nagelaten zich voorafgaande aan deze demonstratie te vergewissen van de risico’s die aan deze demonstratie waren verbonden.
In dat verband stelt de rechtbank vast dat de getuige [bestuurslid] bij de politie onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat hij als bestuurslid van SSH betrokken was bij het organiseren van het evenement Auto Motor Sportief. Dat hij in maart 2014 op internet is gaan zoeken naar een bedrijf dat een monstertruck had. Dat hij toen een bedrijf heeft gebeld en een kostenplaatje heeft opgevraagd, waarna door het bestuur werd besloten met dat bedrijf verder te gaan. Dat hij daarop contact heeft gehad met [vrouw medeverdachte] over de monstertruck en haar een afbeelding - afkomstig van Google Earth - heeft gestuurd van de parkeerplaats waar zij het evenement wilden houden. Dat de reservering door dat bedrijf eind juni 2014 bevestigd is. Dat hij rond 20 september 2014 met [vrouw medeverdachte] heeft gebeld en heeft gevraagd wat er nog voor het evenement moest worden geregeld, waarop [vrouw medeverdachte] te kennen gaf dat er voor vijf of zes autowrakken moest worden gezorgd. De ruiten en motoren moesten uit de wrakken verwijderd zijn en van twee wrakken moesten de wielen gedemonteerd zijn moest. Het terrein moest met drangheken worden afgezet. Over details van de dranghekken en de plaats waar deze moesten staan, werd niet gesproken. Dat de chauffeur of iemand van het team het parkeerterrein voor de zondag ook niet heeft bekeken. Dat men hem een overeenkomst heeft toegestuurd die hij heeft getekend en op de dag van het evenement aan [vrouw medeverdachte] heeft gegeven. Dat in de overeenkomst stond dat de stichting er verantwoordelijk voor was dat het publiek achter de dranghekken zou blijven en dat er niets in stond over de daarbij in acht te nemen afstand. Dat de stichting dat op dat moment niet heeft gemist. Dat hij de stellige indruk had dat zij met een professioneel en gerenommeerd team te maken hadden dat wel wist hoe dit georganiseerd moest worden. Dat hij ervan uitging dat zij met hun kennis en ervaring wel een goede inschatting konden maken. Dat hij niet bekend was met de regels die gelden voor de inzet van een dergelijke monstertruck. Dat hij niet heeft opgemeten op welke afstand de dranghekken stonden. Dat hij de inhoud van de vergunning niet kent en dus niet weet op grond waarvan er een ruimte van tien meter moest worden aangehouden. Dat hij niet exact op de hoogte was hoe de stunt er van minuut tot minuut uit zou zien. Dat hij ’s morgens overleg had met [medeverdachte] over wat er allemaal was en hoe hij dat ging doen en dat er daarvoor geen overleg is geweest. Dat hij pas na het incident filmpjes over de monstertruck heeft gezien. Dat er voor zondagochtend niet is gesproken over de veiligheidsaspecten van de stunt. Dat zij in verband met de veiligheid rondom stunts alleen de situatie ter plekke hebben bekeken. Dat hij geen idee heeft waarom de rijrichting niet in de vergunningsaanvraag van 2014 is meegenomen. Dat hij geen idee had of [medeverdachte] van die tien meter af wist, dat hij daar niet met hem over heeft gesproken.
De getuige [voorzitter] heeft bij de politie onder meer - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij voorzitter is van de Stichting Sterevenementen Haaksbergen die het evenement Auto Motor Sportief organiseerde. Dat er meestal aan het eind van de middag als afsluiter een stunt was en dat het dit jaar de monstertruck was. Dat de stunts altijd op het plein voor de Jumbo worden gedaan. Dat de opdrachtgever voor de stunt met de monstertruck dus de Stichting Sterevenemenenten Haaksbergen was. Dat hij überhaupt niet op de hoogte was of er specifieke regels golden voor zo’n monstertruck. Hij alleen de algemene regels voor evenementen kent. Dat als niemand weet dat er wel regels en voorschriften zijn, je ook niet op zoek gaat. Hij geen idee had dat er regels waren. Dat de drankhekken er stonden om het publiek tegen te houden, niet om de auto tegen te houden. Dat hij wel heeft begrepen dat
er geen publiek mocht staan in de rijrichting van de truck. Dat hij niet weet of dat alle regels waren en dat er ongetwijfeld meer zullen zijn. Dat [bestuurslid] de gesprekken met het bedrijf [stuntbedrijf] heeft gevoerd. Dat hij de aanvraag voor de vergunning heeft ingevuld en op de 16e heeft ingeleverd. Dat het enige wat hij wist was dat de monstertruck over wrakken zou rijden. Bij de enveloppen die in zijn postvak lagen een enveloppe lag met daarin de vergunning. Dat de aanvullende aanvraag voor AMS 2014 in september 2014 is ingediend. Dat de stuntshow apart moest worden aangevraagd. Hij niet weet of er vóór deze aanvraag specifiek over AMS 2014 is gesproken. Het geen schoonheidsprijs verdient dat het poststuk met de vergunning AMS 2014 nog ongeopend in zijn postvak lag. Hij druk was en daar nog niet aan toe was gekomen. Hij er ook van uitging dat de vergunning hetzelfde zou zijn als andere jaren. Dat in de vergunning was opgenomen dat het publiek achter dranghekken moest staan op een afstand van tien meter. Dat hij de vergunning niet had gezien voor of tijdens het evenement. Hij op de vergunningsaanvraag AMS van 2013 zelf geschreven had dat er geen stunts zouden worden uitgevoerd in de rijrichting van het publiek omdat het stuntteam van vorig jaar aangaf dat het doorrollen van auto’s nogal ongecontroleerd kon gaan en dat er daarom geen publiek mocht staan inde rijrichting van de stunts. Dat het stuntteam dit jaar niets had aangegeven over de rijrichting, en er daarom dit jaar niets in de aanvraag was opgenomen. Dat hij geen idee had wat de bedoeling was en dat volgens hem de truck gewoon rechtdoor had moeten gaan. Hij weet dat de draaicirkel van de truck heel kort is, maar dat daar volgens hem geen rekening mee is gehouden
Communicatie aangaande vergunning met gemeente
In dit verband ligt de vraag voor of verdachte de gemeente als vergunningverlener in voldoende mate op de hoogte heeft gebracht van de precieze inhoud van de stunt met de monstertruck. Zoals hiervoor al vermeld heeft de kennisgeving door de Stichting Sterevenementen Haaksbergen aan de gemeente in dat verband bestaan in de door de voorzitter op de achterzijde van pagina 8 van de vergunningsaanvraag vermelde aantekening “1500 pk Monstertruck”. Verdere bijzonderheden zijn daarbij niet vermeld. In zijn verhoor als getuige bij de politie heeft de voorzitter [voorzitter] ook verklaard dat in zijn herinnering hij het woord “monstertruck” niet heeft genoemd richting de heer [medewerker gemeente] of iemand van de gemeente.
De getuige [medewerker gemeente] heeft dienaangaande bij de politie - zakelijk weergegeven- verklaard dat er bij de aanvraag van de vergunning geen draaiboek of calamiteitenplan is opgesteld of als bijlage ingediend.
Beperkte ruimte
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de ruimte voor een veilige afwikkeling van deze manoeuvre te beperkt was. De rechtbank verwijst in dit verband in de eerste plaats naar de door haar hiervoor in de onder
Bevindingen deelonderzoek monstertruck opgenomen feiten en omstandigheden. Daaruit blijkt dat het afgezette gebied op de parkeerplaats een enigszins driehoekige vorm met één afgesneden hoek had en dat de lengte van de parkeerplaats, evenwijdig aan de gevel van de Jumbo, zo’n 66 meter bedroeg.
De grootste breedte van de parkeerplaats evenwijdig aan het ABN/AMRO gebouw, bedroeg zo’n 51 meter. Aan de andere zijde van de parkeerplaats liep de breedte terug tot zo’n 26 meter.
De afstand van het laatste autowrak naar het publiek was 29,96 meter, rechtdoor gemeten. De afstand van het laatste autowrak naar het publiek aan de kant van de ABN AMRO, daar waar de monstertruck is geëindigd, was 17,44 meter. Er zijn ook afstanden gemeten vanaf de voorkant van de monstertruck op het moment dat deze na de stunt weer met vier wielen op de grond stond. Dit moment wordt in het gehele onderzoek het moment van voertuigcontrole genoemd. De langste afstand vanaf de voorkant van de monstertruck op het moment van voertuigcontrole tot het publiek was 19,74 meter. Wanneer de monstertruck rechtdoor was gereden, was de afstand tot aan het publiek 14,07 meter. De gemeten daadwerkelijk afgelegde afstand van de monstertruck vanaf het moment van voertuigcontrole tot aan het dranghek bedroeg 13,5 meter.
Verder blijkt uit het door de Dienst Landelijker Operationele Samenwerking Landelijk Forensisch Service Centrum, Expertteam Visualisaties en Reconstructies opgemaakte proces-verbaal en de daarvan deel uitmakende foto’s zoals weergegeven op pagina’s 1850 en 1851 betreffende de afstand tussen de monstertruck en het publiek, dat verdachte tijdens de testronden op een afstand van 2,5 tot 3 meter langs het achter de dranghekken opgestelde publiek rijdt. Voorts blijkt uit dit proces-verbaal dat de afstand van de truck vanaf het moment van voertuigcontrole - zijnde het moment waarop de truck van de wrakken afkomt en met alle wielen op de grond staat - tot het publiek 13,5 meter bedraagt.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de ruimte te beperkt was voor een veilige afwikkeling van de door verdachte uitgevoerde stunt ook de verklaringen die ter plaatse aanwezige getuigen hebben afgelegd omtrent de rijwijze van verdachte in relatie tot de geringe omvang van het parkeerterrein waarop de show plaatsvond.
De getuige [slachtoffer 11] heeft in dit verband - zakelijk weergegeven -verklaard dat de monstertruck startte en de chauffeur tijdens de proefronde stoer ging doen door o.a. veel gas te geven vooral in de bocht en vrij dicht langs het publiek te rijden. Dat, als hij zijn hand had uitgestoken, hij de monstertruck praktisch kon aanraken.
De getuige [slachtoffer 12] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij de speaker hoorde zeggen dat eigenlijk de ruimte te klein was voor een monstertruck en dat haar verder opviel op dat de monstertruck weer accelereerde nadat hij over de wrakken was gereden in plaats van te remmen.
Rijrichting
Dat de rijrichting van de stunt in de richting van het publiek heeft plaatsgevonden kan aan de hand van de zich in het dossier bevindende situatiefoto’s naar het oordeel van de rechtbank evident worden vastgesteld. Op die foto’s is duidelijk te zien dat de autowrakken waar de monstertruck over heen zou rijden stonden opgesteld in een rechte lijn richting het zich rondom het gehele terrein opgestelde publiek.
Op grond van het bovenstaande - in onderling verband en samenhang bezien - kan naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate worden vastgesteld dat verdachte in haar hoedanigheid van organisator van het evenement Auto Motor Sportief op 28 september 2014 te Haaksbergen, voorafgaand aan de demonstratie waarbij met een monstertruck over stilstaande autowrakken werd gereden, heeft nagelaten zich te vergewissen van de risico’s en er onvoldoende zorg voor heeft gedragen dat de gemeente als vergunning verlenende instantie op de hoogte was van de precieze inhoud van de demonstratie met de monstertruck.
Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van voormelde vaststelling worden geconcludeerd dat verdachte deze demonstratie heeft laten uitvoeren op een ruimte welke te beperkt was voor een veilige afwikkeling van de stunt en dat zij heeft nagelaten te voorkomen dat de demonstratie in de richting van het publiek zou plaatsvinden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze door haar vastgestelde feitelijke gedragingen dan wel het nalaten c.q. niet in acht nemen van de daarmee samenhangende veiligheidsvoorschriften, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft, als bedoeld in artikel 307 respectievelijk artikel 308 Sr, aan de dood van drie personen en doen ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij tientallen anderen.
Aan het gedrag van de verdachte zijn in dit verband naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak hogere eisen te stellen dan de gemiddelde mens, nu de Stichting Sterevenementen Haaksbergen vanuit haar toezichthoudende en/of controlerende hoedanigheid als organisator was belast met het houden van toezicht op de gedragingen van deelnemers en publiek en de naleving van voorschriften, al helemaal in samenhang met de zorgplicht voor het publiek in geval van nalatigheid en calamiteiten.
Volgens vaste rechtspraak kan van degene die een situatie in het leven roept of laat voortbestaan die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, onder omstandigheden worden gevergd dat hij met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt. In dat kader moet worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee bij niet-inachtneming van die vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht dat daaruit ongevallen ontstaan. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij een evenement zoals dat op 28 september 2014 in Haaksbergen werd gehouden in de regel veel publiek aanwezig is. De stichting had, zoals gezegd, als organisator van dit evenement - meer dan de gemiddelde burger - de zorgplicht om zich constant bewust te zijn van de gevaren die het rijden met een voertuig van ruim 4000 kilo en een motorvermogen van 1500 pk met zich meebrengt. In het kader van die zorgplicht heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de te betrachten veiligheid niet alle zorgvuldigheidseisen in acht genomen om een ongeval - zoals zich dat heeft voorgedaan - te voorkomen. Van verdachte mocht en kon worden verwacht dat zij vanuit de op haar rustende bijzondere zorgplicht:
- voorafgaand aan het evenement gedegen onderzoek zou verrichten naar de precieze uitvoering van de stunt met de monstertruck en daartoe navraag zou doen bij de bestuurder, teneinde een adequate risico-inschatting te kunnen maken omtrent de in acht te nemen veiligheidswaarborgen voor het aanwezige publiek. Een en ander klemt temeer nu verdachte, blijkens de verklaring van haar voorzitter, zich wel degelijk realiseerde dat eerder door haar georganiseerde evenementen een gevaarzettend karakter droegen.
- in het kader van voormelde risico-inschatting een veiligheidsplan zou opstellen met daarin op te nemen - geschreven dan wel ongeschreven - specifieke veiligheidsregels teneinde het evenement op een voor het aanwezige publiek zo veilig mogelijke manier te doen plaatsvinden;
- de aldus door haar vergaarde informatie en gegevens - overeenkomstig de in artikel
4:2 lid 2 Algemene wet bestuursrecht vastgelegde verplichting - zo gedetailleerd mogelijk bij de aanvraag van de vergunning aan te leveren bij de gemeente, opdat daarmee bij de beoordeling van de aanvraag en in het verlengde daarvan bij de in de vergunning op te nemen veiligheidsaspecten met betrekking tot onder meer de (beperkte) ruimte van het terrein en in dat verband een verantwoorde opstelling van het publiek, rekening kon worden gehouden. De omstandigheid dat het publiek overeenkomstig de vergunning op een afstand van tien meter achter dranghekken stond opgesteld, heeft naar het oordeel van de rechtbank in dat kader niet te gelden als een afdoende maatregel om de veiligheid van het publiek te garanderen, nu deze was overgenomen uit de vergunning van het evenement uit 2013, waarbij echter in tegenstelling tot de stunt met de monstertruck slechts sprake was van een statische en niet in de richting van het publiek uitgevoerde stunt.
- verdachte kennis zou nemen van de uiteindelijk door de gemeente in de vergunning opgenomen eisen om de veiligheid van bezoekers en deelnemers aan het evenement te waarborgen en daar vervolgens uitvoering aan te kunnen geven. De rechtbank heeft echter moeten vaststellen dat verdachte de enveloppe met de vergunning niet heeft geopend en dus in het geheel geen kennis heeft genomen van de vergunning, welk nonchalant en nalatig gedrag ook bij de uiteindelijke beoordeling van de schuldvraag mede in aanmerking dient te worden genomen.
Op verdachte rustte dus een bijzondere zorgplicht om de veiligheid van de toeschouwers te waarborgen en daarvoor een zodanige veiligheidsprocedure op het evenement af te stemmen dat eventueel bij de stunt optredende calamiteiten en de daarmee gepaard gaande kans op ongevallen zo veel mogelijk worden gereduceerd. Verdachte heeft niet, althans niet in voldoende mate aan bovengenoemde verplichtingen voldaan en heeft zich uitsluitend, althans in te sterke mate laten leiden door de door haar veronderstelde professionaliteit van het door haar ingehuurde stuntbedrijf. Hiermee heeft verdachte haar zorgplicht laakbaar verwijtbaar veronachtzaamd en daardoor naar het oordeel van de rechtbank een onaanvaardbaar en haar toe te rekenen risico genomen wat betreft haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het publiek op het door haar georganiseerde evenement. Verdachte had de gevolgen welke zich door haar nalatigheid hebben geopenbaard kunnen en moeten voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet aan de door haar in acht te nemen zorgvuldigheidsnormen in de vorm van het laten uitvoeren van de stunt op een plek waar de ruimte voor een veilige afwikkeling te gering was en het niet voorkomen dat de rijrichting van de monstertruck richting publiek zou zijn, heeft voldaan. Naar uit het onderzoek ter zitting is gebleken heeft verdachte verzuimd zelfstandig informatie te vergaren en deze vervolgens te delen met de vergunningverlenende instantie omtrent de wijze waarop de stunt met de monstertruck zou worden uitgevoerd. Verdachte is er van uitgegaan met een professioneel stuntbedrijf van doen te hebben en heeft daar eigen zeggen volledig op vertrouwd zonder zich actief te vergewissen omtrent de reputatie van het bedrijf, bijvoorbeeld door bij andere gemeentes informatie op te vragen over het verloop van eerdere shows aldaar.
Er zijn noch in de periode voorafgaand aan de stunt met de monstertruck noch tijdens de briefing op de dag van de stunt zelf, door verdachte met de uitvoerder van de stunt concrete afspraken gemaakt met betrekking tot de in acht te nemen veiligheidswaarborgen.
Zo heeft eerdergenoemde bestuurder [voorzitter] in dat verband - zakelijk weergegeven - verklaard dat het stuntteam had te kennen gegeven dat ze het veilig zouden doen en dat ze het alleen maar doen als het veilig kan en dat ze het anders niet doen. Dat het stuntteam verder niets heeft te kennen gegeven over bijvoorbeeld de rijrichting en dat om die reden daarover dit jaar niets in de aanvraag was opgenomen. Ook heeft [voorzitter] op de hem gestelde vraag verklaard of rekening was gehouden met de afstand tot het publiek bij de draaicirkel na het springen, verklaard dat hij geen idee had wat de bedoeling was en dat met de draaicirkel van de truck volgens hem mij geen rekening is gehouden. Dat hij niet wist welke rijrichting de monstertruck zou nemen. Dat zij wel contact van tevoren hebben gehad, maar dat dat niet ging over de rijrichting.
Het bestuurslid [bestuurslid] heeft
- zakelijk weergegeven - verklaard dat ze vaker stunts op dat plein hadden en wisten dat er dranghekken moesten staan. Hij ’s morgens overleg heeft gehad met [medeverdachte] over wat er allemaal was en hoe hij dat ging doen. Dat er daarvoor geen overleg is geweest. Dat er wel allerlei filmpjes te zien waren over de monstertruck, maar dat hij die eigenlijk pas na het incident voor het eerst had gezien. Dat er voor zondagochtend niet is gesproken over veiligheidsaspecten van de stunt. Ze het ook over de ruimte hebben gehad en [medeverdachte] zei dat het allemaal voldoende was. Zij op dat moment op het terrein stonden.
Op de hem gestelde vraag wie er verantwoordelijk was voor de veiligheid rondom de stunts,
antwoordde de getuige: dat zij als organisatie daar een verantwoording hebben, maar dat hij zich ook zo kan voorstellen dat je als stuntman daar ook een grote verantwoording in hebt. Dat daar niet over is gesproken, maar dat in de overeenkomst wel staat dat hij de veiligheid van het publiek garandeert.
Verdachte heeft kortom eenvoudig genoegen genomen met de geringe interesse die het stuntbedrijf toonde voor het verkrijgen en delen van informatie over een veilige uitvoering van de stunt en heeft zelf geen stappen gezet ter bevordering van de veiligheid.
Door als opdrachtgever naar de uitvoerder te wijzen ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de hen verweten gedragingen en zelf geen, althans geen afdoende maatregelen te treffen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank mede het risico aanvaard dat de verboden gedraging zich zou voordoen. De algemene zorgplicht houdt naar het oordeel van de rechtbank niet op bij het met dranghekken afbakenen van het terrein, nu deze dranghekken zonder aanvullende maatregelen naar hun aard volkomen ongeschikt zijn om een voertuig van 4000 kg tegen te houden.
Verdachte had als organiserende stichting voor de aanvang van de stunt het terrein moeten controleren op de veiligheid voor anderen en door dat na te laten is zij ernstig tekort geschoten in de mede door haar te beschermen belangen te weten de veiligheid van de bezoekers van het evenement.
De rechtbank stelt vast dat de geschonden zorgvuldigheidsnormen in de vorm van het laten uitvoeren van de stunt op een plek waar de ruimte voor een veilige afwikkeling te gering was en het niet voorkomen dat de rijrichting van de monstertruck richting het publiek zou zijn, ook normen zijn die daadwerkelijk dienden ter voorkoming van de ontstane ongewenste gevolgen (dood en letsel). Hierbij is in casu sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van de verschillende betrokkenen. Het verlenen van de vergunning disculpeert verdachte niet en ontslaat haar evenmin van haar verplichtingen ten aanzien van de veiligheid voor het publiek. Geenszins is gebleken dat de stichting niet in staat was zich aan die zorgvuldigheidsnorm te conformeren. In dat licht bezien is de verdachte in aanzienlijke mate achtergebleven bij de van haar te verwachten gedragsstandaard in deze situatie. De verdachte had als organisator van dit type evenementen de risico’s zonder meer moeten erkennen en daarop de vereiste maatregelen moeten nemen. De nalatigheid was daarmee zowel vermijdbaar als verwijtbaar.
De rechtbank acht dit alles in aanmerking nemende, anders dan door de verdediging is bepleit, wettig en overtuigend bewezen dat het handelen en nalaten van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig moet worden aangemerkt, opleverende schuld in de zin van artikel 307 en 308 sr.
Causaliteit
Hiermee staat echter nog niet zonder meer vast dat de verdachte ook culpoos dood en letsel bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. Dit houdt verband met het volgende.
Schuld en causaliteit kunnen niet los worden gezien van elkaar. Er moet sprake zijn van een causaal verband tussen het schenden van de zorgvuldigheidsnorm en de dood of het letsel van de slachtoffers (het zogenaamde “schuldverband”). De onderhavige zaak kent als bijzonder kenmerk dat de directe aanleiding van het ongeval is dat de andere verdachte (de bestuurder van de monstertruck) degene is geweest die feitelijk met de slachtoffers in botsing is gekomen, welk contact tot de dood dan wel het letsel heeft geleid. Dientengevolge is bij de rechtbank de vraag gerezen of wel sprake is van het vereiste causaal verband tussen de schending van de zorgplicht door de verdachte (SSH) en de dood/(zwaar) letsel van de slachtoffers.
Uit de rechtspraak komt reeds naar voren dat de causaliteitsketen niet zonder meer wordt doorbroken wanneer het gevolg de onmiddellijke oorzaak zou hebben in een gedraging van een derde, doch het handelen (of nalaten) van de verdachte niet kan worden weggedacht (vgl. HR NJ 1979/60 en HR NJ 1981/534). Causaliteit tussen gedraging en gevolg dient naar vaste rechtspraak te worden bepaald aan de hand van “redelijke toerekening”. Indien een gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijke resultaat teweeg te brengen, doorbreken tussenkomende factoren de causaliteitsketen niet. Dit wordt niet anders wanneer de nadien opgekomen omstandigheden in belangrijke mate tot het intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg. Daarbij geldt voorts in algemene zin dat de toerekening aan de dader die als eerste de zorgplicht schendt, niet onmogelijk wordt door het enkele feit dat het ingetreden gevolg uiteindelijk onmiddellijk wordt veroorzaakt door de zorgplichtschending van een andere dader. De mogelijkheid van toerekening van het gevolg aan de “eerste dader” vervalt echter wel wanneer de “tweede dader” een nieuwe, voor hetzelfde gevolg geheel zelfstandige gevaarzetting schept. De rechtbank is van oordeel dat die situatie zich in deze niet voordoet, nu de door de chauffeur van de monstertruck gepleegde zorgplichtschending in het verlengde ligt van die van verdachte: hij is gaan rijden onder de door verdachte gecreëerde omstandigheden (te weinig ruimte voor veilige afwikkeling en rijrichting richting publiek), terwijl hij had moeten beseffen dat hij onder deze omstandigheden onacceptabele risico’s nam. Daarmee heeft verdachte als organisator van het evenement juist het relevante gevaar geschapen dat later door de chauffeur van de monstertruck is gerealiseerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het redelijk is de gevolgen (dood en (zwaar) letsel) ook toe te rekenen aan het vermijdbare en verwijtbare nalaten van verdachte.