In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die eigenaar is van een woning. De partijen hebben op 31 december 2015 een koopovereenkomst gesloten waarbij gedaagde de woning aan eisers verkoopt voor een bedrag van € 195.000,00, met een aanvullende betaling van € 3.500,00 voor verhuiskosten en roerende zaken. De akte van levering zou op 11 maart 2016 plaatsvinden, maar gedaagde weigerde deze te ondertekenen. Eisers hebben gedaagde in gebreke gesteld en hem verzocht om de woning te leveren, maar gedaagde heeft hier geen gehoor aan gegeven.
Eisers vorderen in dit kort geding dat de voorzieningenrechter gedaagde zal veroordelen om de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen en de sleutels aan eisers te overhandigen. Daarnaast vorderen zij een dwangsom van € 25.000,00 voor het geval gedaagde niet aan deze verplichting voldoet. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat gedaagde toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de koopovereenkomst. Gedaagde heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd, waardoor de vorderingen van eisers toewijsbaar zijn.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eisers toe, met uitzondering van de gevorderde dwangsom, die wordt gematigd. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 22 april 2016 door mr. J. van der Hulst.