ECLI:NL:RBOVE:2016:1336

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
C/08/167750
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging testament en legitieme portie in erfzaak met dementie als centraal thema

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en haar vader en broers en zussen over de geldigheid van het testament van hun overleden moeder. Eiseres betwist de rechtsgeldigheid van het testament, waarin zij onterfd is, en stelt dat haar moeder ten tijde van het opstellen van het testament al zodanig dement was dat zij niet in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank heeft eiseres opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat haar moeder op 7 oktober 2008, de datum van het testament, dement was. De rechtbank overweegt dat het testament nietig kan zijn indien de moeder niet in staat was om haar wil te bepalen, maar volgt eiseres niet in haar argumenten dat het testament om andere redenen nietig is. De rechtbank wijst erop dat de notaris, die het testament heeft opgemaakt, de identiteit van de moeder op een andere manier kan hebben vastgesteld dan met een geldig legitimatiebewijs. De rechtbank heeft partijen ook aangeraden om een minnelijke regeling te overwegen, gezien de complexiteit van de zaak en de kosten die met een procedure gepaard gaan. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor uitlating door eiseres over de wijze waarop zij bewijs wil leveren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/167750 / HA ZA 15-92
Vonnis van 3 februari 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. W.F. van Oostveen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. F.J.B.A. Duijnstee.
Partijen zullen hierna eiseres en gezamenlijk gedaagden - respectievelijk gedaagde sub 1: “vader”, en de overige gedaagden: “de andere kinderen” - genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 juni 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 augustus 2015, waaruit blijkt dat de door eiseres op voorhand toegezonden producties 22 t/m 25 en productie 35 (‘Betoogschrift’) aan de zijde van gedaagden onderdeel uitmaken van het procesdossier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[2014] is overleden te Deventer mevrouw [X] , de moeder van eiseres en de andere kinderen, hierna verder te noemen: “moeder”. Vader is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd geweest met moeder. De achternaam van eiseres is begin 2014 gewijzigd van [Y] in [X] .
2.2.
Volgens inlichtingen van het Centraal Testamentenregister d.d. 16 september 2014 heeft moeder een aantal malen over haar nalatenschap beschikt (productie 10 bij dagvaarding), voor het laatst bij uiterste wilsbeschikking van 7 oktober 2008, verleden voor mr. H.F.C. Rombouts, notaris te Deventer, hierna: het “testament”. In dit testament heeft moeder (destijds 81 jaar oud) – onder de last van na te melden legaat – tot haar enige erfgenamen benoemd vader en de andere kinderen; aan eiseres is gelegateerd een bedrag in contanten ter grootte van haar legitieme portie, te
verminderenmet, kort gezegd, door eiseres toegebrachte schade aan moeders bezittingen vanaf 1 januari 1998 alsmede:
Het in mindering te brengen kostenbedrag aan schade zal voorts nog bestaan uit de sedert één augustus 2008 gedeeltelijk gederfde huurpenningen, rentebedragen, proceskosten en alle overige kosten die ik als eigenaar gemaakt heb dan wel nog moet maken om de eigendom van mijn bezittingen zonder last en schade en ontruimd terug te kunnen vorderen alsmede de schade aan mijn bezittingen zoals die schriftelijk door mij zijn omschreven gedurende het jaar 2008 en nadien.
Met een beroep op het beroepsgeheim en artikel 49 Wet op het Notarisambt heeft notaris Rombouts geweigerd een volledig afschrift van het testament aan eiseres te verstrekken. Een
kopievan het door de notaris aan eiseres verstrekte
uittrekselvan het testament (productie 13 bij dagvaarding) is aan dit vonnis gehecht.
2.3.
Eiseres huurt de aan vader in eigendom toebehorende bovenwoning aan de [adres] te [plaats] . Deze woning heeft zij in 2008 verbouwd; tussen eiseres en vader zijn hierover diverse procedures – in eerste aanleg en in hoger beroep – gevoerd. Eiseres verwijst bij dagvaarding naar de betreffende als productie in het geding gebrachte uitspraken. Zo heeft vader eiseres in rechte betrokken met de stelling dat eiseres het gehuurde zonder zijn toestemming ingrijpend had verbouwd; ook heeft vader bezwaar gemaakt tegen de op 23 maart 2009 aan eiseres verleende bouwvergunning voor de verbouwing. Vervolgens heeft vader eiseres bij brief van 26 juli 2011 aangezegd de uitbouw van de keuken te slopen; op 10 februari 2012 heeft de [gemeente] daarvoor aan vader een omgevingsvergunning verstrekt. Eiseres heeft zich tot de huurcommissie gewend naar aanleiding van een aangezegde huurverhoging met 6.5 % met ingang van 1 juli 2014.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert dat de rechtbank bij vonnis voor recht verklaart dat het testament van moeder van 7 oktober 2008 nietig en van onwaarde is en dat zij volwaardig erfgenaam is die recht heeft op een volledig kindsdeel, althans op de volledige legitieme portie, kosten rechtens.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Centraal in deze procedure staan twee vragen:
de rechtsgeldigheid van het testament van moeder wat betreft de totstandkoming; en
in hoeverre moeder in staat was haar wil te bepalen ten tijde van het testament.
4.2.
Met betrekking tot
vraag Aberoept eisers zich erop dat het testament nietig is. In het testament staat namelijk vermeld dat de persoon die volgens het testament voor notaris Rombouts is verschenen, zich heeft gelegitimeerd met een rijbewijs, doch aan moeder is nimmer een rijbewijs afgegeven, althans niet met dat nummer. Volgens een akte van schenking van 22 december 2000 (productie 16 bij dagvaarding), eveneens verleden ten overstaan van deze notaris, verklaart deze namelijk dat moeder niet beschikt over een geldig legitimatiebewijs, maar dat haar identiteit aan de notaris bekend is. Eiseres verwijst verder naar een (als productie 15 in het geding gebrachte kopie van een) akte van levering van 20 december 2001, wederom verleden ten overstaan van dezelfde notaris, waarin [gedaagde 2] zich heeft gelegitimeerd met een rijbewijs met hetzelfde nummer, uitgegeven op 28 juli 1999.
4.3.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het testament nietig is. Met gedaagden is de rechtbank van oordeel dat het bepaalde in artikel 39 Wet op het Notarisambt aan dit beroep op nietigheid in de weg staat. Die wetsbepaling schrijft in de eerste zin voor dat de bij het verlijden van de akte verschijnende personen aan de notaris bekend moeten zijn; in de tweede zin is aangegeven de wijze waarop de notaris de identiteit vaststelt van de personen die de eerste maal voor hem verschijnen (op wélke wijze kan hier buiten beschouwing blijven).
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat moeder niet ‘de eerste maal’ voor notaris Rombouts verscheen op 7 oktober 2008 (de datum van het testament) en evenmin dat notaris Rombouts met haar ‘bekend’ was, gelijk deze heeft verklaard in de door eiseres gememoreerde akte van schenking van 22 december 2000. Dat moeder destijds niet over een geldig legitimatiebewijs beschikte, kan op zich aan de verklaring van de notaris omtrent die ‘bekendheid’ niet afdoen, aangezien een instrumenterende notaris zich ook op een
anderewijze dan door middel van een geldig legitimatiebewijs kan vergewissen van de identiteit van een comparant; vgl. Melis De Notariswet (2012), p. 144. Al met al is de vermelding in het testament dat de verschenen persoon “zich legitimeerde met rijbewijs nummer [xxxx] ” - volgens gedaagden is dit inderdaad het rijbewijs van gedaagde sub 2 is en heeft de notaris dit abusievelijk in het testament vermeld - dus niet doorslaggevend en gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van eiseres dat het testament daarom nietig is.
4.5.
Ten aanzien van
vraag Bbetoogt eiseres dat moeder op 7 oktober 2008 al zodanig dement was dat zij niet in staat was om haar wil voldoende te bepalen en zeker niet voor de ingewikkelde bepalingen die zij daarin zou hebben getroffen. Zij beroept zich in dat verband erop dat moeder tot 15 februari 2011 dagbehandeling kreeg bij “Het Ravelijn” aan de Graaf Florisstraat 5 te Deventer, onderdeel van Carinova, en daarna is opgenomen in het gelijknamige verpleeghuis aan het G.D. Jordensplein 107-117. Eiseres stelt dat zij altijd een goede verstandhouding heeft gehad met moeder en dat het testament de houding van vader weerspiegelt.
4.6.
Gedaagden betwisten een en ander gemotiveerd, mede onder verwijzing naar een aantal schriftelijke verklaringen (nader toegelicht ter comparitie). Zij beroepen zich er daarbij onder meer op dat ook notaris mr. N.E. Soeters-Schot te Zierikzee op 24 juni 2008 (drieënhalve maand voor het verlijden van het testament) niet twijfelde aan de verstandelijke vermogens van moeder, toen zij het voorkeursrecht van eerste koop van eiseres op gemelde bovenwoning aan de [adres] - welk voorkeursrecht door eiseres is genoemd in randnummer 5 van de dagvaarding - ongedaan maakte. Gedaagden betwisten de stelling van eiseres dat haar verstandhouding met moeder goed was. Vanaf begin 2008 had eiseres het bij moeder definitief verbruid volgens gedaagden.
4.7.
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres aan haar opmerking dat de handtekening van moeder niet lijkt op die onder eerdere akten, geen specifieke rechtsgevolgen heeft verbonden, zodat nadere beoordeling van dit punt – gedaagden wijzen er trouwens op dat de handtekening wél overeenkomt, in acht nemende dat de schrijfvaardigheden van moeder achteruit waren gegaan – hoe dan ook achterwege kan blijven.
4.8.
Wat betreft het
subsidiairestandpunt van eiseres dat zij recht heeft op de “volledige legitieme portie” is het volgende van belang. Iedere versterferfgenaam kan geheel of gedeeltelijk worden onterfd. Iets anders is dat kinderen dwingendrechtelijk aanspraak kunnen maken op hun legitieme portie. Een erflater kan hierop tegen de wil van een legitimaris geen inbreuk maken. Artikel 4:65 BW geeft aan op welke wijze deze legitieme portie wordt berekend. Eiseres doelt klaarblijkelijk hierop met haar verwijzing naar de “volledige legitieme portie”. In de dagvaarding in randnummer 23 stelt zij: “Het testament ademt de houding van vader, zeker gelet op de vermindering van het legaat met alle schade, rente, kosten en gederfde huurpenningen”. In randnummer 25 beroept zij zich op haar legitieme portie “zonder aftrek”. Daarmee keert zij tegen de in rechtsoverweging 2.2 omschreven volgens het testament op het aan eiseres gelegateerde bedrag in contanten ter grootte van haar legitieme portie in vermindering te brengen bedragen.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres hier het gelijk aan haar zijde heeft: het stond moeder niet vrij langs deze weg de legitieme portie van eiseres - via verrekening met geenszins vaststaande schadeposten - uit te hollen. Bij gevolg ligt deze subsidiaire vordering - mocht de primaire vordering van eiseres stranden - voor toewijzing gereed. Dat laat onverlet dat gedaagden de onderhavige beweerdelijke “schade” in (een) afzonderlijke procedure(s) van eiseres kunnen vorderen en in rechte kunnen doen vast stellen.
4.10.
Wat betreft haar
primairevordering zal de rechtbank eiseres overeenkomstig haar, bij akte aangevulde, bewijsaanbod toelaten tot het bewijs van haar stelling dat moeder op 7 oktober 2008 al zodanig dement was dat zij niet in staat was om haar wil voldoende te bepalen. De onderbouwing van die stelling is overigens uiterst summier en ter nauwer nood voldoende. Verwezen wordt naar rechtsoverweging 4.13.
4.11.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.12.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen, althans desgewenst deugdelijke machtigingen ter zake afgeven.
4.13.
De rechtbank overweegt ten slotte dat een regeling in de minne verre de voorkeur verdiend. Zij raadt partijen aan daartoe een ultieme poging te ondernemen, waarbij eiseres zich dient te realiseren dat het bijbrengen van onderhavig bewijs niet gemakkelijk zal zijn en rechtsoverweging 4.9 mogelijk een sleutel tot een oplossing kan bieden. Gedaagden moeten zich op hun beurt afvragen of het alsnog opstarten van (een) kostbare en tijdrovende procedure(s) als bedoeld in de laatste volzin van rechtsoverweging 4.9 wenselijk is, nog daargelaten de niet op voorhand verzekerde kans op succes.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt eiseres op te bewijzen dat moeder op 7 oktober 2008 al zodanig dement was dat zij niet in staat was om haar wil voldoende te bepalen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 februari 2016voor uitlating door eiseres of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat eiseres, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat eiseres, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen en donderdagen in de maanden maart tot en met mei 2016 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.R. Hidma in het gerechtsgebouw te Zwolle aan Schuurmanstraat 2,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: