Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties
- de producties 1 tot en met 5 van de zijde van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Twentsvast
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 april 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Twentsvast B.V. en een gedaagde partij, die een akkerbouwbedrijf exploiteert. Twentsvast vorderde de ontruiming van een perceel dat zij op een executoriale veiling had verkregen, terwijl de gedaagde partij een pachtovereenkomst had met de voormalige eigenaar van het perceel. De gedaagde had het perceel sinds 2010 gepacht, maar de pachtovereenkomst was pas in 2015 geregistreerd. De hypotheekhouder, FGH Bank N.V., had het huurbeding ingeroepen wegens betalingsachterstanden, wat leidde tot de vordering van Twentsvast om het perceel te ontruimen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisende belang van Twentsvast voortvloeit uit de aard van de vordering en dat de pachtovereenkomst niet in de weg staat aan de inroepbaarheid van het huurbeding. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, ondanks het verweer van de gedaagde dat de pachtovereenkomst goedgekeurd was door de Grondkamer. De voorzieningenrechter concludeerde dat de registratie van de pachtovereenkomst niet betekent dat het huurbeding niet kan worden ingeroepen. De gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van het perceel binnen drie dagen na betekening van het vonnis, met een verbod om het perceel te betreden of te gebruiken, en er werd een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van dit verbod. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten.