ECLI:NL:RBOVE:2016:1603

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 april 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
4901254 \ CV EXPL 16-2375
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van zorgovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft [eiseres] een vordering ingesteld tegen MTS Zorg en Welzijn, waarbij zij verzoekt om afgifte van documenten met betrekking tot een zorgovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 16 maart 2016, waarna de zitting plaatsvond op 25 maart 2016. Tijdens deze zitting zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vordering betreft de afgifte van een zorgovereenkomst, specificaties van uren, een hulpverleningsplan en facturen, die MTS zou moeten verstrekken op straffe van een dwangsom. MTS heeft verweer gevoerd en betwist dat zij verplicht is deze documenten te verstrekken, omdat zij zich niet als hulpverlener in de zin van de wet beschouwt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat MTS, als professionele zorgorganisatie, wel degelijk verplicht is om een dossier bij te houden en dat de gevraagde informatie op eenvoudige wijze kan worden verstrekt. De vordering van [eiseres] is in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van een deel dat als te vaag werd beschouwd. MTS is veroordeeld tot het verstrekken van de gevraagde documenten binnen zeven dagen, met een dwangsom van € 100,00 per dag tot een maximum van € 5.000,00. Tevens is MTS veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 4901254 \ CV EXPL 16-2375
Vonnis in kort geding van 4 april 2016
in de zaak van
[eiseres] ,wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. H. Zobuoglu,
advocaat te Enschede,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
handelend onder de naam
MTS Zorg en Welzijn
kantoorhoudende te Hengelo (O),
gedaagde partij,
hierna ook te noemen: MTS,
gemachtigde: mr. I. Mercanoğlu,
advocaat te Enschede.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
de namens [eiseres] betekende dagvaarding van 16 maart 2016, waarbij [eiseres] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en MTS heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van vrijdag 25 maart 2016 te 11:00 uur.
[eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Zobuoglu.
MTS is verschenen bij haar gemachtigde mr. Mercanoğlu.
1.3.
[eiseres] heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde.
De gemachtigde van MTS heeft tegen de vordering verweer gevoerd en daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken aantekeningen opgemaakt.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het navolgende vast.
2.2.
[eiseres] heeft met MTS een zorgovereenkomst gesloten voor het verkrijgen van zorg over de periode 1 januari 2014 tot en met eind juni 2014.
2.3.
Op 29 april 2015 heeft het Zorgkantoor Menzis de navolgende beslissing op het bezwaar van [eiseres] genomen, voor zover hier van belang:
Gelet op het bezwaarschrift van de budgethouder[ktr.: [eiseres] ],
voor wat betreft de beëindigingsbeschikking van 14 november 2014, hebben we de (totstandkoming van de) bestreden beschikking volledig heroverwogen en, na een zorgvuldige beoordeling van alle relevante feiten en omstandigheden, besloten om het bezwaarongegrondte verklaren. Dit betekent dat we de budgethouder, na een zorgvuldige belangenafweging, geen gelijk hebben gegeven omdat de bestreden beschikking naar ons oordeel terecht en op goede gronden tot stand is gekomen.
Concreet betekent de ongegrondverklaring van het bezwaar van de budgethouder, dat de beëindigingsbeschikking van 14 november 2014 en terugvordering van het toegekende Pgb 2014 (over de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 november 2014) ter hoogte van € 36.399,76 onveranderd van kracht blijven. Het Pgb van de budgethouder blijft beëindigd en de vordering van het Pgb dient alsnog terugbetaald te worden aan het zorgkantoor.
2.4.
Tegen de voornoemde beslissing is namens [eiseres] beroep ingesteld. Op verzoek van de gemachtigde van [eiseres] is door de bestuursrechter te Amsterdam uitstel verleend, zodat de gemachtigde van [eiseres] bij verschillende zorgverleners stukken kan opvragen.
2.5.
Op 16 september 2015 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] zich bij aangetekend schrijven tot MTS gewend, met de navolgende inhoud, voor zover hier van belang:
[… .] Cliënte verzoekt u op grond van artikel 7:456 juncto 7:454 BW om een afschrift van haar dossier (over de periode 1 januari 2014 tot en met eind juni 2014). Hier gaat het in het bijzonder om de volgende stukken:
a.
De zorgovereenkomst tussen u en cliënte;
b.
Een specificatie van de door u gemaakte uren;
c.
Het hulpverleningsplan;
d.
Door u getekende facturen met een specificatie, hierop dient uw KvKnummer te zijn opgenomen;
e.
Een duidelijke uitleg over wat er is gedaan met de aan u betaalde bedragen door Menzis.
2.6.
Op 12 januari 2016 schrijft MTS in een e-mail aan de gemachtigde van [eiseres] het navolgende, voor zover hier van belang:
[… .] Ik heb al eerder aan u uitgelegd dat in geen enkel stukken heb de reden hiervan is dat de dochter van Mevrouw [eiseres] en zijn partner op mij bureau zijn verschenen ze wouden de dossier zien dus heb ik ze laten zien, ze hebben toen het hele dossier met geweld meegenomen, alles zat in dat dossier tot mijn spijt heb ik helemaal niks van mevrouw [eiseres] . Ik heb van januari 2014 niks ontvangen want ze hebben het budget niet overgemaakt maar zelf opgenomen en uitgegeven. Van februari, maart, april, mei en juni 2014 heb ik alleen budget gekregen. [… .].

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert MTS te veroordelen tot het verstrekken van afschriften van:
de zorgovereenkomst tussen MTS en cliënte;
een specificatie van de door MTS gemaakte uren;
het hulpverleningsplan;
door MTS getekende facturen met een specificatie, waarop het KvKnummer van MTS dient te zijn opgenomen;
en duidelijke uitleg over wat er is gedaan met de aan MTS betaalde bedragen door Menzis;
en wel binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een op te leggen dwangsom van € 500,00 per dag, voor elke dag dat MTS verzuimt aan het vorenstaande te voldoen, met veroordeling van MTS in de (na-)kosten van dit geding.
[eiseres] legt aan haar vordering de hiervoor opgenomen vaststaande feiten ten grondslag en stelt voorts dat zij een beroep doet op artikel 843a Rv, dan wel artikel 843b Rv.
3.2.
MTS concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiseres] . MTS voert daartoe aan dat [eiseres] zich beroept op artikel 7:454 en 7:456 en daarmee MTS beschouwt als hulpverlener in de zin van artikel 7:446 BW. Laatstgenoemd artikel heeft betrekking op overeenkomsten inzake geneeskundige behandeling. MTS heeft zich, als thuiszorgorganisatie, niet verbonden tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst. Genoemd artikel heeft enkele betrekking op de medische zorg.
Voor zover genoemd artikel wel van toepassing zou zijn stelt MTS dat haar niet de verplichting kan worden opgelegd tot het verstrekken van dossierstukken, die al in het bezit zijn van [eiseres] . MTS stelt dat de partner van [eiseres] het dossier bij haar heeft opgehaald. Daarbij was de partner zo agressief dat hij MTS geen mogelijkheid heeft geboden om een kopie van het dossier te maken.

4.De beoordeling

4.1.
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het belang in de onderhavige procedure geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. In zoverre is de kantonrechter (absoluut) bevoegd van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Uit het door [eiseres] in het geding gebrachte uittreksel uit de registers van de Kamer van Koophandel blijkt dat MTS een thuiszorgorganisatie is. Onvoldoende is door [eiseres] aannemelijk gemaakt dat MTS een hulpverlener is in de zin van artikel 7:446 BW. In zoverre kan [eiseres] zich niet beroepen op de in artikelen 7:454 juncto 7:456 BW opgenomen verplichtingen, waartoe onder meer het bijhouden van een dossier kan worden geschaard.
4.3.
Het vorenstaande laat onverlet dat van MTS, als professionele thuiszorgorganisatie, mag worden verwacht dat zij een dossier bijhoudt van haar clientèle, te meer nu zij weet, althans behoort te weten, dat haar clientèle veelal gebruik maken van persoons gebonden budget en dat die clientèle periodiek rekening en verantwoording dienen af te leggen aan het Zorgkantoor met betrekking tot de door hen ingekochte zorg. Het moge duidelijk zijn dat die clientèle, in het kader van die informatievoorziening, volledig afhankelijk is van de informatieverstrekking van de zorgverlener.
4.4.
MTS stelt dat zij haar zorgdossier met betrekking tot de verleende zorg aan [eiseres] , met alle informatie, waarvan thans afgifte wordt gevorderd, onder dwang heeft afgegeven aan de partner van [eiseres] .
Door [eiseres] wordt zulks uitdrukkelijk betwist, althans er is door MTS wel een zorgdossier afgegeven, doch dit betrof het zorgdossier van de dochter van [eiseres] .
4.5.
Wat van het vorenstaande ook zij, de informatie die [eiseres] onder a t/m e van MTS vordert, moet op eenvoudige wijze door MTS kunnen worden achterhaald en een afschrift hiervan aan [eiseres] worden afgegeven. De kantonrechter acht het ongeloofwaardig dat de gevraagde informatie zich slechts bevindt in het papieren zorgdossier, waarvan geen back-up beschikbaar is en dat deze informatie door MTS niet digitaal is vastgelegd. Overigens maakt de persoonlijke niet-verschijning van de eigenaar van MTS, mw. [gedaagde] , ter mondelinge behandeling het gevoerde verweer er niet geloofwaardiger op.
4.6.
Nu het wat de kantonrechter betreft in voldoende mate vaststaat dat [eiseres] rechtmatig belang heeft bij de afgifte van de door haar verlangde informatie onder a) t/m d), is de vordering toewijsbaar, met dien verstande dat de verstrekking van de informatie op kosten van [eiseres] zal geschieden. Het gevorderde onder e) zal de kantonrechter afwijzen. Dit deel der vordering is te vaag geformuleerd en niet, althans onvoldoende, onderbouwd waarom [eiseres] daar recht op en belang bij heeft.
De termijn waarbinnen MTS de informatie aan [eiseres] dient te verstrekken zal worden vastgesteld op zeven dagen na betekening van dit vonnis. De medegevorderde dwangsom komt de kantonrechter bovenmatig voor en zal de kantonrechter vaststellen op een bedrag van € 100,00 per dag, tot een maximum van € 5.000,00.
4.7.
MTS zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeelt.
4.8.
De nakosten zijn toewijsbaar als hierna te vermelden.
5. De beslissing in kort geding
de kantonrechter:
I. Veroordeelt MTS om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, op kosten van [eiseres] , aan [eiseres] te verstrekken:
a. een afschrift van de zorgovereenkomst tussen MTS en [eiseres] ;
b. een specificatie van de uren met betrekking tot de door MTS aan [eiseres] verleende zorg in de periode van 1 januari 2014 tot en met eind juni 2014;
c. een afschrift van het hulpverleningsplan;
d. afschriften van de door MTS getekende facturen met een specificatie, waarop het KvKnummer van MTS is opgenomen, met betrekking tot de door MTS aan [eiseres] verleende zorg in de periode van 1 januari 2014 tot en met eind juni 2014,
zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag tot een maximum van € 5.000,00.
II Veroordeelt MTS in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiseres] gevallen en begroot op € 549,56, waaronder € 400,00 wegens het salaris van de gemachtigde, waarvan te betalen aan de griffier een bedrag van € 70,56, waarvoor een nota zal worden gezonden.
III Veroordeelt MTS aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 100,00 wegens nakosten, bij niet nakoming van dit vonnis binnen 14 dagen na aanschrijving hiervan.
IV Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2016.