5.3.Nu de man onweersproken heeft gesteld dat eveneens sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van bovengenoemde beschikking vanwege de hoge schuldenlast, de vrijwillige schuldhulpverlening en de benoeming van een bewindvoerder, staan de gewijzigde omstandigheden vast.
De rechtbank gaat voor toetsing van de gewijzigde omstandigheden uit van de datum van indiening van het verzoekschrift. De mogelijke wijziging laat de rechtbank ook vanaf die datum ingaan. De achterliggende gedachte daarbij is dat eerst vanaf dat moment voor alle betrokkenen duidelijk is dat serieus rekening dient te worden gehouden met een eventuele wijziging van de kinderbijdrage op basis van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen aanleiding om een andere ingangsdatum te kiezen.
De rechtbank is van oordeel dat een herbeoordeling van de draagkracht van de man en beoordeling van de door de man verzochte aanvaardbaarheidstoets op het moment van indiening van het verzoekschrift gerechtvaardigd is.
De draagkracht van de man en de aanvaardbaarheidstoets
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de man voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind uit van de navolgende gegevens.
Uit de stukken is gebleken dat de man nog steeds een bijstandsuitkering in het kader van de Participatiewet ontvangt en gelet op de toepasselijke draagkrachttabel een minimale draagkracht zou hebben van € 25,- per maand.
De man stelt dat de bijdrage die resulteert uit de draagkrachttabel – vanwege na te noemen last – voor hem tot een onaanvaardbaar resultaat leidt, omdat hij bij vaststelling van deze bijdrage met zijn inkomen niet meer in zijn noodzakelijke kosten van levensonderhoud kan voorzien.
De vrouw maakt hiertegen bezwaar, daartoe stellende dat de schulden zijn ontstaan door het verwijtbare gedrag van de man.
De rechtbank stelt voorop dat in die gevallen waar sprake is van schulden, andere lasten of een lager inkomen dan € 1.250,- netto per maand, de vaststelling van een bijdrage op basis van de tabel tot een onaanvaardbare situatie kan leiden voor de onderhoudsplichtige. Van een onaanvaardbare situatie is sprake indien de onderhoudsplichtige:
- bij de vast te stellen bijdrage niet meer in de noodzakelijke kosten van bestaan kan
voorzien, of
- van zijn inkomen na vermindering van de lasten minder dan 90% van de voor hem
geldende bijstandsnorm overhoudt.
Het is aan degene die een beroep doet op de aanvaardbaarheidstoets om aan de hand van al zijn inkomsten en lasten inzichtelijk te maken of sprake is van een situatie zoals hiervoor omschreven.
De man ontvangt een uitkering in het kader van de Participatiewet van € 972,70 netto per maand inclusief vakantie-uitkering.
Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de man een overzicht verstrekt van zijn lasten (budgetplan). De vrouw heeft dit overzicht niet weersproken, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Uit bedoeld overzicht blijken de navolgende (bijkomende noodzakelijke) lasten (alles netto en per maand):
- de huur van € 575,59, te verminderen met de gemiddelde basishuur van € 229,- en de huurtoeslag van € 264,-;
- de premie ZVW van € 152,53, te verminderen met de nominale premie ZVW van € 39,- en de zorgtoeslag van € 78,-;
- eigen risico Ziektekosten € 32,08.
- de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind conform de draagkrachttabel van € 25,-.
Rekening houdend met het voorgaande komen de totale bijkomende noodzakelijke lasten van de man op € 175,20 netto per maand.
Zoals hiervoor is overwogen moet de man in ieder geval 90% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm overhouden om de noodzakelijke lasten van zijn bestaan te kunnen voldoen.
Na voldoening van zijn lasten resteert voor de man een ruimte van € 797,50 per maand om in de noodzakelijke kosten van zijn bestaan te kunnen voorzien, terwijl 90% van de op hem toepasselijke bijstandsnorm € 875,43 per maand bedraagt. De man heeft aldus, rekening houdend met voormelde lasten, onvoldoende middelen om in zijn bestaan te kunnen voorzien, reden waarom de rechtbank de hiervoor berekende bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind zal corrigeren en met ingang van 25 november 2015 zal bepalen op nihil.