Op maandag 12 oktober 2015, omstreeks 10:55 uur, was ik, bovengenoemde verbalisant, behorende tot bovengenoemde brigade, belast met de uitoefening van de ingevolge artikel 4, lid 1 onder F ten GI van de Politiewet 2012 genoemde taakuitvoering krachtens de vreemdelingenwet en in het bijzonder de bestrijding van illegale immigratie op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Al ter hoogte van de afslag de Lutte te De Lutte gelegen in de gemeente Losser. (…) Op datum en tijd vermeld zag ik, verbalisant, een grijze Hyundai Tucson voorzien van een Oostenrijks kenteken met de
letter-cijfer combinatie [kenteken] rijden. Op genoemde datum omstreeks 11:10 uur heb ik, verbalisant, een persoon als bijrijder naast de bestuurder van bedoeld voertuig, staande gehouden op grond van artikel 50 lid 1 van de Vreemdelingenwet ter vaststelling van diens identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Ik, verbalisant, vroeg aan de staande gehouden persoon, mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. De bestuurder overhandigde mij, verbalisant, een Oostenrijks reisdocument met nummer: [nummer reisdocument] en voorzien van goed gelijkende foto.
De bestuurder gaf mij, verbalisant, op te zijn:
NAAM: [verdachte]
VOORNAAM: [verdachte]
GEB. DATUM: [geboortedag] -1976
GEB. PLAATS: [geboorteplaats]
NATIONALITEIT: Russische
De bijrijder naast de bestuurder overhandigde mij, verbalisant, een Russisch paspoort met nummer: [nummer paspoort] en voorzien van goed gelijkende foto. Daarnaast overhandigde
de bijrijder naast de bestuurder een verblijfsdocument voor Oostenrijk voorzien van nummer: [nummer verblijfsdocument] ook voorzien van goed gelijkende foto.
De bijrijder gaf mij, verbalisant, op te zijn:
NAAM: [medeverdachte]
VOORNAAM: [medeverdachte]
GEB. DATUM: [geboortedag] -1976
GEB. PLAATS: USSR -
NATIONALITE
Ik, verbalisant, zag dat er zich nog vier (4) personen bevonden in het voertuig. Ik, verbalisant, vroeg deze personen mij een document te tonen waaruit de identiteit,
nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Ik, verbalisant, hoorde deze personen zeggen dat ze de Syrische nationaliteit bezaten. Ik, verbalisant, hoorde
deze personen zeggen dat ze asiel wilden in België. Ik, verbalisant, hoorde deze personen zeggen dat ze niet in het bezit waren van geldige documenten.