In deze zaak heeft eiseres, als derde, verzet aangetekend tegen de executoriale verkoop van een stacaravan. De rechtbank Overijssel heeft op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding. Eiseres heeft nagelaten de geëxecuteerden, haar ouders, te dagvaarden, wat volgens artikel 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid van haar vordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen, omdat zij niet aan de vereisten van de wet heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft voorts overwogen dat, hoewel er een spoedeisend belang was bij de vordering, de vraag of de stacaravan aan eiseres toebehoorde negatief moest worden beantwoord. De door eiseres overgelegde bewijsstukken waren onvoldoende om aan te tonen dat zij de eigenaar van de stacaravan was. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de gemeente begroot op € 1.435,00 en eiseres in deze kosten veroordeeld.