In deze zaak, die op 20 mei 2016 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De vrouw vordert de afgifte van goederen die aan haar zijn toebedeeld na de scheiding van tafel en bed, uitgesproken op 5 februari 2016. De vrouw heeft de man verzocht om de goederen op te halen, maar de man heeft hier niet op gereageerd. De vrouw heeft vervolgens een kort geding aangespannen om de afgifte van deze goederen af te dwingen.
Tijdens de zitting heeft de man erkend dat hij de goederen moet afgeven, maar heeft hij ook verklaard dat sommige goederen, zoals de gouden armbandjes, zijn verkocht en andere zijn weggegooid. De partijen zijn het erover eens geworden dat de man de goederen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis aan de vrouw zal afgeven, zonder dat de vrouw de woning van de man hoeft te betreden. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen, met uitzondering van de gevorderde dwangsom, en de proceskosten gecompenseerd.
De voorzieningenrechter heeft de man veroordeeld om binnen zeven dagen de goederen aan de vrouw af te geven en heeft de vrouw gemachtigd om, indien de man in gebreke blijft, zelf de afgifte van de goederen te realiseren, eventueel met hulp van de politie. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.