ECLI:NL:RBOVE:2016:1950

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
C/08/185274 / KG ZA 16-132
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over erfdienstbaarheid en toegang tot sloot

Op 2 juni 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen buren over een erfdienstbaarheid van doorvaart. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben een erfdienstbaarheid van doorvaart door een sloot die over de percelen van beide partijen loopt. De eisers vorderden dat de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hen in staat zouden stellen om de slagboom die de toegang tot de sloot belemmert, te openen. De gedaagden hadden eerder aangegeven dat de eisers niet langer hun grond mochten betreden en dat de doorvaart enkel via het water mocht plaatsvinden. Tijdens de procedure is gebleken dat de gedaagden de bedieningsconstructie van de slagboom hebben aangepast, waardoor de eisers nu gebruik kunnen maken van hun recht op doorvaart. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de hoofdvordering van de eisers niet langer gehandhaafd wordt, en heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. T.R. Hidma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/185274 / KG ZA 16-132
Vonnis in kort geding van 2 juni 2016
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. A.J. van der Kolk te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. W.P. Bouma te Steenwijk.
Partijen zullen hierna [eiser1 c.s.] en [gedaagde1 c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 6
  • twee ongenummerde producties van [gedaagde1 c.s.]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde1 c.s.]
  • de aanhouding ten behoeve van minnelijk overleg tussen partijen
  • de brief van [eiser1 c.s.] van 25 mei 2016
  • de brief van [gedaagde1 c.s.] van 26 mei 2016
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser1 c.s.] en [gedaagde1 c.s.] zijn buren. Hun percelen grenzen aan elkaar.
2.2.
[eiser1 c.s.] is sinds 2014 eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats] . [gedaagde1 c.s.] is sinds 1985 eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 2] te [plaats] .
2.3.
De woningen van [eiser1 c.s.] en [gedaagde1 c.s.] zijn in 1985 gebouwd.
2.4.
Over de percelen van [eiser1 c.s.] en [gedaagde1 c.s.] loopt een sloot.
2.5.
Ten behoeve van het perceel van [eiser1 c.s.] en ten laste van het perceel van [gedaagde1 c.s.] is in 2003 een erfdienstbaarheid van doorvaart door de sloot gevestigd.
2.6.
Op het perceel van [gedaagde1 c.s.] is in 1985 een slagboom boven de sloot aangebracht met daaronder een drijvende houten regel, bedoeld om vuil uit het slootgedeelte achter de slagboom te weren uit de sloot van [eiser1 c.s.] en [gedaagde1 c.s.] De slagboom kan worden opgetrokken door aan een touw te trekken.
2.7.
Om de slagboom de openen betrad [eiser1 c.s.] tot voor kort – met instemming van [gedaagde1 c.s.] – de tuin van [gedaagde1 c.s.]
2.8.
In 2015 is tussen partijen een geschil gerezen over het door [eiser1 c.s.] gebouwde botenhuis en de door hem aangebrachte schutting.
2.9.
[gedaagde1 c.s.] heeft in februari 2016 te kennen gegeven dat [eiser1 c.s.] niet langer zijn grond mag betreden en dat hij voor de doorvaart uitsluitend gebruik van het water mag maken.
2.10.
[eiser1 c.s.] heeft [gedaagde1 c.s.] bij brief van 23 maart 2016 gesommeerd hem in staat te stellen van zijn erfdienstbaarheid gebruik te maken.
2.11.
[gedaagde1 c.s.] heeft eind april 2016, na ontvangst van de dagvaarding in kort geding, het bedieningstouw van de slagboom dichterbij de slagboom geplaatst.

3.Het geschil

3.1.
[eiser1 c.s.] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde1 c.s.] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eiser1 c.s.] in staat te stellen een eventuele afsluiting van de doorvaart door middel van een slagboom of iets dergelijks, zelf en zonder onnodig oponthoud te openen op een manier waardoor [eiser1 c.s.] niet beperkt wordt in de uitoefening van de erfdienstbaarheid, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 20.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde1 c.s.] aan deze veroordeling geen gehoor geeft;
II. [gedaagde1 c.s.] zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 904,00 aan [eiser1 c.s.] , dan wel een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter billijk oordeelt;
III. [gedaagde1 c.s.] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over alle kosten vanaf 5 dagen na de datum van dit vonnis;
IV. [eiser1 c.s.] zal veroordelen in de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 131,00 zonder betekening en € 199,00 ingeval van betekening, indien en voor zover [gedaagde1 c.s.] niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na betekening van dit vonnis, heeft voldaan, alsmede in de wettelijke rente over de totale kostenveroordeling.
3.2.
[eiser1 c.s.] heeft bij brief van 25 mei 2016 te kennen gegeven dat de bedieningsconstructie van de slagboom op 24 mei 2016 zodanig is aangepast dat hij thans gebruik kan maken van zijn recht op doorvaart. Omdat deze aanpassingen pas na de mondelinge behandeling zijn gedaan, verzoekt hij de voorzieningenrechter om op de vorderingen onder II, III en IV te beslissen.
3.3.
[gedaagde1 c.s.] stelt in zijn brief van 26 mei 2016 dat doorvaart te allen tijde mogelijk was en dat de bedieningsconstructie enkel op 24 mei 2016 is aangepast om het openen van de slagboom te vergemakkelijken. Volgens [gedaagde1 c.s.] is er daarom geen plaats voor een proceskostenveroordeling.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter heeft met instemming kennis genomen van het feit dat partijen met betrekking tot de bedieningsconstructie van de slagboom tot een voor hen beiden bevredigende oplossing zijn gekomen. Nu [eiser1 c.s.] de vordering onder I niet langer handhaaft, kan deze onbesproken blijven.
4.2.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen, daar de gemachtigde van [eiser1 c.s.] ten aanzien van onderhavig geschil slechts eenmaal een sommatiebrief aan [gedaagde1 c.s.] heeft gezonden.
4.3.
Met betrekking tot de door [eiser1 c.s.] gevorderde proceskosten wordt overwogen dat, gezien de stellingen van partijen, voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat de doorvaart van [eiser1 c.s.] op enig moment onmogelijk is geweest. Tegelijkertijd moet ook worden geconstateerd dat de bedieningsconstructie van de slagboom – na betekening van de dagvaarding in kort geding – tweemaal is aangepast, hetgeen kennelijk nodig was om de moeizame bediening van de slagboom vanuit een boot te vergemakkelijken. In het licht van deze omstandigheden en de thans bereikte oplossing met betrekking tot de hoofdvordering ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.