ECLI:NL:RBOVE:2016:2005

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
C/08/173621 / KG ZA 15-224
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van dwangsom in omgangszaak tussen minderjarige en vader

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de vrouw, eiser in conventie en gedaagde in reconventie, verzocht om opheffing van een in 2005 opgelegde dwangsom die was bedoeld om de omgang tussen haar minderjarige kind en de vader te waarborgen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, met name de leeftijd van de minderjarige, die inmiddels vijftien jaar oud is. De minderjarige heeft zelf aangegeven geen behoefte te hebben aan contact met de vader, en de voorzieningenrechter oordeelt dat dit de vrouw niet valt aan te rekenen. De voorzieningenrechter verwijst naar eerdere uitspraken van de kinderrechter, die in februari 2016 heeft besloten dat de vader geen recht op omgang meer heeft.

De voorzieningenrechter concludeert dat de dwangsom, die destijds was opgelegd om de omgang te waarborgen, niet meer effectief is gezien de huidige situatie. De vrouw heeft geen invloed op de wens van de minderjarige om geen omgang te hebben met de vader. Daarom wordt de vordering van de vrouw tot opheffing van de dwangsom toegewezen. Daarnaast wordt het door de man gelegde beslag op roerende zaken opgeheven. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De voorzieningenrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ook al kan de man mogelijk in hoger beroep gaan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in Almelo, waarbij de griffier aanwezig was om de aantekeningen te maken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton- en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Kort Geding
zaaknummer: C/08/173621 / KG ZA 15-224
vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel rechtdoende in kort geding d.d. 20 mei 2016
inzake

[X] ,

verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
voormalig advocaat: mr. T. Geerdink,
tegen

[Y] ,

verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in recoventie,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer

Het procesverloop

Op 21 juli 2015 en 23 oktober 2015 heeft de voorzieningenrechter een tussenvonnis gewezen.
Op 4 april 2016 is een brief met bijlagen van de vrouw ter griffie ingekomen.
Op 11 april 2016 is een brief van mr. Eshuis-Nijmeijer ter griffie ingekomen.
Op 14 april 2016 is een brief van de vrouw ter griffie ingekomen.
Op 15 april 2016 is een akte overlegging producties van de zijde van de man ter griffie ingekomen.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 mei 2016. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw, vergezeld van haar partner, de heer [B] , en de man, bijgestaan door
mr. Eshuis-Nijmeijer. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op heden.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

1. De voorzieningenrechter neemt hier over hetgeen hij dienaangaande in het vonnis van 21 juli 2015 en 23 oktober 2015 heeft overwogen en beslist.
2. Bij voormeld vonnis van 23 oktober 2015 is het in reconventie door de man gevorderde afgewezen en is in conventie iedere beslissing aangehouden in afwachting van de eindbeschikking van de kinderrechter in deze rechtbank in de zaak bekend onder zaaknummer C/08/172165/ FA RK 15-1245.
3. Op 12 februari 2016 is door de kinderrechter in voormelde zaak een eindbeschikking gegeven waarin –kort samengevat- is beslist dat de beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 februari 2007 is gewijzigd en dat aan de vader het recht op omgang met [minderjarige] wordt ontzegd.
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Destijds, in 2005, is door de kinderrechter in de rechtbank Almelo geoordeeld dat aan het niet nakomen van de omgang tussen de man en de minderjarigen een dwangsom moest worden verbonden. Deze prikkel werd destijds nodig geacht om de omgang tussen de man en de nog jonge kinderen van partijen in stand te houden. Inmiddels zijn we ruim tien jaar verder en zijn de kinderen van partijen, met uitzondering van [minderjarige] , meerderjarig. Gebleken is dat [minderjarige] op dit moment geen behoefte heeft aan contact met de man. Volgens de kinderrechter is niet gebleken dat de vrouw en/of financiële motieven hierin een rol hebben gespeeld. De voorzieningenrechter verwijst in deze naar de overwegingen van de kinderrechter zoals opgenomen in de beschikking van 12 februari 2016 in de zaak bekend onder zaaknummer C/08/172165/ FA RK 15-1245.
5. Voorts is gebleken dat de minderjarige [minderjarige] reeds bij mailbericht van 30 april 2015 en 12 mei 2015 aan de man kenbaar heeft gemaakt dat hij geen omgang meer wil. Vervolgens heeft [minderjarige] op 21 mei 2015 een brief aan de kinderrechter geschreven, welke geleid heeft tot zaak bekend onder zaaknummer C/08/172165/ FA RK 15-1245.
6. [minderjarige] is inmiddels vijftien jaar oud. De vraag is of van de vrouw verwacht kan worden om [minderjarige] te dwingen tot omgang met man, ondanks de aan de vrouw opgelegde dwangsom. De voorzieningenrechter begrijpt de wens van de man dat hij graag weer contact wil met [minderjarige] . Hij vraagt zich echter wel af of de thans door de man ingeslagen weg de juiste is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen dat het stoppen van de omgangsregeling van [minderjarige] zelf is gekomen en dat dit de vrouw niet valt aan te rekenen.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een dusdanig situatie dat de tot nakoming prikkelende werking van de dwangsom moet worden opgeheven, ex art. 611d lid 1 Rv. Er is sprake van een wijziging van omstandigheden, gelegen in de leeftijd van [minderjarige] ten tijde van de beschikking in 2005 en zijn huidige leeftijd in samenhang met het doel van het opleggen van de dwangsom destijds. De vordering van de vrouw in conventie tot opheffing van de dwangsom zal dan ook worden toegewezen.
7. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen zal de voorzieningenrechter ook het door de man op 10 juli 2015 gelegde beslag op roerende zaken (de auto) opheffen.
8. Omdat partijen gewezen echtelieden zijn worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Heft op het op 10 juli 2015 namens [Y] gelegde executoriaal beslag op roerende zaken.
II. Heft op de bij beschikking van de rechtbank Almelo van 25 maart 2005 aan de vrouw opgelegde dwangsom.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.R. Asveld als griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2016