ECLI:NL:RBOVE:2016:2171

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
186793 / KG RK 16-434
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan onderbouwing

Op 19 mei 2016 heeft verzoeker als verdachte de politierechter, mr. S.M.M. Bordenga, gewraakt tijdens de terechtzitting. Verzoeker voerde aan dat de politierechter bevooroordeeld was, maar kon geen concrete feiten of omstandigheden aanvoeren ter onderbouwing van zijn claim. De politierechter heeft op 25 mei 2016 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en heeft aangegeven niet aanwezig te zijn bij de behandeling van het verzoek, tenzij de wrakingskamer dit noodzakelijk acht. Het wrakingsverzoek is op 1 juni 2016 in het openbaar behandeld, waarbij verzoeker niet aanwezig was. De officier van justitie, mr. De Valk, was wel aanwezig en merkte op dat het verzoek uit het niets kwam en niet werd ondersteund door de raadsvrouw van verzoeker.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn en dat verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren die deze vrees onderbouwen. Aangezien verzoeker enkel de opmerking maakte dat de politierechter bevooroordeeld was, zonder verdere onderbouwing, heeft de rechtbank geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de motiveringseisen. Daarom is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 186793 / KG RK 16-434
beslissing van 8 juni 2016
in de zaak van
[verzoeker] ,
verzoeker tot wraking,
verder ook te noemen verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. S.M.M. Bordenga, in zijn hoedanigheid van politierechter in deze rechtbank, verder ook te noemen: de politierechter.

1.De procedure

1.1.
Op 19 mei 2016 is verzoeker als verdachte verschenen ter terechtzitting van de politierechter. Tijdens de terechtzitting heeft verzoeker de politierechter gewraakt.
1.2.
Het van de wraking opgemaakte proces-verbaal wraking, dat kort na de zitting is opgemaakt, vermeldt onder meer:
… heeft verdachte bij gelegenheid van het laatste woord een wrakingsverzoek gedaan.
Op vragen van de politierechter heeft verzoeker alle feiten en omstandigheden die tot het wrakingsverzoek hebben geleid opgegeven, te weten, zakelijk weergegeven:
U bent bevooroordeeld.
Op vragen van de politierechter om specifieker te zijn in zijn feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het wrakingsverzoek, heeft verzoeker opgegeven, zakelijk weergegeven:
U bent bevooroordeeld.
De politierechter schorst daarop het onderzoek ter terechtzitting…
1.3.
De politierechter heeft niet berust in de wraking en heeft op 25 mei 2016 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 1 juni 2016 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is [verzoeker] niet verschenen.
De officier van justitie in de strafzaak, mr. De Valk, is ter zitting verschenen.
De politierechter heeft reeds in zijn schriftelijke reactie d.d. 25 mei 2016 laten weten niet aanwezig te zullen zijn bij de behandeling van het verzoek, tenzij de wrakingskamer dat noodzakelijk acht.
1.5.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Gelet op het proces-verbaal van wraking en het (volledige) proces-verbaal van de zitting d.d. 19 mei 2016 heeft verzoeker de politierechter gewraakt en in dat verband aangevoerd dat de politierechter bevooroordeeld is.

3.Het standpunt van de politierechter

3.1.
De politierechter heeft niet in de wraking berust. Hij heeft onder meer het volgende aangevoerd:
Verzoeker legt aan zijn verzoek ten grondslag dat ik als politierechter bevooroordeeld ben.
Ik bestrijd deze stelling van verzoeker en ik constateer dat hij, ook nadat hij daar door mij ter zitting meermalen om is gevraagd ten behoeve van het “proces-verbaal wrakingsverzoek”, geen concrete feiten en omstandigheden aanvoert die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het standpunt dat ik jegens hem een vooringenomenheid koester, dan wel dat de (kennelijk) bij verzoeker op dat punt gerezen twijfel objectief gerechtvaardigd is.
4. Ter zitting is gehoord de officier van justitie mr. De Valk, die onder meer heeft opgemerkt dat het wrakingsverzoek uit het niets kwam, dat het niet werd ondersteund door de raadsvrouw van verzoeker in de hoofdzaak en dat het verzoek door verzoeker ook later niet werd gemotiveerd.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
Een wrakingsverzoek dient gemotiveerd te zijn (art. 513 lid 2 Sv.): de verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of niet onafhankelijk zal zijn. Verzoeker heeft dergelijke feiten en omstandigheden niet gesteld. De enkele opmerking van verzoeker dat hij vindt dat de politierechter bevooroordeeld is, is zonder nadere onderbouwing ontoereikend. Het wrakingsverzoek is door hem niet onderbouwd, niet ter zitting bij de politierechter en niet tijdens de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek. Verzoeker zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard nu het verzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen motiveringseisen.

5.De beslissing

De rechtbank (de wrakingskamer):
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.A. Versteeg, A.E. Zweers en C. Verdoold, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Nijkamp en in het openbaar uitgesproken op
8 juni 2016.