ECLI:NL:RBOVE:2016:2345

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
5026142 WM VERZ 16-82
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van een politieambtenaar tegen een opgelegde sanctie wegens snelheidsovertreding met een politievoertuig

In deze zaak gaat het om een beroep van een politieambtenaar tegen een aan de politie opgelegde sanctie wegens een snelheidsovertreding. Het kenteken van het voertuig was geregistreerd op naam van de politie, en de politieambtenaar was intern geregistreerd als gebruiker van het voertuig. De sanctie van € 39,- plus administratiekosten werd ingehouden op zijn salaris. De overtreding vond plaats op 10 juli 2015 in Enschede, waar de politieambtenaar met 6 km/h de maximumsnelheid overschreed binnen de bebouwde kom. De politieambtenaar betwistte de geldigheid van de sanctie, omdat de flitscamera waarmee de overtreding was vastgesteld, niet volgens de vereiste vierwekelijkse schouw was gecontroleerd.

Tijdens de zitting op 2 juni 2016, waar de kantonrechter mr. F.C. Berg de zaak behandelde, werd de politieambtenaar gehoord, evenals de officier van justitie mr. M. van der Linden. De officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar de kantonrechter oordeelde dat de politieambtenaar voldoende gemachtigd was om het beroep in te dienen. De kantonrechter oordeelde dat de sanctie niet had mogen worden opgelegd, omdat de gedraging onder de vrijstelling viel die is verleend aan politieambtenaren op basis van artikel 147 van de Wegenverkeerswet 1994. De kantonrechter vernietigde zowel de beslissing van de officier van justitie als de opgelegde sanctie.

De uitspraak benadrukt het belang van de vrijstelling voor politieambtenaren en de noodzaak om de regels omtrent de controle van flitscamera's te respecteren. De kantonrechter concludeerde dat de sanctie onterecht was opgelegd en dat de politieambtenaar recht had op terugbetaling van de ingehouden zekerheid.

Uitspraak

proces-verbaal
tevens aantekening mondelinge beslissing Wahv

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - zittingsplaats Enschede
zaaknummer : 5026142 WM VERZ 16-82
CJIB-nummer : [CJIB-nummer]
In de Mulder beroepszaak met het hierboven genoemde zaaknummer heeft

Politie

Te Enschede
Hierna te noemen: betrokkene
Voor deze

[politieambtenaar]

[adres]
[woonplaats]
hierna te noemen: gemachtigde
een beroepschrift ingediend. Op de openbare zitting van 2 juni 2016 heeft mr. F.C. Berg, kantonrechter, [politieambtenaar] en namens de officier van justitie mr M. van der Linden gehoord.
Het volgende is ter zitting voorgevallen, besproken en door de kantonrechter overwogen:
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd van € 39,-- vermeerderd met € 7,-- administratiekosten, ter zake van een bij de Wahv omschreven gedraging die in strijd is met een op het verkeer betrekking hebbend voorschrift, te weten: “Overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, met 6 km/h”, gepleegd op 10 juli 2015 in de gemeente Enschede.
Aan het administratief beroep was ten grondslag gelegd dat de flitscamera waarmee de gedraging is vastgesteld elke vier weken geschouwd moet worden en dat is niet gebeurd. De gedraging is daarmee niet geldig vastgesteld.
De officier van justitie heeft vervolgens om een machtiging gevraagd waaruit blijkt dat [politieambtenaar] als gemachtigde mag optreden voor betrokkene Politie, de kentekenhouder. Daarop is geen reactie ontvangen.
De officier van justitie heeft het beroep vervolgens niet-ontvankelijk verklaard.
In het beroep tegen die beslissing heeft betrokkene zijn eerdere standpunt herhaald.
De officier van justitie heeft de foto’s van de gedraging aan het dossier toegevoegd.
Ter zitting heeft betrokkene desgevraagd meegedeeld dat het een onopvallend busje betreft van de politie in Enschede. Betrokkene is politieambtenaar in de rang van surveillant van politie. Hij stelt dat hij als gebruiker ervan stond geregistreerd. Hij en collega’s mochten het alleen voor werkzaamheden en niet privé gebruiken. Daaraan wordt strikt de hand gehouden. Het wordt ook niet bijvoorbeeld alvast mee naar huis genomen als de volgende dag een vroege dienst met het busje wordt aangevangen. Het busje staat wanneer het niet gebruikt wordt op het parkeerterrein bij het politiebureau. [politieambtenaar] heeft zelf het sterke vermoeden dat hij het busje die dag niet eens bestuurde maar hij kan dat niet achterhalen en evenmin kan hij achterhalen welke collega het busje dan wel bestuurde als hij het inderdaad niet was. Hij geeft desgevraagd aan dat de politie het sanctiebedrag heeft ingehouden op zijn salaris, omdat hij als gebruiker ervan stond geregistreerd. De politie laat het verder aan hem over om tegen de boete op te komen of niet als hij het er niet mee eens is. Een formele machtiging om de politie in deze procedure wordt hem niet verstrekt. Niemand bleek bereid die aan hem af te geven.
De kantonrechter heeft partijen ter zitting gewezen op de Beschikking van 21 januari 2013, RWS-2013/3317 van de minister van Infrastructuur en milieu die deze kantonrechter ook reeds heeft aangehaald in zijn uitspraak van 22 maart 2016, gepubliceerd op www.rechtspraaak.nl onder nummer ECLI:NL:RBOVE:2016:1061.
De officier van justitie heeft zich ter zitting vervolgens aan het oordeel van de kantonrechter gerefereerd.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Het beroep is tijdig ingesteld en betrokkene heeft binnen de bij de Wahv bepaalde termijn zekerheid gesteld, zodat het beroep in die zin ontvankelijk is.
Ten aanzien van de machtiging overweegt de kantonrechter dat uit de stelling dat de sanctie is ingehouden op het salaris van [politieambtenaar] en nu het naar zijn zeggen aan hem werd overgelaten om tegen de sanctie beroep in te stellen of niet, een machtiging zou mogen worden afgeleid. [politieambtenaar] heeft zijn politielegitimatiebewijs ook ter zitting aan de kantonrechter getoond, waardoor de kantonrechter ook waarde toekent aan deze mededelingen net als aan de mededeling dat niemand een machtiging op papier wilde geven. De kantonrechter zal geen verder bewijs verlangen van [politieambtenaar] . Aan deze keuze ligt voornamelijk een streven van de kantonrechter naar een rechtvaardige afloop ten grondslag, omdat de kantonrechter in beginsel van oordeel is dat personen zonder de juiste papieren juist niet lichtvaardig geacht mogen worden een organisatie als de Nationale Politie te vertegenwoordigen.
Nu de kantonrechter de machtiging voldoende gebleken acht, moet het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard worden.
De kantonrechter zal nu het beroep tegen de sanctie zelf beoordelen.
De naar voren gebrachte grond, de vierwekelijkse schouw van de flitscamera die niet heeft plaats gevonden, berust niet op de wet en regelgeving, althans de kantonrechter is niet met zo een verplichting bekend. Volgens het proces-verbaal gaat het om een getest, geijkt en correct gebruikt meetmiddel en dat is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende. Deze grond leidt daarom niet tot gegrondverklaring.
Uit de eerder aangehaalde uitspraak citeert de kantonrechter de volgende overwegingen.
Artikel 147, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 bepaalt namelijk:
“Onze Minister kan, met inachtneming van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie, al dan niet gezamenlijk, van het bepaalde krachtens deze wet vrijstelling verlenen voor het gebruik van de weg ten behoeve van openbare of door Onze Minister daarmee gelijk te stellen diensten.”
In zijn Beschikking van 21 januari 2013, RWS-2013/3317, heeft de minister van Infrastructuur en Milieu, overwegende dat de politie een openbare dienst is als bedoeld in artikel 147 van de Wegenverkeerswet 1994; dat de politie tot taak heeft […] te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen, die deze behoeven; dat, voor zover zij op grond van artikel 91 van het RVV 1990 niet reeds van de bepalingen van het RVV 1990 mogen afwijken, het voor een goede uitvoering van deze taken gewenst is, dat aan de politie vrijstelling wordt verleend van de bepalingen van het RVV 1990; gelet op artikel 147 WVW 1990 besloten:
I in te trekken de beschikking van 20 mei 2010, kenmerk UT2010/2162;
II aan de politie ten behoeve van de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2 onder a tot en met c, van de Politiewet 2012, […] vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het RVV 1990;
III bij gebruikmaking van aan deze vrijstelling ontleende bevoegdheden dient de veiligheid van het verkeer zoveel mogelijk te worden gewaarborgd en dienen de in de brancherichtlijn verkeer politie opgenomen voorschriften te worden nageleefd.
IV bevoegdheden, ontleend aan deze vrijstelling, mogen slechts worden uitgeoefend voor zover dit voor de uitvoering van de opgedragen taak noodzakelijk is.
Deze beschikking was geldig tot zij is ingetrokken door een (voor zover relevant) min of meer gelijkluidende beschikking van de minister van Infrastructuur en Milieu van 18 januari 2016, nummer RWS-2016/2433, geldig tot 1 februari 2021.
In deze aangehaalde zaak stond het kenteken niet op naam van de politie. In de onderhavige zaak is dat wel het geval. Gemachtigde heeft aangevoerd dat hiermee uitsluitend werkzaamheden in de uitoefening van de dienst worden verricht. Deze stelling is aannemelijk, en daarom mag worden aangenomen dat de bestuurder een ambtenaar van politie was zoals bedoeld in de hierboven bedoelde vrijstelling van de bepalingen van de RVV 1990, ook als de bestuurder niet gemachtigde zelf was.
Nu de gedraging onder de vrijstelling viel, had geen sanctie op grond van de Wahv mogen worden opgelegd. De kantonrechter zal het beroep daarom gegrond verklaren en de sanctie vernietigen.

Beslissing:

Verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt deze.
Verklaart het beroep tegen de inleidende sanctie gegrond en vernietigt deze.
Bepaalt dat hetgeen door betrokkene aan zekerheid is gesteld aan betrokkene wordt terugbetaald.
Aldus gegeven te Enschede door mr. F.C. Berg, kantonrechter, en in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan-Turan, griffier, uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2016.
Afschrift toegezonden aan betrokkene en de officier van justitie op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.