Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Politie
[politieambtenaar]
hierna te noemen: gemachtigde
Rechtbank Overijssel
In deze zaak gaat het om een beroep van een politieambtenaar tegen een aan de politie opgelegde sanctie wegens een snelheidsovertreding. Het kenteken van het voertuig was geregistreerd op naam van de politie, en de politieambtenaar was intern geregistreerd als gebruiker van het voertuig. De sanctie van € 39,- plus administratiekosten werd ingehouden op zijn salaris. De overtreding vond plaats op 10 juli 2015 in Enschede, waar de politieambtenaar met 6 km/h de maximumsnelheid overschreed binnen de bebouwde kom. De politieambtenaar betwistte de geldigheid van de sanctie, omdat de flitscamera waarmee de overtreding was vastgesteld, niet volgens de vereiste vierwekelijkse schouw was gecontroleerd.
Tijdens de zitting op 2 juni 2016, waar de kantonrechter mr. F.C. Berg de zaak behandelde, werd de politieambtenaar gehoord, evenals de officier van justitie mr. M. van der Linden. De officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar de kantonrechter oordeelde dat de politieambtenaar voldoende gemachtigd was om het beroep in te dienen. De kantonrechter oordeelde dat de sanctie niet had mogen worden opgelegd, omdat de gedraging onder de vrijstelling viel die is verleend aan politieambtenaren op basis van artikel 147 van de Wegenverkeerswet 1994. De kantonrechter vernietigde zowel de beslissing van de officier van justitie als de opgelegde sanctie.
De uitspraak benadrukt het belang van de vrijstelling voor politieambtenaren en de noodzaak om de regels omtrent de controle van flitscamera's te respecteren. De kantonrechter concludeerde dat de sanctie onterecht was opgelegd en dat de politieambtenaar recht had op terugbetaling van de ingehouden zekerheid.