8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft, zonder enige redelijke aanleiding, zijn toenmalige partner ernstig mishandeld, waardoor zij ernstige en vele verwondingen heeft opgelopen. Door de stelselmatige manier waarop verdachte de feiten pleegde, verwondingen bij haar toebracht en haar op zeer intimiderende en indringende wijze benaderde en dwong om hem goed gezinde verklaringen/bekentenissen af te leggen, bestond er voor haar geen reële mogelijkheid zich daaraan te onttrekken.
De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij eerder ter zake geweldsdelicten is veroordeeld.
Over verdachte is op 2 december 2015 en 3 februari 2016 gerapporteerd door de deskundige drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog en op 17 februari 2016 door de deskundige drs. P. Boksan, psychiater.
Zakelijk weergegeven wordt door de deskundigen het volgende weergegeven en geadviseerd.
De psycholoog in het rapport van 3 februari 2016:
“Huidig onderzoek laat zien, mede op basis van de thans beschikbare informatie, dat de reeds in eerder onderzoek geconstateerde scheefgroei van de persoonlijkheid van betrokkene (de narcistische persoonlijkheidsstoornis) een aard en omvang heeft die nadrukkelijk als kwaadaardig is te bestempelen. Deze maligne persoonlijkheidsproblematiek leidt in combinatie met de zwakbegaafdheid van betrokkene tot de overweging dat betrokkene te aanzien van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar is te achten en dat het recidiverisico zeer groot is. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat betrokkene eerder veroordeeld is voor huiselijk geweld maar dat de huidige, dagenlang aanhoudende geweldsexplosie een ernstige verergering laat zien van het gewelddadige handelen, hetgeen in prognostische zin altijd een ongunstige factor is. Ook het feit dat betrokkene bij (confronterend) doorvragen nauwelijks besef heeft van de ernst van zijn agressieve ontregeling en daar ook haast niet over verontrust is, is uitermate zorgelijk.
Wil het recidiverisico gereduceerd worden dan vereist dit gezien de aard van de problematiek en de beperkingen van betrokkene, een langdurig, intensief, klinisch behandeltraject met een hoge mate van beveiliging.”
De psycholoog adviseert een TBS dwangverpleging nu hij behandeling binnen het kader van bijzondere voorwaarde dan wel binnen het kader van een TBS met voorwaarden, niet haalbaar acht.
De psychiater:
Verdachte is een 25-jarige, verstandelijk beperkte man. Uit dit psychiatrisch onderzoek komen er duidelijke aanwijzingen voor een gemengde persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid naar voren.
Er is sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis, die in het verleden onvoldoende gediagnosticeerd is geweest en door verdachtes ambivalente houding niet behandeld werd. Er is ook sprake van een verstandelijke beperking c.q. zwakbegaafdheid, waardoor verdachte ook cognitief niet in staat is de juiste inschattingen te maken. Er is ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waardoor verdachte impulsief handelt zonder na te denken. Verdachte toont gebrek aan impulscontrole, er is sprake van agressief gedrag. Zijn geweten is lacunair. Hij houdt onvoldoende rekening met anderen en handelt uit zijn eigen primaire behoeftebevrediging. Indien deze behoeftebevrediging uitblijft, reageert verdachte gekrenkt en woedend met als gevolg geweld, vooral in zijn relaties.
Om de kans op het recidief van de zware mishandeling te verminderen, is een opname in een FPK noodzakelijk (later wellicht gevolgd door FPA). Deze behandeling kan het beste plaatsvinden in een forensisch psychiatrische kliniek van een psychiatrische instelling.
Gezien het beperkt inzicht van verdachte en gezien eerdere mislukte behandelingen en onttrekking is het noodzakelijk en haalbaar om deze behandeling aan te bieden in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel en verdachte hiervoor onder toezicht van de reclassering te stellen.
Rapporteur adviseert om verdachte als
verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
Het kader van een voorwaardelijk strafgedeelte is waarschijnlijk te licht. De kans om herhaling van het ten laste gelegde te voorkomen of te beperken wordt groter geacht in geval het TBS kader met voorwaarden aan betrokkene wordt opgelegd.
Rapporteur komt niet uit op advies dwangverpleging, omdat verdachte in staat geacht wordt zich aan de voorwaarden te houden en omdat de recidiefkans matig verhoogd is als de huidige relatie is.
De rapporten van de deskundigen zijn naar het oordeel van de rechtbank grondig onderbouwd, terwijl de conclusies volgen uit de bevindingen van de deskundigen.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Zij maakt die conclusie tot de hare,
mede gelet op wat de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte is gebleken.
Gelet op al het vooroverwogene in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk, nu de veiligheid van anderen dit vereist. De rechtbank zal derhalve, nu ook aan de wettelijke voorwaarden van artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, de maatregel van terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten.
De rechtbank zal daarbij het advies van de psychiater drs. P. Boksan volgen, verdachte als
verminderd toerekeningsvatbaarbeschouwen, en verdachte - naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - een TBS met voorwaarden opleggen.
De rechtbank zal thans niet overgaan tot het opleggen van een TBS met dwangverpleging, mede gelet op het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij het foute van zijn handelen inziet, dat hij inziet dat een klinische behandeling noodzakelijk is om zijn gedrag in positieve zin te kunnen veranderen en hij in dat kader bereid is mee te werken aan alle door de reclassering vermelde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat, gelet op de inhoud van de uitgebrachte rapportages, dat aan die maatregel, op grond van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht, na te melden voorwaarden dienen te worden verbonden.
De rechtbank zal, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.