In deze zaak vordert de besloten vennootschap [A] de opheffing van een conservatoir beslag dat door de besloten vennootschap [B] is gelegd. De vordering is ingesteld in kort geding en betreft een geschil over de huur van rijschotten. [A] heeft in 2015 rijschotten gehuurd van Ko-Mats GmbH, die op haar beurt de rijschotten van [B] had gehuurd. Na betalingsproblemen van Ko-Mats heeft [B] beslag gelegd op de activa van [A]. De voorzieningenrechter heeft op 7 juli 2016 geoordeeld dat [A] niet summierlijk aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van [B] ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [A] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de rijschotten niet zijn afgeleverd door [B]. Bovendien is er geen bewijs dat de schoonmaak- en reparatiekosten niet voor rekening van [A] komen. De vordering van [A] tot opheffing van het beslag is afgewezen, en [A] is veroordeeld in de proceskosten van [B].