ECLI:NL:RBOVE:2016:2882

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
C/08/187709 / KG ZA 16-210
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffen executoriaal beslag en verbieden van verdere executiemaatregelen in kort geding

In deze zaak, die op 14 juli 2016 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde M&R Micro-Imaging B.V. de opheffing van een executoriaal beslag dat door gedaagden was gelegd. Het geschil ontstond begin 2015 over de koop en verkoop van stellingen, waarbij partijen een vaststellingsovereenkomst sloten. Gedaagden hadden een creditnota en specificatie verstrekt, maar M&R betwistte de juistheid hiervan en stelde dat de specificatie niet voldeed aan de wettelijke eisen. M&R vorderde in kort geding de opheffing van het beslag en een verbod op verdere executiemaatregelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van M&R was aangetoond en dat de door gedaagden verstrekte specificatie niet voldeed aan de wettelijke eisen. De voorzieningenrechter besloot het executoriaal beslag op te heffen en gedaagden te veroordelen tot het staken van verdere executiemaatregelen. Tevens werden gedaagden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/187709 / KG ZA 16-210
Vonnis in kort geding van 14 juli 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M&R MICRO-IMAGING B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Kampen,
eiseres,
advocaat mr. J.M.L.C. Huisman-de Jong te Zwolle,
tegen

1.[Gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[Gedaagde 2],
wonende te [plaats 1] ,
3. de vennootschap onder firma
[Gedaagde 3] .,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. A. Holtland te IJsselmuiden.
Partijen zullen hierna M&R en [Gedaagde c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het faxbericht van M&R van 23 juni 2016 met productie 4
  • de brief van [Gedaagde c.s.] van 23 juni 2016 met 2 producties
  • de mondelinge behandeling op 30 juni 2016
  • de pleitnota van M&R.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Begin 2015 is tussen partijen een geschil ontstaan over de koop en verkoop van stellingen. M&R heeft van [Gedaagde c.s.] stellingen gekocht, die ook de oude stellingen van M&R heeft ingenomen. Ter beëindiging van hun geschil in rechte hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, die in een proces-verbaal van 17 juni 2015 (zaaknummer: 3858081 CV EXPL 15-953) is neergelegd en als volgt luidt:
1. [Gedaagde 3] zal de factuur van 14 maart 2014 met kenmerk 2014123 crediteren tot een bedrag van €1400,- inclusief BTW.
2. [Gedaagde 3] zal een specificatie opstellen van de door hem ingenomen stellingen die voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke eisen.
3. Na ontvangst van voormelde creditnota en specificatie zal M&R binnen 14 dagen zorgdragen voor betaling daarvan.
4. Na betaling van genoemde nota verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure van elkaar te vorderen hebben.
(…).
2.2.
Bij brief van 17 november 2015 heeft [Gedaagde c.s.] aan M&R gemelde creditnota en specificatie verstrekt. In deze specificatie staat het volgende vermeld:
Van u ingenomen magazijnstellingen, staanders en liggers en bodemplaten:
10 rijen staanders
48 liggers
36 bodemplaten (deels hout)
De waarde die deze ingenomen stellingen vertegenwoordigen
is door ons in de factuur meegenomen voor een bedrag van€ 7.500,=
2.3.
Bij brief van 22 februari 2016 heeft [Gedaagde c.s.] deze rechtbank verzocht een grosse van het proces-verbaal van 17 juni 2015 te verstrekken, zodat de deurwaarder tot tenuitvoerlegging daarvan kan overgaan. Aan dit verzoek is gevolg gegeven.
2.4.
Op 10 juni 2016 heeft [Gedaagde c.s.] uit kracht van de grosse van gemeld proces-verbaal ten laste van M&R executoriaal derdenbeslag laten leggen onder de publiekrechtelijke rechtspersoon Centraal Bureau voor de Statistiek, gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Gravenhage (hierna: CBS), op alle gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, en die CBS onder zich heeft en/of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding zal of mocht verkrijgen, onder zijn/haar berusting heeft en/of mocht verkrijgen ten behoeve van M&R, zulks ter voldoening van- en om betaling te verkrijgen van de door M&R aan [Gedaagde c.s.] verschuldigde bedragen (hierna: het executoriaal beslag).

3.Het geschil

3.1.
M&R vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
(I) het executoriaal beslag zal opheffen, subsidiair, [Gedaagde c.s.] zal veroordelen dit beslag met onmiddellijke ingang op te heffen, alsmede alle overige beslagen op te heffen of executiemaatregelen te staken die zij heeft gelegd respectievelijk die zij is gestart uit hoofde van het proces-verbaal d.d. 17 juni 2015, dit op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 (zegge: een duizend euro) voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
(II) [Gedaagde c.s.] zal verbieden verdere executiemaatregelen te treffen tot verhaal van haar (nog niet opeisbaar geworden) vordering als genoemd in het proces-verbaal d.d. 17 juni 2015, totdat [Gedaagde c.s.] zelf aan haar verplichtingen op grond van dit proces-verbaal heeft voldaan, althans totdat [Gedaagde c.s.] aan M&R een deugdelijke specificatie heeft verstrekt van de door haar ingenomen stellingen die voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke vereisten;
Primair en subsidiair
(III) een in goede justitie maatregel zal bepalen jegens [Gedaagde c.s.] die recht doet aan de belangen van M&R;
(IV) [Gedaagde c.s.] hoofdelijk zal veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten advocaat van € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over alle kosten vanaf 15 dagen na dit vonnis.
3.2.
[Gedaagde c.s.] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van M&R vloeit voort uit de aard van het gevorderde. [Gedaagde c.s.] heeft dit ook niet betwist.
4.2.
Aan haar vorderingen legt M&R, samengevat, ten grondslag dat de door [Gedaagde c.s.] bij brief van 17 november 2015 verstrekte specificatie niet voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke (fiscale) vereisten als bedoeld in de vaststellingsovereenkomst (zie rechtsoverweging 2.1). Daartoe voert M&R aan dat [Gedaagde c.s.] gemelde specificatie slechts op schattingen heeft gebaseerd. Voorts betoogt M&R dat [Gedaagde c.s.] (via de deurwaarder) haar opdrachtgevers benadert teneinde mogelijk beslag te kunnen leggen, als gevolg waarvan zij reputatieschade lijdt. In dit verband wijst M&R erop dat zij zich bezighoudt met de opslag van vertrouwelijke informatie van onder meer overheidsdiensten waardoor haar reputatie belangrijk is.
4.3.
[Gedaagde c.s.] voert als verweer dat zij niet meer kan achterhalen hoeveel stellingen zij van M&R heeft ingenomen. Volgens [Gedaagde c.s.] is een groot deel niet door haar geteld, omdat het merendeel van de ingenomen stellingen als oud ijzer is afgevoerd naar een opkoper of de sloop. Nu M&R evenmin in staat is om aan te geven welke stellingen en welke hoeveelheid zij bij [Gedaagde c.s.] heeft ingeleverd, betoogt [Gedaagde c.s.] dat de door haar verstrekte specificatie noodzakelijkwijs is gebaseerd op schattingen die evenwel aan de daaraan te stellen wettelijke eisen voldoet.
4.4.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de door [Gedaagde c.s.] verstrekte specificatie de toets der kritiek niet kan doorstaan. [Gedaagde c.s.] heeft deze specificatie niet gebaseerd op haar eigen (inkoop)administratie en/of op basis van door M&R verstrekte gegevens maar op schattingen, die bovendien uitdrukkelijk door M&R worden betwist. Zo heeft M&R gesteld dat het aantal staanders niet met het aantal liggers correspondeert en dat er veel meer staanders zijn ingeruild. [Gedaagde c.s.] heeft dit onvoldoende weersproken. Voorts heeft [Gedaagde c.s.] niet ontkend dat zij ten tijde van de vaststellingsovereenkomst heeft verklaard dat zij in staat is om een deugdelijke specificatie op te maken. Dat [Gedaagde c.s.] – achteraf gezien – niet (meer) in staat is om een specificatie op te stellen
“van de door haar ingenomen stellingen die voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke eisen”, zoals partijen zijn overeengekomen, betekent niet dat [Gedaagde c.s.] kan volstaan met een op schattingen gebaseerde specificatie, waarmee zij aan haar verplichtingen voortvloeiende uit de vaststellingsovereenkomst zou hebben voldaan. Dit leidt ertoe dat de primair gevorderde opheffing van het executoriaal beslag voor toewijzing in aanmerking komt. Nu onbekend is of [Gedaagde c.s.] uit hoofde van de grosse van het proces-verbaal van 17 juni 2015 andere beslagen heeft laten leggen, zal ook hetgeen overigens onder 3.1 onder (I) is gevorderd zekerheidshalve, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd.
4.5.
Uit het voorgaande volgt voorts dat het gevorderde verbod tot het treffen van verdere executiemaatregelen – zie 3.1 onder (II) – eveneens zal worden toegewezen.
4.6.
M&R vordert voorts vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Nu M&R deze kosten op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zal deze vordering worden afgewezen.
4.7.
[Gedaagde c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van M&R worden tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 82,54
  • griffierecht € 619,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.517,54
4.8.
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente zullen eveneens, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het executoriaal beslag,
5.2.
veroordeelt [Gedaagde c.s.] alle overige beslagen op te heffen die zij heeft gelegd of executiemaatregelen te staken die zij heeft gestart uit hoofde van de grosse van het proces-verbaal van 17 juni 2015, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 (zegge: een duizend euro) voor iedere dag dat [Gedaagde c.s.] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 20.000,00,
5.3.
verbiedt [Gedaagde c.s.] verdere executiemaatregelen te treffen tot verhaal van haar vordering als genoemd in het proces-verbaal d.d. 17 juni 2015, totdat [Gedaagde c.s.] zelf aan haar verplichtingen op grond van dit proces-verbaal heeft voldaan,
5.4.
veroordeelt [Gedaagde c.s.] hoofdelijk, des de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van M&R tot op heden begroot op € 1.517,54, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt [Gedaagde c.s.] hoofdelijk, des de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van M&R begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen - onder de voorwaarde dat [Gedaagde c.s.] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden - met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2016. [1]

Voetnoten

1.type: