Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[Gedaagde 1] ,
[Gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- het faxbericht van M&R van 23 juni 2016 met productie 4
- de brief van [Gedaagde c.s.] van 23 juni 2016 met 2 producties
- de mondelinge behandeling op 30 juni 2016
- de pleitnota van M&R.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“van de door haar ingenomen stellingen die voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke eisen”, zoals partijen zijn overeengekomen, betekent niet dat [Gedaagde c.s.] kan volstaan met een op schattingen gebaseerde specificatie, waarmee zij aan haar verplichtingen voortvloeiende uit de vaststellingsovereenkomst zou hebben voldaan. Dit leidt ertoe dat de primair gevorderde opheffing van het executoriaal beslag voor toewijzing in aanmerking komt. Nu onbekend is of [Gedaagde c.s.] uit hoofde van de grosse van het proces-verbaal van 17 juni 2015 andere beslagen heeft laten leggen, zal ook hetgeen overigens onder 3.1 onder (I) is gevorderd zekerheidshalve, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd.
- dagvaarding € 82,54
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat